Samenvatting
Dit artikel gaat na in welke mate het recht om een afwijkende mening te uiten over zwangerschapsafbreking al dan niet strijdig is met de huidige abortuswet en de waarschijnlijke aanpassingen in de nabije toekomst. De vage omschrijvingen van het misdrijf en de mogelijke uiteenlopende interpretaties door de rechter kunnen ervoor zorgen dat het recht op vrije meningsuiting in gedrang kan komen.
Summary
This article examines to what extent the right to express a dissenting opinion about termination of pregnancy may or may not conflict with the current abortion law and the likely adjustments in the near future. The vague descriptions of the crime and the possible divergent interpretations by the courts may jeopardize the right to freedom of expression.
De gedeeltelijke depenalisering van abortus[1] in België in 1990 voorzag niet in een specifieke strafbepaling voor het belemmeren van vrouwen die kozen voor een zwangerschapsafbreking. Bij de hervorming van de abortuswetgeving in 2018 heeft de wetgever wel in straffen voorzien voor personen die een vrouw de toegang tot een zorginstelling beletten. Zij riskeren een veroordeling tot een gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar en een geldboete van honderd tot vijfhonderd euro.[2] Deze bepaling is geïnspireerd door buitenlandse wetgeving die daarmee de pro-life activisten aan de poorten van abortuscentra viseert.[3]
De toelichting bij deze wet heeft het over de bestraffing van een ‘fysieke’ verhindering.[4] Dit misdrijf zou enkel slaan op de fysieke belemmering van de toegang tot de zorginstelling.[5] Wat onder het ‘verhinderen’ precies wordt verstaan, verduidelijkt de wet echter niet, zodat het risico bestaat dat een rechter deze bepaling op een ruime manier interpreteert. Zo zou het aanspreken van de vrouw om haar op andere gedachten te brengen, het geven van een folder met pro-life argumenten of zelfs de gewone aanwezigheid met een protestbord als intimiderend en hinderlijk kunnen worden ervaren. Zelfs het versturen van een eenvoudige e-mail om vrouwen te overtuigen om af te zien van een abortus, zou dan bij een ruime interpretatie onder deze bepaling kunnen vallen.[6]
De Belgische grondwetgever hecht nochtans veel belang aan de vrijheid van meningsuiting[7]. Misbruik van die vrijheid kan worden gesanctioneerd, maar enkel als dit expliciet als een misdrijf wordt omschreven.[8] Ook de vrijheid van de drukpers[9] is, onder andere als reactie op de felle vervolgingen tijdens Nederlandse periode (1815-1830) door Willem I, één van de hoekstenen van de Belgische grondwet.
De invoering van het misdrijf is bovendien merkwaardig, want in ons land zijn geen rechtszaken bekend waarin iemand een zwangere vrouw de toegang tot een ziekenhuis of abortuscentrum belemmerd heeft.[10] Het Strafwetboek en de politiereglementen bevatten immers voldoende bepalingen om dergelijke feiten aan te pakken.[11] Het gaat hier dan ook om een bepaling met een eerder symbolische betekenis die moet benadrukken dat de wetgever met alle middelen het abortusrecht wenst te garanderen.
Wetsvoorstel: abortus als normale medische handeling
In de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers ligt een wetsvoorstel[12] op tafel dat nog veel verdergaande gevolgen heeft dan de hervormde abortuswet uit 2018. Daarbij wordt zwangerschapsafbreking een normale medische handeling, zal de uiterste termijn voor abortus op aanvraag 18 weken bedragen terwijl de medische redenen na die periode worden versoepeld, zouden vrouwen zonder enige straf hun zwangerschap tot aan de geboorte kunnen beëindigen, is er een kortere bedenktijd en is er geen verplichting meer om informatie te geven anticonceptiva of mogelijke alternatieven zoals adoptie of tijdelijke opvang.Er bestaat een grote kans dat deze tekst ook wordt aangenomen: een solide meerderheid van socialisten, liberalen, groenen en klein-links heeft zich al akkoord verklaard.
