Wie het huwelijk ziet als een waarde die niemand onthouden mag worden, zal positief antwoorden op de vraag of verstandelijk gehandicapten voor het huwelijk in aanmerking komen. Anders worden zij gediscrimineerd. De actuele kwestie of verstandelijk gehandicapten wel in staat zijn om kinderen op te voeden, roept nieuwe vragen op over wat discriminatie is. En over wat het huwelijk is.

1. GELIJKBERECHTIGING VAN GEHANDICAPTEN

Het streven naar gelijke rechten voor gehandicapten en niet-gehandicapten werd gestimuleerd door de Verenigde Naties. In de jaren ’80 van de vorige eeuw hebben de Verenigde Naties het decennium uitgeroepen van gehandicapte personen. Ofschoon velen van mening waren dat de rechten voor gehandicapten bestreken werden door het gewone recht, kwamen er in 1993 in drie weken tijd ‘Standaardregels betreffende het bieden van gelijke kansen voor gehandicapten’ tot stand. Deze regels waren niet verplichtend voor lidstaten, maar eerder richtlijnen voor beleid. Bij mijn weten is het nog steeds onderwerp van discussie of een apart verdrag voor gehandicapten wenselijk is.

In de terminologie van de Standaardregels kan een ‘stoornis’ (impairment) lichamelijk of geestelijk zijn (door een gebrek of een abnormaliteit). Hierdoor loopt men een ‘beperking’ op (disability) op het vlak van het handelen. Het nadeel dat voortkomt uit een stoornis of beperking is een handicap, die rolverlies met zich meebrengt. De stoornis is dus de aandoening zelf, de beperking is het effect van gemis voor het individu en de handicap is het nadeel dat ontstaat voor zijn sociale functioneren. ‘Rehabilitatie’ is erop gericht een gestoorde persoon een zo optimaal mogelijk niveau te laten bereiken.

Het valt op dat deze classificatie geestelijke en lichamelijke stoornissen samen neemt. Dat is juridisch problematisch, bijvoorbeeld als het gaat om het recht op een huwelijk. Iemand met één nier of één been heeft geen toestemming nodig om te trouwen; iemand met het syndroom van Down die onder curatele staat wel.

Voor het Nederlandse recht zijn er twee belangrijke bepalingen.
Art. 1: 32 BW stelt: ‘Een huwelijk mag niet worden aangegaan, wanneer de geestvermogens van een partij zodanig zijn gestoord, dat deze niet in staat is haar wil te bepalen of de betekenis van haar verklaring te begrijpen.’
Het is vereist dat degene die wil trouwen het geestelijk vermogen bezit om de handeling van het huwelijk vrij en overwogen te kunnen stellen.
Art. 1: 38 BW stelt: ‘Hij die wegens een geestelijke stoornis onder curatele staat, mag geen huwelijk aangaan zonder toestemming van de kantonrechter.’
De geestelijke stoornis betreft niet persé een geestelijke handicap. Het kan ook om drankmisbruik of geldverkwisting gaan (cfr. art 1: 378 lid 1 BW).

Laten we ons concentreren op degene die wegens een geestelijke handicap onder curatele staat. Zo iemand kan met toestemming trouwen. Hoe is het theoretisch mogelijk dat iemand die juridisch onzelfstandig is (een ander draagt de zorg voor hem) toch de juridische daad kan stellen van het huwelijk? Dit probleem wordt opgelost door uit te gaan van gedifferentieerde zelfstandigheid. Iemand is bijvoorbeeld niet zelfstandig genoeg om zijn vermogen te beheren, maar wel om een huwelijk aan te gaan. De kantonrechter kan dit beoordelen. Iets dergelijks doet zich ook voor bij onderbewindstelling. Dan is de betroffen persoon niet meteen juridisch onzelfstandig op alle niveau’s.

2. GEESTELIJKE RIJPHEID

De vraag die de kantonrechter bij zijn afweging moet beantwoorden lichten we even uit de discussie. Hoe vrij en ontwikkeld moet iemand zijn om serieus een relatie aan te kunnen gaan en voor de wet te trouwen?

Dat ligt eraan wat het doel van het huwelijk is. Mensen die trouwen zijn elkaar trouw, bijstand en wederzijdse hulp verschuldigd en als zij kinderen krijgen moeten zij daarvoor zorgen (cfr. art. 1: 81 en 82 BW). De meeste mensen die trouwen, willen ook kinderen. Dat geldt a fortiori voor verstandelijk gehandicapten. Het krijgen van kinderen hoort bij het ideale plaatje dat zij hebben van een gelukkig paar. Kinderen komen evenwel niet uit de lucht vallen. Daarvoor is, onder normale omstandigheden, seksuele gemeenschap nodig.

Als we kijken naar de leeftijdsgrenzen die de Nederlandse wet in acht neemt voor seksueel verkeer, dan lezen we in art. 245 Sr: ‘Hij die met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen pleegt die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met …’

De grens van het zestiende levensjaar gaat niet om vruchtbaarheid (men kan zich al eerder voortplanten), of om het genoegen dat men kan beleven aan gemeenschap (dat is ook eerder denkbaar), maar om de geestelijke rijpheid waarmee mensen hun relatie op kunnen bouwen. Vanuit deze wetsinterpretatie kom ik tot een van mijn bedenkingen tegen het openstellen van het huwelijk voor verstandelijk gehandicapten, die de rijpheid missen van volwassenen. Een volwassene met een lichte handicap is volgens de classificatiestandaard van de Wereldgezondheids-organisatie te vergelijken met een kind van 12 jaar oud.1

Het heeft de voorkeur om verstandelijk gehandicapten te begeleiden bij hun geestelijke ontwikkeling, zodat zij eerst de zelfstandigheid verwerven die nodig is voor het aangaan van een relatie met alles wat daar uit voort kan vloeien. Soms behoort zo’n relatie in alle eerlijkheid niet tot de mogelijkheden, door de ernst van de handicap of het geestelijk isolement waarin een gehandicapte verkeert. Iemand die op dit terrein sporen heeft verdiend is de Canadees Jean Vanier, bekend van de Arkgemeenschap. In de Arkgemeenschappen wordt een familiale sfeer geschapen die de behoeften van gehandicapten naar geborgenheid en liefde vervult en hen helpt bij hun verdere ontwikkeling. Het kunnen omgaan met mensen is volgens Vanier een station dat niet gepasseerd kan worden voordat men zich bindt aan één mens.

Mate van verstandelijke handicap / IQ / Verstandelijke leeftijd

Licht /  50-69 /  Tussen 9 en 12 jaar

Matig /  35-49  / Tussen 6 en 9 jaar

Ernstig /  0-34  / Tussen 3 en 6 jaar

Zeer ernstig /  < 20  /  Onder 3 jaar

3. JURIDISCHE VERANTWOORDELIJKHEID

Er zijn extra argumenten nodig om hen te overtuigen die het huwelijk enkel zien als een symbolische uitdrukking van de intieme gevoelens van twee personen voor elkaar, ongeacht de vraag of zij gehandicapt zijn of niet en of ze kinderen willen of niet. Die argumenten zijn er. De verschuiving binnen de beleving van de huwelijksliefde naar de subjectieve sfeer (de behoeften en wensen van het individu) moet in balans gehouden worden door aandacht voor de zorg die een huwelijk structureel met zich meebrengt. Wie het heeft over zorg, dient inzichtelijk te maken hoe de verantwoordelijkheden liggen voor degene die zorg draagt en voor degene die zorg ontvangt.

Als verstandelijk gehandicapten een huwelijk kunnen aangaan, kunnen zij de regels van een huwelijk ook overtreden. Bijvoorbeeld het verbod op bigamie of het stellen van bepaalde rechtshandelingen zonder voorafgaand overleg met de echtgenoot. Als een geestesgestoorde een delict begaat, hoe gaat het recht daar in het algemeen mee om? In het Wetboek van Strafrecht staat in art. 39 Sr: ’Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend.’

Het niet toerekenen van een strafbaar feit betekent dat de dader niet verantwoordelijk is voor de gestelde daad. Hij wist niet goed wat hij deed. Als bijvoorbeeld een gehandicapte vader of moeder tot bloedens toe een moedervlek van zijn/haar baby tracht te verwijderen, in de mening dat het een vlekje betreft, zal hij of zij niet veroordeeld worden;2 ze wisten niet beter. Het kan ook voorkomen dat mensen weliswaar strafbaar worden verklaard, maar dat er geen strafmaatregel wordt opgelegd.

Wanneer we kijken in het Wetboek van Strafvordering zien we dat kinderen onder de twaalf jaar niet kunnen worden vervolgd voor feiten die zij begaan vóór hun twaalfde levensjaar (art. 486 Sv). Tussen de 12 en 18 is het jeugdstrafrecht van toepassing (Titel VIII A Sr). Vanaf 16 jaar kan de rechter het volwassenenstrafrecht toepassen (cfr. art. 77b Sr), maar als iemand reeds 18 jaar is eventueel ook het jeugdstrafrecht (cfr. art. 77 c Sr). Dat hangt af van de dader, de omstandigheden of de ernst van het delict.

4. JEUGDRECHT

De wet legt indirect een verband aan tussen minderjarigen en geestes gestoorden en wel in Titel IIA over de berechting van verdachten bij wie een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens wordt vermoed. Art. 509a lid 1 Sv zegt: ‘In elken stand der zaak betreffende een verdachte die den leeftijd van achttien jaren bereikt heeft, zal de rechtbank of het gerechtshof, indien vermoed wordt dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen, zulks bij beslissing verklaren.’

