In het Nederlands Dagblad van 17 april 2003 werd bericht over het Britse echtpaar Robert en Jennifer Stokes, dat in een flat in Zürich was overleden na het innemen van een overdosis medicijnen. De man had epilepsie, zijn vrouw diabetes en rugproblemen. De flat was ter beschikking gesteld door Dignitas, een Zwitserse organisatie voor hulp bij zelfdoding. Het gaat hier niet om een uniek geval. In 2002 kwamen alleen al in Zürich 55 buitenlanders om hun leven met hulp te beéindigen.1 De krant citeerde een officier van Justitie, Edwin Luscher, die stelde dat steeds meer mensen uit het buitenland van de diensten van Dignitas gebruik maken. ‘Zwitserland kent blijkbaar de meest liberale regeling op dit terrein. Mensen vanuit heel Europa komen hierheen om dood te gaan.’ Er is dus alle reden om nader in te gaan op de Zwitserse situatie ten aanzien van hulp bij zelfdoding en aanverwante praktijken. Ik zal met name ingaan op de wetgeving die de Zwitserse praktijk juridisch mogelijk maakt.

DE WETGEVING

Een aantal bepalingen is op het eerste gezicht relevant.

Moord en doodslag
Om te beginnen artikel 111 van het Zwitserse wetboek van Strafrecht (Strafgezetzbuch/Code Pénal). Deze bepaling handelt over opzettelijke doding. Degene die deze begaat wordt een straf van tenminste vijf jaar tuchthuis opgelegd. De rechter kan deze straf op grond van artikel 65 overigens nog verlichten. Dit is de algemene strafbepaling inzake levensdelicten, vergelijkbaar met onze strafbepalingen inzake doodslag en moord (artt. 287 en 289 Sr).

EUTHANASIE

Voor de onderhavige materie lijkt belangrijker artikel 114, dat het doden op verzoek verbiedt. Wie op respectabele gronden, namelijk medelijden, een mens op diens ernstige en indringende verzoek doodt, wordt met een gevangenisstraf bedreigd. Het gaat hier om wat in het algemeen actieve euthanasie genoemd wordt. In Zwitserland is nog niet zo lang geleden een politieke discussie gevoerd over het legaliseren van de euthanasie. Nadat in het parlement een voorstel hiertoe was ingediend, stelde de federale regering in 1997 een werkgroep van deskundigen in om deze materie te onderzoeken. De werkgroep kwam met de aanbeveling om de strafbaarheid van euthanasie in beginsel te handhaven. De meerderheid stelde echter voor om de strafbaarheid op te heffen ten aanzien van situaties waarin sprake was van het aanhoudend verzoek van een patiënt bij zijn volle verstand, die lijdt aan een ongeneeslijke, terminale ziekte, terwijl hij een ondraaglijk lijden ondergaat dat niet verlicht kan worden. Het voorstel van de meerderheid van de werkgroep betrof zowel euthanasie verricht door medici als door niet-medici. Een minderheid van de werkgroep was overigens tegen de decriminalisering van euthanasie. De Bondsraad (Bundesrat, Conseil fédéral), de Zwitserse regering, kwam naar aanleiding van het rapport tot het oordeel dat de bestaande regeling op het punt van de actieve euthanasie gehandhaafd diende te blijven. Daarbij werd aangegeven dat deze beslissing na grondige overwegingen tot stand was gekomen, terwijl rekening was gehouden met de christelijke fundamenten van de samenleving.2 De regering was wel van mening dat er op het punt van de passieve euthanasie (het stopzetten van levensverlengende maatregelen) en de indirecte actieve euthanasie (het toedienen van middelen om het lijden te verlichten, die als neveneffect de verkorting van het leven hebben) een regeling zou moeten komen. Beide vormen worden overigens naar huidig Zwitsers recht als legaal gezien. Ook het parlement was in meerderheid tegen een legalisering van de euthanasie. Dat bleek uit de behandeling van een initiatiefvoorstel van het parlementslid Cavelli, tevens oncoloog, om in bepaalde gevallen actieve euthanasie mogelijk te maken. Dit werd in december 2001 met een grote meerderheid (120 tegen 56 stemmen) verworpen.3 Ook binnen de kring van de medische beroepsgroep is de afwijzing van de euthanasie de heersende overtuiging, gelet op de door de Académie Suisse des Sciences Médicales, een soort Zwitserse KNMG, opgestelde medisch-ethische richtlijnen voor de medische begeleiding van patiënten aan het einde van hun leven of van patiënten die aan ernstig hersenletsel lijden.4 Daarin wordt vooropgesteld dat de arts de opdracht heeft om de patiënt in alle gevallen te helpen, zijn lijden te verlichten en zich in te zetten om zijn leven te beschermen (1.1). Daaraan wordt echter toegevoegd dat handelingen die ten doel hebben het leven van de patiënt te beéindigen verboden zijn, zelfs in geval van stervenden en van personen met ernstig hersenletsel (1.4). In de toelichting wordt nog toegevoegd dat dit ook geldt in geval er sprake is van een uitdrukkelijk verzoek van de patiënt.

