Einde van een Liberale dwaling.

INLEIDING

In voorgaand artikel werpt Reinout Woittiez de vraag op of er een aantal liberale agendapunten aan afronding toe zijn. Hij noemt het vrije woord en het vrijwillig levenseinde als thema’s waarbij nog een maatschappelijke en wetgevende slag is te slaan op weg naar de voltooiing van de liberale agenda. Wat betreft veel liberalen is ook de wettig toegestane praktijk van abortus een afgerond agendapunt. In onderstaand artikel betoog ik juist het tegenovergestelde. Een onder liberalen niet of nauwelijks bestaande discussie over de wenselijkheid van abortus zou moeten worden aangewakkerd. De manier waarop het momenteel is toegestaan een zwangerschap af te breken, is strijdig met veel liberale principes, waarvan de belangrijkste is dat ieder individueel mensenleven in zichzelf waardevol is.

Dit artikel is opgebouwd uit een beschrijvend deel en een normatief deel. Eerst nemen we de wettige regeling voor het afbreken van een zwangerschap onder de loep, de feiten rondom de praktijk van abortus en de genoemde redenen voor het afbreken van een zwangerschap. Vervolgens zal vanuit liberaal perspectief betoogd worden waarom de huidige wetgeving voor het afbreken van zwangerschap onwenselijk is.

DE WET

De Wet afbreking zwangerschap van 1 mei 1981 is de geldende wettelijke regeling waarmee abortus wordt toegestaan. Deze wet trad in 1984 in werking. Artikel 2 bepaalt dat alleen artsen in een ziekenhuis of kliniek een zwangerschap mogen afbreken die daarvoor een vergunning van de minister hebben gekregen. Voor de bevoegdheid om een zwangerschap af te breken die al langer duurt dan 13 weken, gelden strengere eisen. Artikel 3 bepaalt dat de vrouw die zich tot een arts wendt met haar voornemen de zwangerschap af te breken een bedenktijd van 5 dagen moet nemen. De arts is niet verplicht de vrouw door te verwijzen naar een ziekenhuis of kliniek waar de abortus kan plaatsvinden; het staat hem vrij zijn medewerking hieraan te weigeren. De vrouw kan dan wel zelf op zoek naar een andere arts en krijgt van de afwijzende arts een schriftelijke verklaring mee waarop vermeld staat wanneer zij zich tot hem of haar had gewend, opdat de bedenktijd niet onnodig wordt verlengd.

Artikel 5 regelt dat er eisen aan de hulpverlening en besluitvorming worden gesteld, zodat iedere beslissing tot het afbreken van een zwangerschap zorgvuldig gebeurt, ‘indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt.’1 Wat onder nood wordt verstaan, wordt in de wet niet gespecificeerd. De eisen aan de hulpverlening en zwangerschap houden bijvoorbeeld in dat de vrouw voorlichting krijgt over andere oplossingen voor haar noodsituatie dan het afbreken van de zwangerschap. Ook moet de arts zich ervan vergewissen dat de vrouw haar verzoek tot abortus vrijwillig doet en ‘na zorgvuldige overweging en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor ongeboren leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren.’2

Artsen die zwangerschappen afbreken moeten hierover rapporteren aan de geneesheer-directeur van de inrichting waar zij werken, op grond van artikel 11. De Inspectie voor de Gezondheidszorg verzamelt deze gegevens (artikel 12) en brengt jaarlijks rapportage van de Wet afbreking zwangerschap uit. Gerapporteerd wordt bijvoorbeeld over het aantal behandelingen die zijn verricht, daarbij opgetreden bijzonderheden, de duur van de zwangerschap, de leeftijd van de vrouw en de redenen die worden opgegeven voor de ingreep.

De laatste paar artikelen van de Wet afbreking zwangerschap bepalen de strafbaarheid van de arts, het ziekenhuis en de kliniek en geneesheer-directeur. Artikel 19, lid 1 bepaalt dat het niet naleven van de wettelijke voorschriften zoals in de Wet afbreking zwangerschap vermeld, als overtredingen (en dus niet als misdrijven) worden beschouwd.

