15 september 2021

Naar aanleiding van het controversiële Matić-rapport van de Commissie Rechten van de vrouw en de gendergelijkheid van het Europees Parlement, schreef de heer Johannes de Jong, directeur van Sallux, een opiniestuk. Sallux is de officiële denktank van de European Christian Political Movement (ECPM). Daarbij is hij bijzonder kritisch over de eenzijdige nadruk die in dit rapport wordt gelegd op het zelfbeschikkingsrecht als het gaat over menselijke waardigheid. Zelfbeschikkingsrecht kan immers nooit in de plaats komen van menselijke waardigheid. Een mens kan pas een zinvol bestaan uitbouwen in verbondenheid met de ander en wanneer het recht op leven wordt gegarandeerd. Hieronder vindt u een vertaling van het artikel.

Het controversiële Matić-rapport dat eind juni 2021 in het Europees Parlement werd aangenomen, heeft nog eens duidelijk gemaakt dat er op EU-niveau over kwesties van leven en ethiek wordt gedebatteerd. Het is glashelder dat het Matić-rapport een richting uitgaat die volstrekt ongevoelig is voor nationale bevoegdheden, culturele waarden en fundamentele vrijheden (zoals de gewetensvrijheid).

Het Matić-rapport heeft de verdeeldheid in Europa alleen maar doen toenemen en heeft niet bijgedragen aan een positiever beeld van de EU. Dergelijke rapporten die de diepe overtuigingen van zovelen terzijde schuiven, dragen er niet aan bij dat de EU een plaats wordt waar iedereen het gevoel heeft dat hij er thuishoort. In die zin is dit het tegenovergestelde van wat zou moeten gebeuren om een gemeenschappelijke toekomst van de EU op te bouwen.

Menselijke waardigheid en zelfbeschikking door elkaar gehaald

Het heeft echter geen zin om alles te herhalen wat elders met betrekking tot dit specifieke rapport is verklaard. Er is echter één aspect in de reactie van de ECPM-parlementsleden op dit rapport dat het verdient om hier te worden besproken.

De ECPM-parlementsleden (naast anderen) verklaarden: “De ECPM gelooft in de bescherming van het leven vanaf de conceptie tot aan de natuurlijke dood. Wij onderstrepen de artikelen 1 en 2 van het Handvest van de grondrechten van de EU waarin duidelijk wordt gesteld dat de menselijke waardigheid en het recht op leven de grondslag vormen van al onze rechten en vrijheden. En hoewel wij de gevoeligheid van specifieke situaties respecteren, zijn wij van mening dat het begrip zelfbeschikking niet zomaar in de plaats kan komen van het beginsel van het recht op leven. Een ideologisch gedreven EP-rapport is de verkeerde manier om met dergelijke gevoelige en persoonlijke kwesties om te gaan.”

Het grootste probleem met dit Matić-rapport en soortgelijke rapporten is dat ze zelfbeschikking en menselijke waardigheid door elkaar halen. Dit is de kern van de debatten over abortus en euthanasie zoals die in alle EU-lidstaten en zelfs op EU-niveau worden gevoerd. Hoewel zelfbeschikking een gegeven is dat niet kan worden betwist (anders belanden we in onderdrukking), is het niet hetzelfde als menselijke waardigheid. Integendeel, menselijke waardigheid is de basis voor zelfbeschikking.

Zelfbeschikking alleen mogelijk voor mensen met het vermogen zelfstandig te handelen

Het probleem is dat zelfbeschikking alleen mogelijk is voor mensen die het vermogen hebben om zelfstandig te handelen. Het is mogelijk voor mensen die de mentale en fysieke mogelijkheden hebben om dat te doen. Maar waar houdt zelfbeschikking op en hoe ver gaat zij? Er zijn geen wettelijke of anderszins duidelijke definities op deze vragen. Niemand zal beweren dat een baby in staat is tot zelfbeschikking, dus het is duidelijk dat dit iets is waar ieder mens in groeit. De kwestie van zelfbeschikking wordt moeilijker wanneer mensen een of andere vorm van gebrek hebben, aan Alzheimer lijden of eenvoudigweg zorg nodig hebben vanwege hun hoge leeftijd. De afhankelijkheid van anderen is dan duidelijk en noodzakelijk.

Maar tijdens de pandemie hebben we misschien geleerd dat we allemaal afhankelijk zijn van iemand anders. Niemand is een volledig autonoom wezen. Onze zelfbeschikking is dus nooit absoluut en nooit constant gedurende ons hele leven. Als onze eigenwaarde zou afhangen van onze zelfbeschikking, zou onze waarde als mens stijgen en dalen. We zouden uiteindelijk denken dat de meest waardevolle mensen diegenen zijn tussen (ruwweg) 18 en 68 zonder enige handicap of andere belemmering. Jouw waarde als mens zou dus onmiddellijk dalen als je op je 40ste een auto-ongeluk krijgt en daardoor gehandicapt raakt. We kunnen allemaal zien dat dit een zeer problematische wijze van denken zou zijn en zeer bedreigend voor iedereen die zich in een kwetsbare situatie bevindt. In feite zou iedereen er bang van worden, want we kunnen allemaal in ons leven door iets getroffen worden (zoals we hebben gezien bij de pandemie).

