In 2003 schreef ik in PVH1 een artikel onder de titel ‘Een orgaandonatie’ waarin ik een overzicht gaf over de gang van zaken bij een orgaandonatieprocedure. Ik sloot het artikel af met de zinnen: “Als de bloedomloop helemaal stopt, wordt de beademing gestaakt. Het is een raar moment, iedereen op de operatiekamer is wat stil, het is voorbij.”

Toen ik kortgeleden weer betrokken was bij een donatieprocedure kwam deze zin over dat rare moment weer bij me boven. De orgaandonatieprocedure blijft toch een vreemd gebeuren: de overleden patiënt komt ogenschijnlijk ‘levend’, weliswaar beademd, maar met roze huidskleur, warm, met een goede bloeddruk, een normale hartfrequentie en een goede zuurstofsaturatie de operatiekamer op, het lijkt een ‘gaaf’ mens. Dan wordt geopereerd, het lichaam wordt geopend om organen uit te nemen, er wordt anesthesie gegeven om de de funktie van de organen zo goed mogelijk te behouden. Op het moment dat organen uitgenomen worden/zijn, stopt plotseling de bloedsomloop en is de overledene ‘stervende’, de kleur verandert onmiddellijk, de bloeddruk valt weg, de saturatiemeter geeft geen waarde meer aan. Het is afgelopen, de taak van de anesthesioloog zit er op.

Vlak voordat ik deze orgaandonatieprocedure meemaakte, las ik het boek ‘De Stoetmeester’ van Etienne van Heerden. Een boek over de confrontatie van verschillende etnische groepen in Zuid-Afrika: nazaten van Boeren en Settlers en de oorspronkelijke Bantoebevolking (in het bijzonder de Xhosa’s) moeten hun weg vinden in een periode van de grote politieke en maatschappelijke veranderingen. De apartheid is teneinde, de vrijheid gloort!? In het boek komt de persoon Ayanda voor, een Xhosa-dokter die in het township-ziekenhuis haar werk doet. Het mooie Zuid-Afrika is een land met grote problemen en veel geweld: schoonheid en wreedheid, gewelddadigheid en hoop zijn met elkaar verweven. In het ziekenhuis in de township sterven vele patiënten, orgaandonatie komt er niet aan de orde.
Over dokter Ayanda schrijft Van Heerden:
“Dikwijls – als de drukte in het ziekenhuis het toelaat – gaat ze een tijdje bij een stervende zitten. De wanhoop die ze voelt wanneer ze in ogen kijkt die langzaam verkillen, is niet minder geworden sinds zij jaren geleden als jong doktertje voor het eerst iemand dood zag gaan”.

Tevergeefs probeer je de nood van het lichaam te lenigen, en je weet dat het niet zomaar een stuk vlees en bloed is dat je in leven wilt houden, maar een onmetelijke wereld van ervaringen, een levensperiode lang zien, horen en voelen, proberen en mislukken – en dat alles sijpelt weg terwijl je er machteloos bij zit, en tenslotte, wanneer je het laken over het gezicht trekt, lijkt het alsof een deel van de wereld zelf is verdwenen, een persoonlijke geschiedenis die net zo belangrijk is – misschien wel belangrijker – dan de geschiedenis die gevormd wordt door oorlogen, aardbevingen en veldslagen.”
Dat komt je op de operatiekamer even voor de geest als je het lichaam van de hersendode/overledene in korte tijd zo ziet sterven. Je zit dan ook –als de drukte het toelaat – een poosje bij een stervende. De laatste tekenen van leven sijpelen weg en je weet dat die wereld van ervaringen, de persoonlijke levensgeschiedenis van de patiënt al enige uren eerder werd afgesloten. Je weet dat de hersendood correct is vastgesteld, netjes volgens alle regels. De patiënt was al overleden, de organen krijgen een goede bestemming, toch blijft het onwezenlijk. Ook als de dood van het lichaam later komt dan het sterven van de mens blijft de dood een echte vijand, een vijand van de mens en ook de dokter heeft er geen vrede mee.

Deze donatieprocedure betrof een – tevoren gezonde -vrouw van 51 jaar die de vorige dag in het ziekenhuis was opgenomen in verband met een plotselinge spraakstoornis en krachtverlies links gepaard gaand met hevige hoofdpijn. Bij presentatie op de spoedeisende hulp elders had de patiënte een EMV-score van E2-M5-V2 , een hypertensie van 240/140 mmHg en een dwangstand van de ogen naar rechts. Op de CT-scan bleek er sprake te zijn van een subarachnoidale bloeding met een parenchymateuze component in de rechter hemisfeer. Het neurologische beeld verslechterde snel, de patiënte werd geïntubeerd en beademd en naar ons ziekenhuis overgebracht. De CT-angio liet een enorme toename van de bloeding zien met een shift naar links, subarachnoidaal bloed en in het hematoom een actieve bloeding.

Met de familie werd gesproken over de infauste prognose en in een tweede gesprek werd de mogelijkheid van orgaandonatie besproken. In de loop van de nacht werd de diagnose hersendood gesteld en volgens het protocol bevestigd (inclusief apneutest en EEG). De volgende dag voerden we de donatieprocedure uit. Twee dagen tevoren was ze nog een gezonde vrouw en nu was ze hersendood en dus overleden. Enkele uren na het vaststellen van de hersendood werden haar organen verwijderd.
Achteraf krijgen we altijd bericht over de implantaties. De organen van deze patiënte gingen naar patiënten die soms al jaren op de wachtlijst stonden. Het hart ging naar een patiënte die meer dan een jaar op de wachtlijst stond in verband met een dilaterende cardiomyopathie. De lever ging naar een patiënt die al 1,5 jaar wachtte i.v.m. een scleroserende cholangitis. De linker nier ging naar een patiënt die al meer dan 4 jaar op de lijst stond, de rechter nier naar een ontvanger die 2,5 jaar wachtte. De longen en de alvleesklier waren om medische redenen niet geschikt voor transplantatie. De hoornvliezen werden ook getransplanteerd.

We zijn ondertussen een paar maanden verder. De transplantatiecoördinator stuurde een brief om verslag te doen. Met de ontvangers van hart, lever, nier en hoornvliezen gaat het goed. Als je dit bericht krijgt, word je weer even stil en denk je weer aan dat rare moment van het wegsijpelende leven.

PS: auteur W.L.H. Smelt is als anesthesioloog verbonden aan de ISALA-klinieken te Zwolle

NOTEN

1. Dr W.L.H. Smelt, Een orgaandonatie, PVH 2003, 2 pp. 61-63