27 februari 2023

Dinsdag 6 december ging de Eerste Kamer akkoord met de verstrekking van de abortuspil bij de huisarts. Het is niet de eerste versoepeling van de toegang tot abortus in Nederland. Eerder dit jaar werd de vaste beraadtermijn afgeschaft. In november dienden D66-Kamerleden Sjoerd Sjoerdsma en Wieke Paulusma namelijk een initiatiefmotie in waarmee ze het kabinet opriepen de toegang tot abortus te verheffen tot een mensenrecht. Ze riepen daarbij het kabinet op om met gelijkgestemde landen gezamenlijk te pleiten voor het vastleggen van een recht op abortus in zowel het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU Handvest) als het Internationaal Verdrag voor burgerrechten en politieke rechten. De twee Kamerleden streven zo naar een Europa met abortuszorg, zonder begrenzingen.

Internationale roep om abortus als mensenrecht

Het idee is niet nieuw: begin dit jaar stelde president Macron dit al voor bij de start van het voorzitterschap van Frankijk van de Europese Unie. En later dit jaar nam het Europees Parlement – naar aanleiding van de uitspraak van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten die een einde maakte aan het constitutioneel abortusrecht – een resolutie aan waarin het ook opriep om abortus als mensenrecht op te nemen in het EU Handvest.

Ook vanuit de Verenigde Naties poogt men belemmeringen tot de toegang tot abortus weg te nemen en abortus tot aan het einde van de zwangerschap mogelijk te maken om elke reden. Zo adviseerde het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties (VN) in 2018 dat zwangerschapsafbreking viel onder het recht op leven. En uit de Richtlijnen voor abortuszorg van de WHO die dit jaar verschenen, bleek dat ook deze organisatie streeft naar een onbelemmerde toegang tot abortus.

Een mensenrecht op abortus is een volgende stap in deze ontwikkeling. Maar deze pogingen – en dus ook de initiatiefmotie – tonen een gebrek aan kennis van het internationaal recht en mensenrechten, en is vanuit menselijk perspectief betreurenswaardig.

Strijd met doel mensenrechten: beschermen van menselijke waardigheid

Het doel van mensenrechten is tenslotte het beschermen van de menselijke waardigheid. Zo noemt het EU Handvest in het eerste artikel de menselijke waardigheid “onschendbaar” en iets dat “geëerbiedigd en beschermd” moet worden. Ook bepaalt het Handvest dat “eenieder” recht op leven heeft. Abortus als mensenrecht opnemen in nota bene datzelfde document, is daarmee in strijd: er is niets waardigs aan het doden van een ander kwetsbaar mens dat zichzelf niet kan verdedigen.

En dan kunnen we wel naar onze ongeboren medemens verwijzen met benamingen als ‘foetus’, ‘klompje cellen’ of zelfs ‘parasiet’ – benamen die in wezen de ongeborene ontmenselijkt – maar dat doet niets af aan de wetenschappelijke realiteit: het is menselijk leven. En als een ongeborene deel uitmaakt van de menselijke soort heeft het ook een waardigheid die bescherming verdient. Daardoor kan men in de geest van het mensenrechtenrecht de ongeborene hiervan ook niet volledig uitsluiten. Laat staan een mensenrecht creëren gericht op het doden ervan.

Ongeborene kent vindt beschermwaardigheid in internationaal en Europees recht

Deze erkenning van de menselijkheid en de beschermwaardigheid van de ongeborene is ook terug te vinden in het internationaal en Europees recht. Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt bijvoorbeeld dat de doodstraf niet mag worden uitgevoerd op zwangere vrouwen, juist vanuit humanitaire overwegingen en met oog voor het belang van het ongeboren kind. Ook het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Oviedo Biogeneeskundeverdrag erkennen de menselijkheid van de ongeborene. Verder bieden de Verdragen van Genève een bijzondere bescherming aan zwangere vrouwen en oordeelde het Europees Hof voor de rechten van de Mens dat de embryo en foetus behoren tot het menselijk ras en ze bescherming verdienen uit naam van de menselijke waardigheid. Ook erkende het Hof van Justitie van de Europese Unie de menselijkheid en de waardigheid van de ongeborene vanaf het moment van conceptie.

Geen consensus in internationale gemeenschap

Maar de Kamerleden Sjoerdsma en Paulusma gaan met hun motie ook volledig voorbij aan het feit dat er binnen de internationale gemeenschap geen consensus is over het bestaan van een recht op abortus. Dit blijkt onder meer uit de Geneva Consensus Declaration die inmiddels door 36 landen is ondertekend. De ondertekenaars verklaren vóór vrouwenrechten te zijn, maar bevestigen dat er geen internationaal recht op abortus bestaat. En onlangs stemde zelfs het normaal gesproken pro abortus gestemde Frankrijk tegen een constitutioneel recht op abortus. Ook negeert de motie het feit dat landen zelf hun abortuswetgeving mogen bepalen. Die afspraak staat in twee belangrijke documenten voor vrouwenrechten, de Programme of Action en de Beijing Declaration and Platform for Action. De indieners van de motie verwijzen ook naar de VN-verdragsorganen die een relatie zien tussen abortus en mensenrechten. Maar deze vermeende relatie is slechts een interpretatie. Daarbij ontberen deze organen juridische bindende kracht. Landen zijn dus niet gehouden om de uitingen van de verdragsorganen te volgen.

Tot slot: abortus is geen louter juridisch vraagstuk. Het is vooral een ethisch en menselijk vraagstuk dat zowel de vrouw als het kind raakt. En of we de ongeborene een persoon noemen of niet, of rechten toekennen of niet, we mogen de wetenschap niet negeren dat het altijd gaat om een mens met waardigheid. En vanuit dat uitgangspunt dienen we het (internationaal) recht toe te passen.

Dit artikel verscheen eerder als opiniestuk in het ND.