DE JAARRAPPORTAGE VAN DE INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Bij het schrijven van dit artikel was de meest recente jaarrapportage van de Wet afbreking zwangerschap die over het jaar 2013, verschenen in december 2014.3 De rapportage betreft afgebroken zwangerschappen tot 24 weken. Om een idee te krijgen waar het bij de abortuspraktijk om gaat, wordt hier een aantal kerncijfers weergegeven.4

Over het algemeen is de laatste jaren weinig veranderd aan de cijfers rondom zwangerschapsafbreking. Het aantal abortussen is min of meer stabiel te noemen. Wel was in 2013 een sterke daling waar te nemen van het aantal zwangerschapsafbrekingen bij meisjes jonger dan 15 jaar. In 2012 waren dat 142 gevallen, in 2013 87. De helft van de zwangerschapsafbrekingen vindt plaats in de eerste 7 weken van de zwangerschap.

REDENEN VOOR ABORTUSVERZOEK

De Wet afbreking zwangerschap is door een commissie van ZonMw in 2005 geëvalueerd. In het hieruit voortgekomen rapport worden onder meer de opgegeven redenen voor abortusverzoek weergegeven. Het onderzoek is inmiddels al weer 10 jaar oud, maar bij gebrek aan recentere gegevens worden de daar aangehaalde resultaten in dit artikel gebruikt. De evaluatie maakt onderscheid tussen genoemde redenen (dat kunnen per verzoek meerdere redenen zijn) en redenen die als de belangrijkste reden voor het abortusverzoek worden genoemd. Daarnaast onderscheidt de evaluatie de cijfers voor abortusverzoeken in klinieken van abortusverzoeken in ziekenhuizen.5 Het overgrote deel van de zwangerschapsafbrekingen gebeurt in klinieken (in 2013 was dat 91,1%) en een minderheid (8,9%) in ziekenhuizen.6 De in deze alinea genoemde percentages zijn gebaseerd op een steekproef. In klinieken zijn 255 abortusverzoeken onderzocht, in ziekenhuizen 57.

Uit de evaluatie van ZonMw kwam naar voren dat voor minder dan 10% van de abortussen ‘zwangerschap ten gevolge van ongewild seksueel contact’ als een reden voor het verzoek werd aangevoerd. In minder dan 5% van het totaal aantal abortussen werd ‘zwangerschap ten gevolge van ongewild seksueel contact’ als belangrijkste reden genoemd. Uit de studie blijkt dat het gevaar voor de eigen gezondheid als een reden voor abortus werd opgegeven in 10- 12% van de gevallen. Voor ingrepen in klinieken was deze reden in minder dan 5% van de totale gevallen de belangrijkste reden voor het abortusverzoek en in ziekenhuizen in 7,5% van de gevallen. Het risico op gezondheidsproblemen bij de baby werd in ruim 16% van de gevallen als een reden voor het afbreken van de zwangerschap aangedragen. In klinieken geldt dit als belangrijkste reden in 5,6% van de gevallen, in ziekenhuizen in minder dan 5% van de gevallen.

Wat zijn dan de meest genoemde redenen voor een verzoek tot abortus? In het overgrote deel van de afgebroken zwangerschappen geven sociaaleconomische factoren de doorslag. De meest genoemde en belangrijkste reden voor het verzoek tot abortus is ‘financiën’ (genoemd in 46-50% van de gevallen). Op een tweede plek komt ‘geen kinderwens’. In ziekenhuizen komt ‘geen kinderwens’ op een gedeelde eerste plek met ‘financiën’ als het gaat om de belangrijkste reden voor abortus. Als belangrijkste redenen voor het abortusverzoek scoren verder ook hoog: ‘compleet gezin’, ‘geen energie’ en ’te korte relatie’. Meest genoemde redenen (maar niet noodzakelijk ook genoemd als belangrijkste reden) zijn verder: ‘geen goede woonruimte’, ’te jong’, ‘opleiding’ en ‘partner wil zwangerschap niet’.

HOE LIBERAAL IS ABORTUS?

In veruit de meeste gevallen wordt abortus dus uitgevoerd om sociaaleconomische redenen. Niet omdat een vrouw in levensgevaar verkeert als gevolg van haar zwangerschap of omdat de baby geen overlevingskans heeft, maar omdat er een vermeend gebrek aan financiën is, men geen kinderwens heeft, of juist omdat het gezin al compleet wordt bevonden. Gegeven de gevoeligheid van abortus – ‘afbreken van een zwangerschap’ is nu eenmaal het doden van een levend mensenleven – moet deze informatie liberalen aan het denken zetten. Laten we daarom de argumenten voor legalisering van abortus nader bekijken.

Beschikking van de vrouw over haar eigen lichaam
Een belangrijke reden dat liberalen voor de legalisering van abortus zouden zijn, is de gedachte dat een zwangerschap een zaak is van de vrouw zelf. Deze overtuiging klinkt ook door in de wet, waarin de ‘noodsituatie’ als rechtvaardiging voor het afbreken van de zwangerschap geldt, terwijl niet nader omschreven wordt wat onder een noodsituatie mag worden verstaan. Het lijkt liberaal om de vrouw zelf de afweging te laten maken of zij in een noodsituatie verkeert. Individuen verschillen, hun situatie, waarden en normen dus ook. In de praktijk blijkt evenwel, dat wanneer de vrouw vindt dat haar gezin al compleet is, dit als rechtvaardiging geldt om een ander mensenleven af te breken. Een ongemakkelijke waarheid.

Liberalen zouden moeten erkennen dat het bij zwangerschap niet meer alleen om het individu van de vrouw gaat. Per definitie is er sprake van een ander mensenleven op het moment van de conceptie, hoezeer dat leven ook nog afhankelijk is van de zwangere vrouw. Het feit dat er een ander leven in het spel is, bepaalt in liberale zin ook de mate van vrijheid van het individu. Het schadebeginsel van John Stuart Mill is één van de belangrijkste principes van het liberale gedachtengoed geworden. De vrijheid van de één stuit op haar grenzen, daar waar de vrijheid van de ander in het geding komt.
[‘[D]e enige reden waarom men rechtmatig macht kan uitoefenen over enig lid van een beschaafde samenleving, tegen zijn zin, (is) de zorg dat anderen geen schade wordt toegebracht.’, John Stuart Mill, Over Vrijheid, 1859, p.45.]

Het argument dat het bij abortus primair of alleen om de vrouw zelf gaat, die een afweging mag maken of het leven in haar baarmoeder mag volgroeien, is niet houdbaar. Ontegenzeggelijk wordt schade aan een ander mensenleven toegebracht, en wel in de meest extreme mate dat het andere leven tot een einde komt.

De vrijheid van de vrouw wordt ook aangedragen als belangrijk argument voor abortus in het geval de vrouw zwanger is geworden na verkrachting, een uiterst pijnlijke situatie. De vraag die dan echter beantwoord moet worden is: hoe rechtvaardigt het ene kwaad (de misdaad van de verkrachting) het andere kwaad (het beëindigen van een hieraan onschuldig mensenleven)? Voor zover er sprake kan zijn van genoegdoening na het eerste kwaad, zal die gezocht moeten worden in het straffen van de dader en de opvang van vrouw en kind.

Levensvatbaarheid van het kind
De totale afhankelijkheid van het ongeboren kind wijst er voor voorstanders van de abortusregeling op dat toch de vrouw alleen zou mogen beslissen om de zwangerschap af te breken. De schade aan het andere mensenleven wordt als een gerechtvaardigde schade gezien; de autonomie van de vrouw weegt op tegen het recht op leven van het ongeboren kind. We zouden ook kunnen zeggen dat dat recht op leven kennelijk pas gerespecteerd moet worden als het kind zelfstandig ‘levensvatbaar’ is. De wet kunnen we in ieder geval op deze manier uitleggen. Abortus is immers alleen toegestaan tot een bepaald aantal weken zwangerschap. Als de foetus ouder is dan 24 weken, blijkt de wetgever het veel lastiger te vinden om de schade van een afgebroken zwangerschap nog te rechtvaardigen.

Allereerst roept de term ‘levensvatbaar’ de vraag op wat die moet betekenen. ‘Vatbaar’ betekent in het Van Dale woordenboek ‘gauw bevangend wordend door’, of ‘ontvankelijk’. Zo bezien zijn de eicel en zaadcel op het moment dat ze elkaar naderen ‘levensvatbaar’, want ontvankelijk voor nieuw leven. Echter, de reeds bevruchte eicel, het embryo en de foetus zijn al leven (zoals ook ‘geboren’ leven dat is) en niet slechts ‘vatbaar’ daarvoor.

