11 mei 2022

Naar aanleiding van een rechtszaak over de toepassing van eugenetische abortus die voorligt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), publiceerde het European Centre for Law & Justice (ECLJ) een opiniestuk met bijbehorende petitie. Hieronder vindt u de vertaling. De oorspronkelijke Engelstalige versie vindt u hier. Op deze pagina kunt u ook de petitie ondertekenen waarbij de ondertekenaars de intrinsieke waarde van elk menselijk leven bevestigen, ongeacht de ontwikkelingsstadium.

Het ECLJ is een internationale, niet-gouvernementele organisatie die zich inzet voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten in Europa en wereldwijd en waarvan dr. Grégor Puppinck de directeur-generaal is.

Deze 21e maart, op Wereld Down Syndroom Dag, vraagt een groep voormalige rechters van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, van het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens en van VN-experts aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), samen met het ECLJ, om te erkennen dat eugenetische abortus van kinderen met het Down Syndroom verboden kan worden, en zelfs verboden moet worden uit respect voor de rechten van mensen met een handicap.

Ongekende stap in geschiedenis van Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Deze stap is ongekend in de geschiedenis van het Europees Hof. Het is de eerste keer dat voormalige rechters op deze manier voor het Hof optreden en dat de kwestie van eugenetische abortus op zo’n directe manier aan de orde wordt gesteld. Het moet gezegd dat de kwestie van de eugenetica centraal staat in het debat over abortus in de Verenigde Staten, de Verenigde Naties en nu ook in Europa.

In de Verenigde Staten hebben twaalf staten medisch personeel verboden abortussen uit te voeren wanneer op discriminerende wijze om abortus wordt verzocht wegens de diagnose van het syndroom van Down. Sommige staten verbieden ook abortus op grond van het geslacht of het “ras” van het kind.

Stereotypering van handicaps als onverenigbaar met een goed leven

Toen verklaarde het VN-Comité inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD) – bestaande uit een meerderheid van personen met een handicap – dat “wetten die abortus expliciet toestaan op grond van een handicap in strijd zijn met het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap”, met name omdat dergelijke abortus “noties van stereotypering van handicaps als onverenigbaar met een goed leven bestendigt.” (2018). Als het leven van een persoon met een handicap al vóór de geboorte waardeloos is, waarom zou het daarna dan nog waardevol zijn?

Sinds 2011 heeft dit Comité ten aanzien van Spanje, Oostenrijk en Hongarije al geoordeeld dat foetale handicaps niet onder een specifieke abortusregeling mogen vallen. Het Comité heeft het Verenigd Koninkrijk aanbevolen “zijn abortuswetgeving dienovereenkomstig aan te passen”, waarbij het stelt dat “de rechten van vrouwen op reproductieve en seksuele autonomie moeten worden gerespecteerd zonder selectieve abortus op grond van foetale deficiëntie te legaliseren” (2017). Abortuswetten moeten gelijkelijk van toepassing zijn op ongeboren kinderen, ongeacht hun gezondheidstoestand, maar ook ongeacht hun geslacht, zoals het VN-vrouwenrechtencomité (CEDAW) heeft verklaard. Een voormalige voorzitter van het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap behoort tot de ondertekenaars van de opmerkingen van het ECLJ aan het Europese Hof.

Abortus op grond van handicap is schending menselijke waardigheid

Na de Verenigde Staten en een Comité van de Verenigde Naties oordeelde het Poolse Constitutionele Hof op 22 oktober 2020 dat abortus op grond van de handicap van een kind een schending van de menselijke waardigheid is en daarom moet worden afgeschaft. Deze uitspraak werd door sommige Europese instanties scherp veroordeeld en aan de kaak gesteld.

In Polen, net als in de Verenigde Staten, voeren dezelfde pro-abortuslobby’s daarentegen juist juridische actie om een recht op eugenetische abortus te garanderen, soms zelfs tot aan de geboorte, zoals dit in Frankrijk al het geval is. In de Verenigde Staten heeft dit gelobby ertoe geleid dat de toepassing van deze wetten in sommige staten is opgeschort en in andere staten is gehandhaafd, afhankelijk van de vraag of rechters van mening zijn dat de keuze om wettelijke voorwaarden te stellen voor de toegang tot abortus in overeenstemming is met de Amerikaanse grondwet.

Over deze kwestie zal binnenkort op federaal niveau worden beslist door het Amerikaanse Hooggerechtshof in de zaak Dobbs v. Mississippi. De uitkomst van deze zaak zou de beroemde Roe v. Wade-beslissing uit 1973, die abortus – onvoorwaardelijk tot 24 weken – tot een grondwettelijk recht maakte, op losse schroeven kunnen zetten.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en verbod op eugenetische abortus

Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens behandelen de rechters een zaak (M. L. tegen Polen, nr. 40119/21) die is aangespannen door een vrouw die klaagt dat zij in Polen geen abortus kon laten uitvoeren omdat zij in verwachting was van een kind met het syndroom van Down. Zij vordert een schadevergoeding voor het ongemak dat zij heeft geleden en voor de 1220 euro die zij heeft uitgegeven om naar Nederland te gaan voor een abortus. Afgezien van deze specifieke eis, is de echte vraag of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens lidstaten toestaat eugenetische abortus te verbieden, en meer nog of dit verbod een schending van de mensenrechten inhoudt.

Voorvechters voor het leven van personen met een handicap kunnen zich niet alleen beroepen op het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, maar ook op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waarop het Europees Verdrag is gebaseerd. De opstellers van de Universele Verklaring hebben namelijk geweigerd een uitzondering op de eerbiediging van het recht op leven op te nemen om “het voorkomen van de geboorte van geestelijk gehandicapte kinderen” en van kinderen “geboren uit ouders die aan een geestesziekte lijden” mogelijk te maken. De reden voor deze weigering was de gelijkenis van deze bepaling met de circulaire van 13 september 1934, waarin het naziregime heimelijk abortus toestond bij vrouwen die “erfelijk zieke nakomelingen” zouden kunnen voortbrengen.

Twee cruciale vragen…

Meer in het algemeen werpt deze zaak van eugenetische abortus twee cruciale vragen op.

Ten eerste roept het de belangrijke vraag op naar de aanvaarding van de eugenetica in onze samenleving, die wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van de biotechnologieën. Twee opvattingen over de mens en zijn grondrechten staan tegenover elkaar: zijn de mensenrechten voor of tegen eugenetica? Moeten zij ons ertegen beschermen om onze menselijkheid te bewaren, of moeten zij er juist toegang toe verschaffen in naam van de vooruitgang van de menselijke conditie? Als het onderdrukken van een kind in de baarmoeder, omdat het genetisch onvolmaakt is, een mensenrecht is, wat is dan ons concept van mens-zijn?

Ten tweede is de kwestie van eugenetische, racistische of seksistische abortussen radicaal in tegenspraak met het “recht” op abortus, omdat het de twee grondslagen ervan ondermijnt, namelijk de miskenning van de menselijkheid van de foetus en de waardering van de wil van de vrouw. Rekening houden met het eugenetische, seksistische of racistische karakter van abortus herinnert ons er immers aan dat de foetus menselijke kenmerken heeft – een geslacht, een ras, een gezondheidstoestand – die hij deelt met geboren mensen. De erkenning van deze kenmerken in de foetus is de impliciete erkenning van hun menselijkheid. Evenzo laten eugenetische, seksistische of racistische abortussen zien dat de wil van een vrouw kan worden gedreven door discriminerende bedoelingen, bedoelingen die in het algemeen verboden zijn door de rechten van de mens.

Dus, zodra kritisch gekeken wordt naar de waarde van de wil van de vrouw en rekening wordt gehouden met de menselijkheid van de foetus, wordt de logica van een algemeen recht op abortus aan het wankelen gebracht. Dan komen de tegenstrijdigheden van het “recht” op abortus aan het licht, waaruit men zich slechts kan bevrijden door het te verabsoluteren – zoals de tendens is in West-Europa – of, integendeel, door het te relativeren, zoals de tendens is in de Verenigde Staten en bij de verdedigers van de rechten van de personen met een handicap.

Ten slotte stellen deze gevallen van eugenetische abortus ons vragen over onze eigen menselijkheid