HULP BIJ ZELFDODING

De strafbepaling inzake de hulp bij zelfdoding geeft ons de juridische verklaring van de Zwitserse praktijk. Reeds in 1918 werd in een officieel commentaar op het ontwerp voor het eerste federale wetboek van strafrecht door de toenmalige federale regering gesteld dat hulp bij zelfdoding uit altruïstische motieven verleend kan worden. Daarom werd in het ontwerp slechts voorzien in de strafbaarheid van degene die door egoïstische motieven gedreven werd bij het verlenen van hulp bij zelfdoding. Dat is neergelegd in artikel 115 van het uiteindelijk in 1937 tot stand gekomen en in 1942 in werking getreden Zwitserse Wetboek van Strafrecht. Deze bepaling luidt als volgt.

‘Verleitung und Beihilfe zum Selbstmord. Wer aus selbstsüchtigen Beweggrunden jemanden zum Selbstmorde verleidet oder ihm dazu Hilfe leistet, wird, wenn der Selbstmord ausgeführt oder versucht wurde, mit Zuchthaus bis zu fünf Jahren oder mit Gefängnis bestraft.’5

Aanzetten tot en hulp bij zelfdoding is met andere woorden strafbaar wanneer dat uit egoïstische motieven gebeurt. Wanneer die egoïstische motieven ontbreken, is er geen sprake is van strafbaarheid. De organisatie Dignitas vermeldt in dat verband dat haar medewerkers hun werk doen zonder daar een vergoeding voor te verkrijgen. Daarom kan er volgens haar geen sprake zijn van egoïstische motieven, zodat hun handelen legaal is.6 De motieven zijn bepalend. Dat betekent ook dat voor straffeloosheid niet vereist is dat de hulp wordt verleend door een arts of een anderszins gekwalificeerde ‘hulpverlener’. Ook geldt niet als vereiste dat de patiënt zich in een terminale fase bevindt. Het voorbeeld dat ik in de inleiding noemde maakt dat reeds duidelijk. Strikt genomen is niet eens vereist dat het om een patiënt gaat. Zoals reeds gebleken is wordt de ‘stervenshulp’ aangeboden door organisaties zoals Dignitas. Daarbij worden aan de betrokkenen middelen verstrekt om in te nemen. Ook komt het nog al eens voor dat een infuus wordt aangelegd door de medewerkers van een ‘stervenshulp’-organisatie, waarbij het dan aan de betrokkene wordt overgelaten om zelf het ‘kraantje’ open te zetten, zodat de dodelijke vloeistof zijn lichaam kan binnenstromen. Op deze wijze komt de hulp bij zelfdoding wel heel dicht bij actieve euthanasie. Het is van belang in dit verband nog eens te verwijzen naar de eerder genoemde richtlijnen van de Académie Suisse des Sciences Médicales uit 1995. Daarin wordt nadrukkelijk vastgelegd (onder punt 2.2) dat hulp bij zelfdoding geen medische handeling is. De arts moet zich daarentegen beijveren om het fysieke en mentale lijden dat bij patiënten tot een suïcidewens kan leiden, te verlichten. In de toelichting wordt erop gewezen dat, hoewel hulp bij zelfdoding uit niet-egoïstische motieven niet strafbaar is, er naast de religieuze en morele bezwaren tegen deze ‘hulpverlening’ ook het risico van misbruik bij een algemene acceptatie van hulp bij zelfdoding door artsen voor de hand ligt. Overigens heeft blijkens een persbericht uit 2002 de Zwitserse artsenorganisatie haar standpunt inmiddels gewijzigd. Thans gaat zij er van uit dat in bepaalde situaties hulp bij zelfdoding tot de taken van een arts kunnen behoren.7

