PVH 12e jaargang – 2005 nr. 1, p. 17-20

Door Ds. G. van Velzen

Om ook, naast het hieraan voorafgaande artikel van Mgr. Eijk, waarin
de katholieke visie op de waarde van het leven verwoord wordt, de visie
vanuit protestant-christelijke hoek te laten horen, heeft de redactie
ds. Van Velzen gevraagd hierover te schrijven.

1. VAN WIE BEN JIJ ER ÉÉN

In mijn geboortedorp Katwijk aan Zee is het bij een ontmoeting op straat
welhaast een standaardvraag; ‘van wie ben jij er één’?’ Op
deze wijze probeert de dorpeling zicht te houden op de lijnen der
geslachten, en op hoe het kind ten opzichte van vader en moeder zijn
of haar weg is gegaan. Het laat zich raden dat het elkaar willen kennen
in een dorp steeds moeilijker wordt; de dorpen worden groter en de
neiging tot individualisering leidt ertoe dat lang niet iedereen het
meer prettig vindt dat aan hem gevraagd wordt; van wie ben jij er één?

Via dit alledaagse voorbeeld komen we terecht bij een kerngedachte
van het bijbelse denken; je bent van God! Hiermee zet de bijbel
in (het scheppingsverhaal in Genesis 1 en 2) en daarmee eindigt
de bijbel (de huidige wereldgeschiedenis is ‘een aanloop’ naar het
Koninkrijk der hemelen waarin God zal zijn ‘alles en in allen’).
De bijbel is met al haar varianten qua vormen van literatuur
(geschiedschrijving, wetten, gebeden, gedichten, brieven etc.)
een indringende oproep aan de mens zich de vraag te stellen;
van wie ben jij er één?
Het laat zich raden dat deze rode draad in de bijbel directe
gevolgen heeft voor het denken over hoe wij met het leven, en
in dit geval in het bijzonder het leven van ons mensen, omgaan.
Misschien is dit zelfs wel de grootste en moeilijkste vraag in ons leven.
Is er een God? En wanneer God er is dan is Hij dus de bron van alle leven.
Zijn idee zit achter wat er is. Geen toevallige ‘oerknal’ in
een ver verleden, maar in ieder geval een gewild scheppingsgebeuren,
los van hoe dit bijvoorbeeld verder ‘biologisch’ allemaal
zijn beslag heeft gekregen. De bijbel daagt de lezer dus uit
zich af te vragen van wie hij is. En de bijbel wil de lezer dan
overtuigen dat hij van God is. Zo zet de bijbel ook in. Alles
wat er is, is door het spreken van God tot stand gekomen.
Het komt uit zijn wil voort. Je bestaat dankzij Hem.
Wanneer je dit kunt beamen dan ontstaat er
vanzelf een begrippenpaar als ‘de waarde van het leven’.
Dat dit één van de moeilijkste gangen in de gedachten
van een mens is, blijkt wel uit het feit dat het zeer regelmatig
voorkomt dat een gelovige, die van harte ’s zondags naar de
kerk ging en godsdienstig wilde leven, toch aan het einde van
het leven verzucht; ‘zou God wel bestaan’? En is deze strijd in
ieder mens ook niet een tweede hoofdlijn in de bijbel; de bijbel
doet verslag van hoe God en mens met elkaar in verhouding staan.
Een heel wonderlijk verhaal hierover is Genesis 22.
God vraagt aan aartsvader Abraham zijn zoon
te offeren. Abraham wordt zo door God geweldig in verlegenheid
gebracht. Kies ik voor mijn lieveling Isaäk, of kies ik voor
de wil van God? En dat terwijl God iets van Abraham vraagt wat
juist in het joodse geloof verboden is; een kinderoffer. Als er iets
heidens is in het Oude Testament dan is het juist het offeren van
een zoon of dochter aan God! Zo daagt God zijn geroepene uit tot
volstrekte gehoorzaamheid, zelfs voorbij ‘het ethisch aanvaardbare’…
De grote Deense filosoof en theoloog Sören Kierkegaard heeft over dit
verhaal een wonderschoon boek geschreven ‘Vrees en Beven’.1
Kierkegaard heeft mede naar aanleiding van Genesis 22 de gedachte
van ‘de sprong’ ontwikkeld. Om godsdienstig te leven is
er ‘een sprong’ nodig; volstrekte overgave aan God. In
Genesis 22 leert God zijn geroepene, uit een ver vreemd land,
te springen; Abraham moet zijn kind offeren… Via deze sprong
komt Abraham thuis; de liefde voor God blijkt zo groot te zijn
dat zijn geloof hem rechtvaardigt; Abraham is van God. In de bijbel
vind je deze gedachte in ultieme vorm wanneer Jezus wordt gekruisigd.
In de Evangeliën wordt er sterk de nadruk op gelegd dat Jezus zich laat
kruisigen, en zo de wil van zijn Vader laat geschieden. Wanneer dit
afschuwelijke lijden zich voltrokken heeft doet de Vader zijn Zoon opstaan.
Hij geeft Hem het eeuwige leven, het Koningschap aan de rechterhand
van God de Vader; de Zoon is Zoon van God. En dan beschrijft de bijbel
het ware leven. De kruisiging is bewijs van Jezus wil; ik ben
van de Vader.2.