In het wetsvoorstel is er, naast het bestaande verbod van het fysiek verhinderen van de vrouw tot het betreden van een abortusinstelling, een bijkomende bestraffing voorzien voor diegenen die de toegang tot abortuscentra bemoeilijken door het achterhouden of verspreiden van verkeerde informatie.[13]
Het “addertje in het gras” zit hem in het woord “anderszins”, nadien veranderd in “enigerlei wijze”, omdat dit begrip ook in andere bepalingen van het Strafwetboek voorkomt. Het is aan de rechter om, onder andere aan de hand van een aantal voorbeelden uit de parlementaire toelichting, de concrete toepassing van de bepaling te verzekeren.[14] Betekent dit dat iemand die bijvoorbeeld een folder afgeeft waarin wordt gesproken over de waarde van een ongeboren kind, de start van een mens bij de conceptie of de mogelijke psychologische gevolgen van een zwangerschapsafbreking, zich blootstelt aan strafsancties? Mogen we nog spreken van een ongeboren kind, nu alle verwijzingen naar “een kind in wording” voor zwangerschapsafbrekingen onder de 18 weken zijn verdwenen? De voorbeelden in het wetsvoorstel zijn niet gestaafd door objectieve en wetenschappelijk verantwoorde gegevens.[15]
Belgische Raad van State is kritisch
De Belgische Raad van State is in zijn advies op dit wetsvoorstel[16] kritisch over het artikel over het belemmeren van vrijwillige zwangerschapsafbreking. Uit de parlementaire toelichting[17] bleek dat bijvoorbeeld “overdrijvingen” (zoals: een abortus houdt ernstige gezondheidsrisico’s in) of het tonen van posters met geaborteerde delen van een kind strafbaar kunnen zijn mochten deze actiemiddelen worden ervaren als een onaanvaardbare druk op de vrouw. Ook het verzwijgen van mogelijkheden om toegang te krijgen tot een abortuscentrum kan worden beschouwd als informatie die niet strookt met de waarheid.[18] Zelfs als de partner zich niet akkoord verklaart met de abortus en dit stelselmatig herhaalt, dan zou dit kunnen worden geïnterpreteerd als een strafbare belemmering van de vrouw.[19] Daarom vraagt de Raad op dat punt “enige verheldering” (lees: een duidelijker omschrijving van wat wel en niet mag).[20]
Door de vaagheid van dit artikel, bestaat de mogelijkheid dat een rechter kiest voor een brede interpretatie van de begrippen “fysieke verhindering” en vooral “of enigerlei wijze” zodat het moeilijk zal zijn om een tegengeluid te formuleren met aandacht voor zowel de vrouw in nood als het ongeboren kind. Elke organisatie die enigszins een pro-life visie wilt uitdragen en daarvoor effectief ook wil campagne voeren door bijvoorbeeld aan abortuscentra of in de pers, de eigen website, folders,….informatie te verdelen dat niet strookt met de logica van een mogelijk nieuwe abortuswet, dreigt op heel wat moeilijkheden tegen te stuiten.
De samenleving aanvaardt steeds meer dat er preventieve beperkingen komen op de vrije meningsuiting als een manier om andere rechtsgoederen (in dit geval het recht op zwangerschapsafbreking) te beschermen, wat moeilijk te verzoenen is met onze Grondwet.[21] Vrijheid van meningsuiting, ook in ethische dossiers, is echter van levensbelang voor de werking van onze democratie. Een wetgever die, enkel en alleen omwille van een ideologische agenda, de rechten van het ongeboren kind miskent, dit fundamenteel recht op de vrije meningsuiting wil beperken verdient stevig weerwerk, misschien tot aan het Grondwettelijk Hof en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Voetnoten
[1] Wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, tot wijziging van de artikelen 348, 350, 351 en 352 van het Strafwetboek en tot opheffing van artikel 353 van hetzelfde Wetboek.