Ten tweede merken we op, dat de autonomie van de vrouw zo hoog wordt gewaardeerd, dat het gebrek daaraan bij het kind het beëindigen van een mensenleven rechtvaardigt. Deze mensvisie is strijdig met het belangrijkste beginsel van het liberale gedachtengoed dat ieder mensenleven in zichzelf waardevol is. De woorden van Immanuel Kant luiden: ‘[…] de mens en in het algemeen elk redelijk wezen bestaat als doel op zichzelf, niet slechts als middel voor willekeurig gebruik door deze of gene wil, maar moet in al zijn handelen, of die nu gericht zijn op zichzelf dan wel op andere redelijke wezens, altijd tegelijk als doel beschouwd worden.’7 Dat liberalen individuele vrijheid afbakenen waar de vrijheid van de ander in het geding komt, is niet los te zien van dit eerste liberale principe dat ieder individu in zichzelf waarde heeft, ongeacht de leeftijd van mensen, de economische opbrengst van hun werk of hun geestelijke of lichamelijke beperking.

Liberalen, die in hun politieke denken uitgaan van het individu [En niet vanuit bijvoorbeeld ‘de gemeenschap’ of ‘Gods wil’.], kunnen niet anders dan erkennen dat nieuw leven (het leven van een nieuw individu) begint bij de conceptie. Dat is een gegeven, onafhankelijk van welke levensbeschouwing of wetenschappelijk inzicht ook.
[Men zou in twijfel kunnen trekken of er bij de conceptie überhaupt sprake is van ‘nieuw’ leven, aangezien het leven voortkomt uit een bestaande (levende) eicel en zaadcel. Liberalen kunnen echter niet om het feit heen dat bij de conceptie een nieuw individueel mensenleven ontstaat. Dat neemt niet weg dat wij allen – als individuen – voortkomen uit onze (voor)ouders en in die zin ook een voortzetting zijn van het leven dat reeds voor onze geboorte bestond.]

Vanaf de conceptie ontwikkelt zich een wezen dat uiteindelijk (waarschijnlijk) zal uitgroeien tot een autonoom en redelijk individu. Zelfs de ontwikkeling in de baarmoeder is al een proces waarop de moeder slechts beperkte invloed heeft; het voltrekt zich in ieder geval geheel los van de wil van de moeder (over autonomie gesproken!). Het kleinste embryo is in zichzelf al waardevol en niet pas na 24 weken, of als het individu als een autonoom wezen kan worden beschouwd.

Zeker, in de liberale mensvisie worden autonomie en redelijkheid hoog gewaardeerd. Liberalen willen dat mensen bemoedigd worden, van kindsaf aan, om op te groeien tot volwassenen die in staat zijn hun eigen leven richting te geven en zij houden mensen, als autonome individuen, verantwoordelijk voor hun handelen. Maar juist omdat in het liberale mensbeeld autonomie en redelijkheid zo’n voorname plaats innemen, erkennen liberalen dat de staat en de samenleving de taak hebben om mensen die bepekt zijn in hun autonomie, hetzij door een aangeboren afwijking of door een gebeurtenis in het leven, tegemoet te komen. Die mensen zijn niet minder waardig. Het voornaamste principe geldt ook voor hen: de mens bestaat nooit enkel slechts als middel, maar tenminste altijd als een doel in zichzelf.

Het kind heeft daarom juist in de liberale mensvisie een bijzondere positie. Liberalen erkennen dat kinderen nog niet volwaardig autonoom zijn en dus ook nog niet verantwoordelijk voor hun eigen leven in dezelfde mate als volwassenen. Daarom kunnen kinderen in uitzonderlijke gevallen door de staat in bescherming genomen worden en uit huis geplaatst worden, geldt een speciaal jeugdstrafrecht en worden kinderen van staatswege gedwongen om onderwijs te volgen. Waarom staan we dan wel toe dat een kinderleven – in de meest kwetsbare fase – overgeleverd is aan de wil van de moeder en de toevallige omstandigheden waarin zij verkeert? Een tweede ongemakkelijke waarheid…

Medische redenen
Tot slot bespreken we het argument dat het afbreken van een zwangerschap tenminste toegestaan moet worden bij medische noodzaak: als het leven van de baby of het leven van de moeder in gevaar is. Een veelgehoord argument.

Allereerst de gezondheid van de baby. Als we de statistieken erop naslaan, dan zien we dat slechts 4,6% van het totaal van 30.601 gevallen van abortus in 2013 volgden op prenatale diagnostiek.8 In de evaluatie van ZonMw werd het risico op gezondheidsproblemen bij de baby in 16,5% (klinieken) en 16,1% (ziekenhuizen) als een reden voor abortus opgegeven. Maar gezondheidsproblemen bij de baby blijken echter slechts in 5,6% van de gevallen in klinieken en in minder dan 5% in ziekenhuizen de belangrijkste reden voor abortus te zijn.

Wat wil dit zeggen? In ieder geval zeggen deze cijfers ons dat abortus om medische redenen van de baby slechts om uitzonderingsgevallen gaat. We mogen ons afvragen of dit kleine percentage uitzonderingen moet gelden als argument voor behoud van de huidige, veel ruimer toepasbare abortusregeling.

Kiezen vrouwen bij wie in de prenatale diagnostiek afwijkingen aan het kind worden geconstateerd massaal voor het afbreken van de zwangerschap? Die vraag is met enkel deze cijfers niet te beantwoorden. Daarvoor hebben we tenminste het aantal gevallen nodig waarin afwijkingen worden geconstateerd, om die te vergelijken met het aantal gevallen waarin de zwangerschap om die reden wordt afgebroken. Overigens zijn deze cijfers niet beschikbaar, omdat vrouwen vrij zijn te kiezen voor prenatale diagnostiek. Het is denkbaar dat vrouwen voor wie een afwijking sowieso geen reden is om de zwangerschap af te breken, zich ook niet laten testen. De enige zinvolle informatie die tot nu toe beschikbaar lijkt, gaat over het aantal geboren kinderen met Downsyndroom. In 2008 was het aantal kinderen dat met het syndroom van Down geboren werd niet afgenomen ten opzichte van 2004, toen de prenatale diagnostiek hiervoor beschikbaar werd.9 Hoewel de cijfers noch recent, noch compleet zijn, kan hieruit de voorzichtige conclusie getrokken worden dat afwijkingen bij het kind niet massaal reden voor abortus zijn, met andere woorden dat van geboorteselectie nog niet op grote schaal sprake is.
[In Denemarken echter worden, sinds in 2004 de zogenoemde ‘combinatietest’ gratis voor iedere vrouw beschikbaar werd gesteld, nauwelijks nog kinderen met het syndroom van Down geboren. Petra Sjouwerman, ‘Denemarken wordt samenleving zonder Down’, Trouw, 18 december 2013. (Online: http://www.trouw.nl/tr/nl/4516/Gezondheid/article/ detail/3564276/2013/12/18/Denemarken-wordt-samenleving- zonder-Down.dhtml. Laatst geraadpleegd op 4 december 2015.) In Nederland wordt de combinatietest alleen gratis aangeboden aan zwangere vrouwen boven de 36 jaar. Als bij de combinatietest een verhoogde kans op Downsyndroom bij de foetus wordt geconstateerd, wordt de Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) aangeboden, een bloedonderzoek dat uitsluitsel geeft over (o.a.) het syndroom van Down.]

In het licht van het hierboven naar voren gebrachte beginsel dat ieder mensenleven in zichzelf waardevol is, mag dit liberalen gerust stellen. Want juist liberalen kunnen moeilijk teruggrijpen op het argument dat een kind ‘geen leven’ zou hebben als het met zekere afwijkingen geboren wordt, om de zwangerschap daarom te beëindigen. Het is begrijpelijk dat liberalen een zo persoonlijke afweging over kwaliteit van leven aan mensen zelf zouden willen overlaten. Maar hoe pijnlijk en lastig ieder individueel geval ook is, het blijft een ander leven waarover wordt geoordeeld – niet (uitsluitend) het leven van de moeder (of vader). In de liberale mensvisie is ieder mensenleven waardevol in zichzelf, ongeacht welke beperking. De consequenties van het breed beschikbaar stellen van prenatale screening moeten dan ook zorgvuldig worden overwogen.
[Er is niets mis mee als een ziekte of aandoening dankzij wetenschappelijk inzicht wordt uitgeroeid, maar wel als dat gebeurt door het afbreken van mensenlevens waarbij zo’n ziekte of aandoening wordt geconstateerd. Ook de sociale effecten voor mensen die leven met de ziekte of aandoening, maar die door prenatale screening steeds zeldzamer kunnen worden, moeten worden overwogen. Als de vraag rijst of de samenleving nog een vangnet moet bieden aan deze mensen, kan voor liberalen slechts het uitgangspunt gelden dat ieder individueel mensenleven in zichzef waardevol is, ongeacht welke beperking.]

Dan de gezondheid van de moeder. Ook hierover valt weinig meer te zeggen dan dat het om uitzonderingsgevallen gaat. Het is onbekend in hoeveel gevallen het onomstotelijk vast staat dat de vrouw in een levensbedreigende situatie verkeert als de zwangerschap wordt afgebroken. Maar de reden ‘gevaar voor eigen gezondheid’ bleek in de evaluatie van ZonMw in minder dan 5% van de gevallen in klinieken en in 7,5% van de gevallen in ziekenhuizen de belangrijkste reden voor het afbreken van de zwangerschap te zijn.

Als de gezondheid van de vrouw op het spel staat, zal (indien mogelijk) de vrouw zelf in overleg met haar dierbaren en arts een afweging moeten maken tussen de overlevingskans van de moeder en die van de baby. Daarover valt weinig in algemene zin te zeggen; het gaat om uitzonderingen en om kansen, niet om zekerheden. Aangezien niet alleen het leven van de baby, maar ook dat van de vrouw op het spel staat, is meer ruimte voor een persoonlijke afweging gerechtvaardigd. Dergelijke situaties vragen dus om een wettelijke regeling waarbinnen ruimte is voor uitzonderingen. Dat kan echter prima binnen een wet waarin abortus met het doel het leven van de vrouw te redden als een strafuitsluitingsgrond (rechtvaardigingsgrond) wordt behandeld, als uitzondering op de algemeen geldende norm dat het doden van een ander leven strafbaar is. De huidige abortuswet, waarin de ‘noodsituatie’ ongedefinieerd is, is daarvoor niet nodig. Ook de gezondheid van de vrouw is dus geen sluitend argument voor de huidige ruim te interpreteren abortuswet.

CONCLUSIE

Feitelijke uitzonderingsgevallen worden vaak aangedragen als belangrijkste rechtvaardiging voor de abortuswet. Tienerzwangerschap, medische noodzaak, zwangerschap na verkrachting: ze vormen het kleinste aandeel van het totaal afgebroken zwangerschappen. Veruit de meeste zwangerschappen worden beëindigd om sociaal-economische redenen. Dat is onwenselijk in het licht van belangrijke liberale beginselen, om te beginnen het beginsel dat ieder individueel mensenleven als doel op zichzelf beschouwd moet worden en dus in zichzelf waardevol is. De individuele vrijheid bakenen liberalen daarom af waar de vrijheid van de ander in het geding is. Bij abortus wordt in de meest extreme mate de vrijheid van het ongeboren kind in het geding gebracht.

Als liberaal maak ik graag een onderscheid tussen abortus om een reden als ‘geen energie’ en abortus als poging om het leven van de moeder te redden. De huidige abortuswet laat een dergelijk onderscheid echter niet toe. Het begrip ‘noodsituatie’ in de wet heeft de weg geopend naar een glijdende schaal, want de noodsituatie is op geen enkele manier omschreven of ingekaderd. Het zou mogelijk moeten kunnen zijn om in uitzonderingssituaties, waarin gekozen moet worden tussen het leven van de vrouw of dat van de baby, individuele afwegingen te maken en de zwangerschap te beëindigen. Dat vereist echter een veel strikter omschreven begrip van ‘noodsituatie’ dan nu het geval is, opdat het recht op leven en de waarde van elk mensenleven, ook dat jonger dan 24 weken, erkend en gerespecteerd wordt.

PS: auteur Charlotte A.M. Lockefeer – Maas is wetenschappelijk medewerker bij de Telders Stichting en eindredacteur van Liberaal Reveil.

Dit artikel met toestemming overgenomen uit Liberaal Reveil

NOTEN

1. Artikel 5, lid 1
2. Artikel 5, lid 2b
3. Inspectie voor de Gezondheidszorg, Jaarrapportage 2013 van de Wet afbreking zwangerschap, Den Haag, 2014
4. Ibidem, p. 7
5. ZonMw, Evaluatie Wet afbreking zwangerschap, Den Haag, 2005, p. 83
6. Inspectie voor de Gezondheidszorg, Jaarrapportage 2013 van de Wet afbreking zwangerschap, p. 7
7. Immanuel Kant, Fundering van de metafysica van de zeden, Amsterdam, 2002 [1785], p. 83. (§428)
8. Inspectie voor de Gezondheidszorg, Jaarrapportage 2013 van de Wet afbreking zwangerschap, p. 7
9. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ ziekten-en-aandoeningen/aangeboren-afwijkingen/downsyndroom/ trend/. Laatst bezocht op 4 december 2015