WAARDE KRIJG JE . . .

Wanneer er gesproken wordt over zaken als
abortus provocatus en euthanasie,
valt vanzelfsprekend
regelmatig de term ‘de waarde van
het leven’. Als er dan een keuze
gemaakt wordt voor toepassing van abortus
provocatus of actieve euthanasie is het
een logische stap om te zeggen; ik bepaal
de waarde van het leven hetwelk ik meedraag
in mijn lijf of hetwelk ik nu leef. Met
andere woorden, heel veel mensen menen
dat de waarde van het leven een waardering
is die het ‘ik’ er aan geeft.
In de wereld van de bijbel is dat echter
onmogelijk! Trouwens ook wanneer je er
op psychologische of filosofische wijze
naar kijkt. Stelt u zich eens voor: u leeft
op een onbewoond eiland en u hebt dus niemand
om u heen, u hebt ook nooit een ander mens
gekend en ook geen god. Dan kunt u geen
waarde verlenen aan uw leven. Waarde heb
je namelijk niet, waarde krijg je. Dat
is één van de wonderlijke
eigenschappen van het leven; waarde, en
dus ook de waarde van het leven, wordt
je geschonken. De mens is immers een relationeel
wezen, zijn ik, zijn eigenwaarde ontstaat
in de ontmoeting met anderen. Zo wordt
een mens pas mens. Een mens wordt pas een ‘ik’ door
de relatie met ouders, familie, vrienden,
partner etc. Heel bijzonder is in dit geval
de tekst Genesis 1:31: “En God zag
alles wat Hij gemaakt had, en zie, het
was zeer goed..”. Deze zin staat
aan het einde van het gedeelte in het scheppingsverhaal
waar sprake is van de schepping van de
mens. Een mens kan volgens de bijbel dus
niet leven zonder de uitspraak over zijn
bestaan; je bent goed, je bent zeer goed.
Ik denk dan ook dat het eindeloze geknuffel
van ouders met hun pasgeboren kindje ook
zoiets betekent; ik ben blij met jou, ik
vind je mooi, je bent zeer goed. In de
bijbel is God degene die in eerste instantie
de zegen aan het leven geeft. De zegen
is één van de mooiste geschenken
die een mens van God kan krijgen; je bent
goed, ja zeer goed. Zo krijgt de bijbelse
mens zin in het leven. Natuurlijk zijn
er vele andere, wellicht voor ons meer
vanzelfsprekende manieren, om zin in en
aan het leven te krijgen; de knuffel van
een ouder aan een kind, de waardering…van
de medemens, de liefde van een partner
en dergelijke.

En dan horen we de mens steeds vaker
zeggen; ik heb geen zin meer in het leven,
ik ervaar geen waarde meer aan mijn bestaan,
ik zie niet in dat een foetus al mens is.
Wanneer je zoiets zegt zeg je eigenlijk;
ik bepaal de waarde van mijn leven. Maar
kan dat eigenlijk wel, want als je zoiets
zegt heb je toch al alle relaties met de
ander (of dat nou de medemens of God is)
reeds verbroken? Eigenlijk verklaar je
de foetus of de levensmoede mens al dood
voordat hij dood is, en dus eigenlijk nog
leeft! Waarde krijg je, tenzij je jezelf
ziet als volstrekt individu, los van al
het leven om je heen. Maar is dat nog wel
leven?
In de bijbel is het onmogelijk te
denken dat een mens relatie-loos
is. In welke woestijntoestand hij
zich ook bevindt,
altijd is er dan nog de relatie met
God, zelfs als ongeborene:”Ik loof U,
omdat ik gans wonderbaar ben toebereid,
wonderbaar zijn uw werken; mijn ziel weet
dat zeer wel. Mijn gebeente was voor U
niet verholen toen ik in het verborgene
gemaakt werd, gewrocht in de diepten van
het aardrijk; uw ogen zagen mijn vormeloos
begin…”(Psalm 139:14-16a).