[2] Artikel 3, tweede lid van de wet van 15 oktober 2018 betreffende de vrijwillige zwangerschapsafbreking tot wijziging van de artikelen 348, 350, 351 en 352 van het Strafboek en tot opheffing van artikel 353 van hetzelfde Wetboek (1).
[3] Zie bijvoorbeeld de Franse wetgeving: LOI n° 2017-347 du 20 mars 2017 relative à l’extension du délit d’entrave à l’interruption volontaire de grossesse.
[4]Wetsvoorstel betreffende de vrijwillige zwangerschapsafbreking (D. Clarinval, C. Van Cauter, V. Van Peel en E. Van Hoof), Parl.St. Kamer, 2017-18, nr. 54-3216/001, p. 4.
[5] Thierry VANSWEEVELT, Fien DE MEYER en Kristof VAN ASSCHE: “ De abortuswet 2018: over symbolische verbeteringen en openstaande knelpunten”, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 18/19, p. 229.
[6] Fernand KEULENEER, ‘Hoe de nieuwe abortuswet inhakt op ons rechtssysteem’, De Morgen, 12 juli 2018.
[7] Artikel 19 van de Belgische Grondwet.
[8] Dirk VOORHOOF: “Belgisch Publiek Recht”, Die Keure, 2015, p. 580.
[9] Artikel 25 van de Belgische Grondwet.
[10] Thierry VANSWEEVELT, e.a., ‘De nieuwe abortuswet: over symboliek en knelpunten’, De Morgen, 8 november 2018.
[11] Patrick GARRÉ“ De nieuwe abortuswet in België, Een haast volwaardig recht op zwangerschapsafbreking in de eerste twaalf weken”, 2019, Ethische Perspectieven, 29 (1), p.44.
[12] Wetsvoorstel van 30 december 2019 tot wijziging van diverse wetsbepalingen teneinde de voorwaarden om tot een vrijwillige zwangerschapsafbreking over te gaan te versoepelen”, Parl.St. Kamer, 2019-2020, nr. 55-0158/009.
[13] Wetsvoorstel van 13 november 2019 tot versoepeling van de voorwaarden om tot een zwangerschapsafbreking over te gaan – Amendementen, Parl.St. Kamer, 2019-2020, Doc 55/0158/003, p.11.
[14] Verslag van de tweede lezing, Doc 55/0158/006, Parl.St. Kamer, 2019-2020, p.31.
[15] Verslag van de tweede lezing, Doc 55/0158/006, Parl.St. Kamer, 2019-2020, p.30.
[16] Advies 66.881/AV van 24 februari 2020 over een wetsvoorstelling “tot wijziging van diverse wetsbepalingen teneinde de voorwaarden om tot een vrijwillige zwangerschapsafbreking over te gaan te versoepelen”.
[17] Wetsvoorstel van 16 december 2019 tot versoepeling van de voorwaarden om tot een zwangerschapsafbreking over te gaan – Amendement Doc 55/0158/006, Parl.St. Kamer, 2019-2020, p.3.
[18] Verslag van de eerste lezing, Doc 55/0158/004, Parl.St. Kamer, 2019-2020, p.70.
[19] Verslag van de tweede lezing, Doc 55/0158/006, Parl.St. Kamer, 2019-2020, p.29.
[20] Advies 66.881/AV van 24 februari 2020 over een wetsvoorstelling “tot wijziging van diverse wetsbepalingen teneinde de voorwaarden om tot een vrijwillige zwangerschapsafbreking over te gaan te versoepelen”, p. 19.
[21] Dirk VOORHOOF: “Belgisch Publiek Recht”, Die Keure, 2015, p. 613.
De auteur: de heer mr. Patrick Garré is jurist bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid