Op donderdag nam het Europees Parlement een niet-bindende resolutie aan waarmee het zich uitsprak voor een recht op abortus in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
JPV betreurt dit ten zeerste. Het toont een gebrek aan kennis van het internationaal recht en mensenrechten: er is geen internationaal bindend mensenrechteninstrument dat een fundamenteel recht op abortus erkent. Ook bestaat er geen consensus over het bestaan van een recht op abortus binnen de internationale (en Europese) gemeenschap. Het doel van mensenrechten is immers het beschermen van de menselijke waardigheid.
Zo noemt het EU Handvest in het eerste artikel de menselijke waardigheid ‘onschendbaar’ en iets dat ‘geëerbiedigd en beschermd’ moet worden. Ook bepaalt het Handvest dat ‘eenieder’ recht op leven heeft. Abortus als mensenrecht opnemen in nota bene datzelfde document is daarmee in strijd: er is niets waardigs aan het doden van een ander kwetsbaar mens dat zichzelf niet kan verdedigen.
Als een ongeborene deel uitmaakt van de menselijke soort heeft het ook een waardigheid die bescherming verdient. Daardoor kan men in de geest van het mensenrechtenrecht de ongeborene hiervan ook niet volledig uitsluiten. Laat staan een mensenrecht creëren gericht op het doden ervan.
Het EP ging er ook aan voorbij dat het bepalen van de abortusregelgeving toebehoort aan de EU-lidstaten zelf op basis van het subsidiariteitsbeginsel dat in de Verdragen is vastgelegd. Ook is deze juridische soevereiniteit neergelegd in internationale afspraken, te weten de Programme of Action en de Beijing Declaration and Platform for Action.
Of abortus daadwerkelijk in het Handvest wordt opgenomen is afwachten. De lidstaten moeten het hier namelijk unaniem over eens zijn. Dat betekent dus dat alle landen akkoord moeten gaan met het opnemen van een recht op abortus in het Handvest.