Dit artikel is een bewerking van de inleiding voor het symposium ‘hoe menswaardig is kloneren’. Georganiseerd door Juristenvereniging Pro Vita en het Nederlands Artsenverbond, 16 december 2004 te Utrecht.

Uitgangspunt van het Nederlands Artsenverbond is de overtuiging, dat de artsen zich bij het verlenen van hun diensten behoren te laten leiden door onvoorwaardelijke eerbied voor het menselijk leven. Dit menselijk leven heeft twee aspecten: het lichamelijke leven en het geestelijke leven. Zie ook Mgr. Dr. W.J. Eijk over Johannes Paulus II al ruim 25 jaar aan het woord over de waarde van het leven (PHV nr. 1, 2005). Deze onderscheiding wil niet zeggen dat er sprake is van een scheiding van lichaam en geest. De mens is object en subject tegelijkertijd of, met andere woorden: de mens is zijn lichaam. De waarde van het lichamelijk leven is in de statuten van het Nederlands artsenverbond verwoord. Daarnaast wordt door Mgr. Dr. W.J. Eijk benadrukt dat de geestelijke dimensie, het geestelijk leven, door God gezien wordt als gedeelde heerschappij en die op te vatten is als een specifieke verantwoordelijkheid voor de natuur (milieu in de ruimste zin, waaronder de aarde.)

Al in 1487 schrijft de 24-jarige Pico della Mirandola (1463-1494) in zijn hoofdwerk Over de menselijke waardigheid de positie van God de creator: “Wij hebben u, o Adam, geen bepaalde woonplaats, geen eigen aangezicht, geen enkele speciale taak gegeven, opdat ge die woonplaats, dat aangezicht en die taak die ge verkiest, verwerven en bezitten zult naar uw eigen wil en wens. Voor alle andere wezens is de natuur vastomlijnd en binnen de door ons voorgeschreven wetten beperkt. Gij zult die voor uzelf bepalen, door geen grenzen belemmerd, naar eigen vrije wil, waaraan ik u heb toevertrouwd. Ik heb u midden in het heelal gezet, opdat ge van daaruit gemakkelijk alles rondom u zien kunt wat er in de wereld is. En we hebben u niet hemels of aards, niet sterfelijk of onsterfelijk gemaakt, opdat ge als een vrij en soeverein kunstenaar uzelf boetseert en modelleert in de vorm die ge verkiest. Het staat u vrij naar het lagere, het dierenrijk te ontaarden; maar ge kunt u ook verheffen naar het hogere, het goddelijke rijk door eigen wilsbeschikking.” Schiller, wiens 200-jarige sterfdag wij in 2005 gedenken, schreef destijds in über Anmut und Würde: “Beherschung der Triebe durch die moralistische Kraft is Geistesfreiheit, und Würde heiszt ihr Ausdruck in der Erscheinung.” “Da die Würde ein ausdruck des Widerstandes ist den der selbständige Geist dem Naturtriebe leistet.” En tot slot “….und alles mit Würde (tun müsse) welches zu verrichten er über seine Menschheit hinaus gehen muss.”

En Gabriel Marcel schrijft in Om de menselijke waardigheid: “En die hoedanigheid (menselijke waardigheid) zal zich duidelijker aan ons voordoen, naarmate wij die meer in verband brengen met het menselijke wezen gezien zijn naaktheid en zwakheid met het weerloze menselijke wezen zoals we dat tegenkomen in het kind, de grijsaard of de arme”. Herkennen we hier niet Luceberts uitspraak: ‘alles van waarde is weerloos’?

Uit bovenstaande uitspraken blijkt de waardigheid van de mens de meest duidelijke omschrijving van het geestelijke leven van de mens. Deze menselijke waardigheid is onvervreemdbaar. De mens is de drager van de menselijke waardigheid, omdat wij mensen uit mensen voortkomen; het is een geestelijk principe en derhalve niet met eigenschappen zoals bewustzijn en rede gelijk te stellen. Kant stelde dat de mens doel in zichzelf is en derhalve mag de mens nooit een middel zijn om een ander doel te bereiken. De menselijke waardigheid is opgenomen in de preambule van de VN-mensenrechten en in het Handvest Europees verdrag tot bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

De menselijke waardigheid heeft in het recht op leven en het recht op zelfbeschikking twee dynamische peilers, maar valt hier niet mee samen. Het gezondheidsbelang evenals het zelfbeschikkingsrecht kunnen niet claimen identiek te zijn met de menselijke waardigheid. Zoals de waarde van het leven als ethisch principe impliciet inhoudt de onvoorwaardelijke eerbied voor het menselijke leven, zo ook de waarde van het geestelijke leven van de mens, de waardigheid van de mens. Beide zijn intrinsiek, beide een waarde vertegenwoordigend, onafhankelijk van de waarde die de mens eraan toekent.

In de rechtssfeer zou het recht op leven en het recht op zelfbeschikking samenkomen in het recht op individualiteit (Anna Yeatman, professor social theory and policy, university Mac Quarie Edmenton Canada.) Dit recht op individualiteit is binnen de rechtssfeer een afdruk van de waardigheid van de mens. Het geestelijke leven van de mens; de waardigheid van de mens is zo essentieel naast de waarde van het leven dat beide aspecten uitgangspunt zouden moeten zijn van het Nederlands Artsenverbond. Het is dan ook al geruime tijd dat het bestuur van het Nederlands Artsenverbond de leden in overweging zou willen geven ‘eerbied voor de menselijke waardigheid’ in de statuten van het Nederlands Artsenverbond op te nemen.

Indachtig de uitspraak van Mgr. Eijk dat kloneren niet in overeenstemming is met de menselijke waardigheid, voelt het bestuur zich hierin gesteund. Ook uit niet-confessionele hoek is daarvoor ondersteuning. Zo vraagt Cliteur zich af in ‘Globalisering van recht en moraal’ uit de bundel ‘Krakend recht en verharde moraal’: “of er een publieke seculiere moraal mogelijk is, die universeel is en niet noodzakelijk confessioneel is. Voor mij is dit mogelijk; deze zal m.i. de menselijke waardigheid als uitgangspunt moeten hebben. Zij is m.i. niet in strijd met een confessionele benadering immers: God schiep de mens naar zijn evenbeeld”. Het bestuur is dan ook van mening dat de arts met de twee ethische principes: eerbied voor het leven en de waardigheid van de mens, twee uitgangspunten heeft om in de geest van Hippocrates de huidige complexe problemen zoals orgaandonatie, kloneren, euthanasie enz. te benaderen.

PS: S. Matthijsen, vice-voorzitter Nederlands Artsenverbond