3. WAAR IS DE V/VADER?

In de twintigste eeuw heeft de christelijke
theologie zich vooral bezig gehouden
met de Zoon, Jezus Christus. Dat
is heel begrijpelijk, want deze eeuw is toch
vooral gekleurd door twee grote wereldoorlogen
en alle gruweldaden die daarmee gepaard
zijn gegaan, en dan denken we natuurlijk met
name aan de holocaust. De christelijke
theologie moest zich wel afvragen hoe dit
alles heeft kunnen gebeuren in het ‘door en door’
christelijke Europa. Vanzelf gaat de theologie
zich dan richten op Jezus Christus.
Hij is de reden van het ontstaan van het christelijk
geloof, Hij heet toch niet zomaar
Vredevorst. Zo is er gezocht naar
het ware heil, en hoe het toch steeds weer kan
gebeuren dat mensen dat heil verdraaien of
misbruiken.

Aan het einde van die twintigste
eeuw gebeurde er iets binnen de theologie;
de onontkoombare reactie op het christocentrische
denken. Wanneer Christus in het middelpunt
staat zijn de grote thema’s; vergeving,
verzoening, liefde, vrede. Thema’s
waar de wereld naar snakte. Toch
blijken deze grote woorden en waarden
niet genoeg te zijn. Zo kwam er aan het einde
van de vorige eeuw veel aandacht
voor spiritualiteit; voor de ervaring
van God. Achter de woorden
vergeving, verzoening, liefde en
vrede schuilen opdrachten; ik moet
vergeven etc.
Maar hoe kan ik zoiets groots doen?
Daarvoor is meer nodig dan de opdracht
van Christus zelf; er is inspiratie nodig en motivatie.
Zo is het mij dan ook opgevallen
dat er in de jaren tachtig en negentig
vooral boeken over de Vader verschenen in
plaats van over de Zoon. Twee mooie
voorbeelden hiervan zijn het boek
van F.O. van Gennep
met de veelzeggende titel “De terugkeer
van de verloren Vader” (1989)2 en
Henri Nouwens “Eindelijk thuis-gedachten
bij Rembrandts ‘De terugkeer van
de verloren zoon’ (1996).3 In
beide boeken wijzen de auteurs er
op dat een mensenkind pas voluit leven
kan wanneer hij een relatie heeft met
de Vader. Die Vader is immer de bron van je leven,
uit hem kom je voort, die Vader heeft
je ook als eerste liefde bijgebracht. Maar
de Vader is ook meer. De liefhebbende
Vader heeft juist omwille van jou
grenzen aangegeven.
Het leven lijkt het mooist ver weg
van de Vader in de wijde wereld,
maar juist daar loopt de weg dood (de gelijkenis
van de verloren zoon in Lucas 15:11-32).
Met andere woorden, in de theologie
werd ontdekt dan een mens meer nodig heeft dan
liefde en vergeving. Een mens moet
zijn oorsprong kennen en zijn grenzen. Juist daar
speelt de Vader de hoofdrol. Het
zou verleidelijk zijn om deze gedachte
door te trekken naar
de plaats van de vader (en moeder
natuurlijk) in het twintigste eeuwse
gezin. Zijn daar niet ontwikkelingen gaande
geweest die het kind wel tot enkel zelfbewust
individu moesten gaan maken. Er zit
ook een gevaarlijke kant aan de
veridealiseerde zelfontplooiing binnen het gezin.
Het doordenken van de ouderlijke invloeden
binnen het gezin valt echter buiten
de kaders van dit artikel. Wat echter binnen de
theologie duidelijk werd is dat je om mens te zijn een
vader nodig hebt, ook in je laatste dagen.
Zonder bron is er immers ook geen
terugkeer mogelijk.
Opnieuw zien we hier vanuit de bijbelse
theologie lijnen naar de huidige
problematiek van het zogenaamde ‘zelfbeschikkingsrecht’.
Achter dit ‘zelfbeschikkingsrecht’ kon
wel eens een grote eenzaamheid schuilgaan.
En eenzaamheid bevordert niet bepaald
de wil tot leven…

4. ‘DAS GEBOT DER STUNDE’

Kan alles wat hierboven is gezegd ons
helpen om het begrippenpaar ‘de waarde
van het leven’ structuur aan te laten
brengen bij het zoeken naar ruimte
en grenzen bij zaken als bijvoorbeeld
abortus provocatus en euthanasie?
Dat is niet eenvoudig omdat het bij de
‘waarde van het leven’ juist
om het leven gaat. En leven is nu
eenmaal geen ding maar een persoonlijk
gebeuren.
Het eerste wat we kunnen stellen
is dat de bijbel leert om je leven
te zien als voortkomend uit God en terugkerend
naar God. Maar tussen de geboorte
en dood zijn zoveel verschillende situaties mogelijk
dat het niet doenlijk is om bijvoorbeeld
het gebod ‘gij zult niet doden’ altijd
eender te interpreteren. De Duitse
theoloog Dietrich Bonhoeffer (1906-1945)
heeft met name in reactie op het nazisme doordacht
hoe het gebod in de bijbel ethisch
concreet kan worden.4 Voor
Bonhoeffer zelf werd deze
vraag heel dringend toen hij de spanning
ervoer tussen Christus’ opdracht
om volstrekt vredelievend te zijn
en de noodzaak om deel te nemen aan
het verzet in Duitsland. Zo is het begrip ‘das
Gebot der Stunde’ ontstaan; een gebod
moet altijd functioneren in de gegeven
situatie. Heel verhelderend is in
deze het verhaal in Jozua 2 (‘Rachab
de hoer’ zorgde door voluit te liegen
ervoor dat de joodse verspieders
in Jericho in leven bleven, en dat
wordt haar ‘tot gerechtigheid’ gerekend. Later komt
ze zelfs voor in het geslachtsregister
van Jezus). Waar het hier om gaat
is dit, de bijbelse gegevens mogen
niet als een wetboek gebruikt worden. De bijbel
is geen wet-boek maar een leef-boek.
De bijbel laat zien hoe God het leven op aarde
bedoeld heeft; leven voor Gods aangezicht.
Zo heeft de christelijke ethiek altijd gezegd;
wanneer bijvoorbeeld leven van moeder
en ongeboren kind in gevaar is, dan wordt er altijd
gekozen voor het leven van de moeder.
Haar leven is er immers al. Bijbels
gezien is goed leven alleen dan goed leven
wanneer het zich afspeelt in relatie
met de Bron van het leven. Hier zijn denk ik,
ook wanneer men niet gelooft, verdere
concretiseringen mogelijk. Want ook
los van de godsdienst
is hier geprobeerd aan te geven dat
leven alleen ‘in relatie met de ander’ waarde
krijgt. We bevinden ons in de geschiedenis
van de mensheid op een wonderlijk
kruispunt; de mens denkt in zichzelf
de waarde te vinden op grond waarvan hij beslist
wat er met zijn leven gebeurt. De
mens kan dit echter helemaal niet; dit zal
hem hopeloos verward en eenzaam doen
raken, en hem in nood wellicht doen vluchten in de
dood. Het leven is immers per definitie
iets wat je van ‘de v/Vader’ gekregen
hebt. Er zitten zeer grote en gevaarlijke
consequenties aan de gedachte dat
het leven ‘van mij’ is. Voorzover ik het kan overzien
is deze levenshouding uniek in de
geschiedenis van de mensheid. Het
moge dan een noodgedwongen
gevolg zijn van het moment dat de
mens zich los begon te denken van
God (de Verlichting),
toch is het maar zeer de vraag of
de Verlichting dit wel wilde. Het
leven, wil het voluit
geleefd worden, speelt zich noodzakelijkerwijs
in relaties af (zowel intermenselijk
als godsdienstig). Toch neigen vele
mensen ernaar om juist het begin
en het einde van het leven als eenling te beleven.
Dat kan niet, zegt de bijbel. Me
dunkt dat ook het gezonde denken zegt; dat
kan niet.

5. SAMENVATTEND

Wanneer je vanuit bijbels perspectief nadenkt over ‘de waarde van
het leven’ kan het niet anders dan dat je dat dus doet voor
het aangezicht van God. Hij is de bron van alle leven,
hij schenkt er ook waarde aan. In onze cultuur dreigt het te gebeuren
dat de eenling waarde geeft aan het leven. Hier ontstaat een
geweldige spanning. Want is leven dan nog wel leven? De mens heeft
een bron nodig uit welke hij voortkomt, pas dan kan hij ook goed
met leven en dood omgaan. Wat is een kind zonder V/vader en moeder?
Alleen zo komt het leven weer in groter verband te staan, en
kunnen er richtlijnen worden ontwikkeld voor het bepalen van de
waarde van het leven. Het gebod, zo u wilt de wet, wordt dan werkelijk
toepasbaar.

NOTEN

1.Sören Kierkegaard, Vrees en Beven, Baarn 1983.
2. F. O. van Gennep, De terugkeer van de verloren Vader, Baarn 1989.
3. Henri Nouwen, Eindelijk thuis, Gedachten bij Rembrandts ‘De terugkeer
van de verloren zoon, Tielt 1996.
4. Zie Eberhard Bethge, Dietrich Bonhoeffer Eine Biografie, München
1970, p.224 v.v.