Als deze verklaring is gegeven, wijst de rechtbank een advocaat toe (art. 509c Sv) en wordt conform art. 509d Sv een andere procedure gevolgd: die van jeugdige personen. Dat is interessant. De artikelen die worden genoemd stammen alle uit het jeugdrecht (14a, 490,3 493, 495a tot en met 497, 504 en 505 Sv). Bijvoorbeeld de mogelijke schorsing van een bevel tot voorlopige hechtenis of de behandeling van de rechtszaak achter gesloten deuren. De beschermende maatregelen van het jeugdrecht gaan ervan uit dat de jeugdige een andere behandeling vraagt dan een volwassene. Het is niet voor niets dat de wet geregeld spreekt van de leeftijdgrens van 12 jaar of ‘als de minderjarige zijn belangen redelijkerwijs kan inschatten’. Het gaat om de zogenaamde jaren des onderscheids.

Deze jaren bereikt een verstandelijk gehandicapte niet of pas later. Daarom is het problematisch om de leeftijdsgrens in zijn geval zonder onderscheid te hanteren. Ook als het gaat om het huwelijk. Kinderen kunnen niet trouwen. Waarom niet? Zij zijn nog niet volledig verantwoordelijk voor hun gedrag. Die verantwoordelijkheid mag van gehuwden wel verwacht worden. Wat kinderen ook missen is de draagkracht voor de financiële zorg die een huwelijk met zich meebrengt. Mensen die het ontwikkelingsniveau van een kind hebben idem dito, al zijn zij fysiek ouder.

Er zijn nog andere voorbeelden te noemen uit het recht waaruit blijkt dat de gelijke behandeling van verstandelijk gehandicapten en ‘normale’ mensen beperkt is. Mensen met een handicap die onder curatele staan, kunnen bijvoorbeeld geen ouderlijk gezag over kinderen dragen. Nu kun je aanvoeren dat zij daar zelf geen last van hebben en dat ze alleen maar een beetje willen zorgen voor eigen kinderen, maar de meeste ouders weten dat ‘een beetje zorgen’ niet bestaat. Zorg betreft het hele leven van een kind en daarbij kunnen ook gewichtige beslissingen komen kijken waarvoor ouderlijk gezag nodig is.

5. SLOT: VERANTWOORDELIJKHEID EN WELZIJN

Het huwelijk is geen (subjectieve) waarde maar een realiteit, waar rechten en plichten bij horen. Wie een beroep doet op zijn rechten, moet ook kunnen voldoen aan de plichten. Als de wetgever rechten toekent maar onvoldoende let op de capaciteit om de bijkomende plichten te vervullen, wordt er heimelijk verschil gemaakt met andere mensen. Resulteert dat niet in een nieuwe vorm van discriminatie: discriminatie van hen die er recht op hebben dat met hun beperkte capaciteiten rekening gehouden wordt? De juridische hulpconstructies (het curatorschap of het mentoraat) die bedacht zijn voor mensen met een verstandelijke handicap om de algemene eisen die de wet stelt te mitigeren, dringen deze vraag naar de achtergrond maar geven geen afdoende antwoord op die vraag.
Het is geen discriminatie om hen die niet aan de gewone verplichtingen van het huwelijk kunnen voldoen, te weerhouden van het huwelijk. Dat doen we evenzo bij minderjarigen. Het vormt geen bedreiging voor hun welzijn, maar is juist een bescherming van hun welzijn. En daarmee van het algemeen welzijn. Dit alles lijkt een stap terug te zijn in de ‘rehabilitatie’ van mensen met een handicap, maar is eigenlijk de bevestiging van wat er al ingebouwd is aan regels en verwachtingen. Daarop heb ik in het bovenstaande de aandacht willen vestigen. In die zin gaat het niet om een stap terug, maar om een stap naar de feitelijkheid zonder ideologische vooringenomenheid. Een stap naar de waarheid dus. Gelijkberechtiging voor gehandicapten is prima. Gelijkschakeling van gehandicapten met niet-gehandicapten is iets anders.

Voor hen die geïnteresseerd zijn is het mogelijk om een exemplaar van de scriptie “Het huwelijk van verstandelijk gehandicapten. Laat liefde zich dwingen?’ aan te vragen via: fatherharm@home.nl. Daarin wordt ook het thema behandeld van de verhouding tussen politiek en moraal.

PS: auteur H. Schilder, pr. is in september 2005 afgestudeerd als rechtsfilosoof aan de Universiteit van Tilburg en sinds 1998 priester van het bisdom Den Bosch

Voor hen die geïnteresseerd zijn is het mogelijk om een exemplaar van de scriptie “Het huwelijk van verstandelijk gehandicapten. Laat liefde zich dwingen?’ aan te vragen via: fatherharm@home.nl. Daarin wordt ook het thema behandeld van de verhouding tussen politiek en moraal.

NOTEN
1. Bron: World Health Organisation, International statistical classification of diseases and related health problems, Geneva 1993 (10).
2. Cfr. Nederlands Dagblad van 5 juni 2004, ‘Het recht op een kind moet soms worden ontmoedigd’, door M. de Knegt.>
3. Dit zal een drukfout zijn, aangezien art. 490 is vervallen.