Autonomie is niet bepalend is voor onze waarde

De enige logische conclusie is dat onze eigenwaarde niet gebaseerd kan zijn op onze mate van zelfbeschikking. Daarom kan zelfbeschikking de menselijke waardigheid niet vervangen. Bovendien laat het zien dat de menselijke waardigheid en de menselijke werkelijkheid bestaat in relatie tot anderen en niet autonoom is. Bisschop Desmond Tutu zei het als volgt: “Mijn menselijkheid is gevangen en onlosmakelijk verbonden met de jouwe, want alleen samen kunnen we mens zijn.” Het idee dat mensen autonome wezens zijn, schaadt de notie van onze gedeelde menselijke waardigheid. Als autonome onafhankelijkheid de maatstaf wordt, scheiden we degenen die afhankelijker zijn van degenen die minder afhankelijk zijn en gaan we de laatsten als ‘beter’ beschouwen. Weinig mensen zullen bewust echt die kant op willen gaan.

Wij kunnen echter zien hoe onze economie en samenleving doen alsof de mate van autonomie bepalend is voor onze waarde. De economische en bestuurlijke systemen sturen de boodschap uit dat degenen die ‘sterk en onafhankelijk’ zijn, waardevoller zijn en dat er meer naar hen moet worden geluisterd dan naar degenen die op de een of andere manier afhankelijk zijn. Degenen die ‘sterk en onafhankelijk’ zijn, hebben vaak niet alleen de meeste economische macht maar ook meer invloed op de regering en het beleid neigt ertoe hen sterk te bevoordelen. In een tijdschrift dat ik las, werd het levensverhaal beschreven van iemand die haar hele leven geworsteld had met haar eigen gezondheid en die van haar familie. Ze zei: “Onze samenleving is alleen geschikt voor jonge stedelijke professionals met hoge inkomens”. Deze hele fixatie op autonomie duwt meer en meer mensen naar de rand van de samenleving, zeker in West-Europa. Maar bijvoorbeeld in Nederland zien we de negatieve reactie hierop al. De Nederlandse regering is gevallen over een schandaal waarbij veel mensen met een laag inkomen en van niet-westerse afkomst door de belastingdienst ten onrechte in de armoede werden geduwd. Zij hadden geen schijn van kans om terug te vechten, omdat het hele systeem uitging van een mate van autonomie en zelfbeschikking en zelfwerkzaamheid waartoe zij eenvoudigweg geen toegang hadden. Degenen die zich duidelijk konden uitdrukken en zich een goede advocaat konden veroorloven, kregen een regeling voor precies dezelfde gevallen die anderen in bittere en onrechtvaardige armoede duwden. In dit voorbeeld kunnen we zien dat zodra je ‘autonomie’ als leidend beginsel beschouwt, steeds meer mensen uiteindelijk aan de kant zullen worden geschoven. Degenen die alle voordelen hebben (wat gezondheid en achtergrond betreft) krijgen meer en meer een voorkeursbehandeling en degenen die dat niet hebben worden aan de kant geschoven. Het heeft een cumulatief effect aan beide kanten.

Menselijke waardigheid als gemeenschappelijke basis

De enige manier om die cyclus te doorbreken is terug te keren naar de menselijke waardigheid en het recht op leven zoals dat in het Handvest van de grondrechten van de EU is verwoord als fundament van al onze rechten en vrijheden en van onze samenleving en economie. Anders creëren we een enorme ongelijkheid in onze samenlevingen als ­­­de waarde van het leven afhangt van zelfbeschikking.

Daarom zijn wij tegen abortus en euthanasie zoals die nu in veel landen in Europa worden doorgedrukt en in EP-rapporten zoals het Matić-rapport worden gepropageerd. Menselijke waardigheid en het daaraan verbonden recht op leven kunnen niet zomaar aan het begin en het einde van het leven worden afgeschaft ten gunste van zelfbeschikking. Dat wil niet zeggen dat er geen vragen open blijven en alle situaties beantwoord worden. Maar we moeten het debat over deze gevoelige en persoonlijke kwesties niet benaderen als een botsing tussen zelfbeschikking en menselijke waardigheid. Menselijke waardigheid moet de gemeenschappelijke basis zijn waarop wij deze moeilijke vragen samen trachten te beantwoorden.

Menselijke waardigheid drukt de intrinsieke waarde uit van elk menselijk wezen in elke fase van het bestaan. In het christendom berust dit universele beginsel op de mens als geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God. Dit definieert de mens als een relationeel wezen. Het christelijke begrip van God is trinitair en daarom relationeel, en dit wordt dus weerspiegeld in het menselijk bestaan. De menselijke waardigheid wordt niet ten volle gerealiseerd zolang de waarde van toegewijde relaties niet wordt gewaardeerd en gekoesterd. Dit omvat het waarderen van relaties en het streven naar juiste en rechtvaardige verhoudingen in onze samenleving, internationale betrekkingen en de economie. Daarom is en blijft bezinning over leven en ethiek van essentieel belang voor de toekomst van Europa.

Auteur: Johannes de Jong is directeur Sallux (voormalig Christian Political Foundation for Europe)