De bestaande wetgeving en de daarop gebaseerde praktijk hebben in december 2001 het parlementslid Vallender ertoe gebracht een voorstel in te dienen om de niet-egoïstische hulp bij zelfdoding enigszins aan banden te leggen. Directe aanleiding was een besluit van de stadsraad van Zürich in 2000 om het sinds 1987 bestaande verbod op het toepassen van hulp bij zelfdoding in gemeentelijke bejaardenhuizen en verpleeghuizen op te heffen. 8 In het voorstel ging het er met name om te bepalen dat artsen of medisch hulppersoneel in het kader van hun taakvervulling niet tot het verlenen van hulp bij zelfdoding zouden mogen overgaan. Personen uit de directe omgeving van degene die hulp bij zelfdoding verzocht zouden ongemoeid gelaten moeten worden. De eventueel in te voeren strafbaarheid van ‘stervenshulp’-organisaties zou onderzocht moeten worden. Dit voorstel werd echter door het parlement met een zeer grote meerderheid van 149 tegen 19 stemmen verworpen.9

AFSLUITENDE OPMERKINGEN

In de schaduw van de discussies in Europa over de legalisering van de euthanasie en de hulp bij zelfdoding blijkt in het hart van Europa al sinds de eerste helft van de vorige eeuw een praktijk te bestaan die het rechtens mogelijk maakt dat mensen met hulp van anderen hun leven beéindigen. Op zichzelf merkwaardig als we ons realiseren dat Zwitserland toch niet bepaald bekend staat als een bij uitstek ‘permissive society’. Misschien dat het individualisme en de sterke nadruk op autonomie in de alpenrepubliek van invloed is. Tijd en ruimte voor een nader onderzoek op dit punt heb ik nog niet gevonden. Merkwaardig is ook de brede parlementaire acceptatie van de hulp bij zelfdoding en de evenzeer brede afwijzing van de actieve euthanasie. De principiële verwijzing van de regering naar de christelijke fundamenten van samenleving komt daarmee ook in een wat merkwaardig licht te staan. Inmiddels is dankzij de moderne communicatiemiddelen het ‘Zwitserse model’ in brede kring bekend en gaan steeds meer buitenlanders naar Zwitserland om aldaar hulp bij zelfdoding te ontvangen. De laatste berichten zijn dat de openbare aanklager in Zürich een onderzoek instelt naar de activiteiten van Dignitas.10

PS: Dr M. de Blois werkt bij de vakgroep rechtstheorie / en vakgroep berichtblad van cyclopedie aan de RU Utrecht

NOTEN

1. International Herald Tribune 5 februari 2003

2. Communiqué du 05.07.2000, Département fédéral de justice et police, http://www.ofj.admin.ch/themen/stgb-sterbehilfe/b2-com-f.htm

3. Zie Georg Bosshard und Walter Bär, Sterbeassistenz und die Rolle des Arztes, Aktuelle Juristische Praxis 4/2002, pp.407-413 op p. 407

4. http://www.ofj.admin.ch/f/index.html

5. Zie hierover ook Günter Heine, Schweiz, in Albin Eser und Hans Georg Koch (Hrsg.), Materialen zu Sterbehilfe. Eine internationale      Dokumentation, Freiburg im Bresigau 1991, pp. 593-649, m.n. p. 594.

6. http://www.dignitas.ch/seite5.htm

7. Die SAMW bekräftigt ihr Nein zu aktiver Sterbehilfe, Schweizerische Ärztezeitung 2002; 83:Nr 1/2 , p.47

8. Zie Georg Bosshard und Walter Bär, a.w., p. 409

9. Zie Georg Bosshard und Walter Bär, a.w., p. 407

10. http://www.cottagehealthsystem.org?HealthNews/reuters/NewsStory0913200232.htm