Naar aanleiding van een rapport over de uitbreiding van de abortustermijn (met ook de afschaffing van de bedenktijd en het wegvallen van het vermelden van alternatieven), werd onderstaand opiniestuk gepubliceerd in het tijdschrift voor Belgische huisartsen, “de Artsenkrant” op 20 april 2023.  Patrick Garré is kritisch over de voorstellen van het Wetenschappelijk Comité tot hervorming van de Belgische abortuswetgeving.   

Inleiding

In oktober 2021 hebben de fractieleiders van de meerderheidspartijen van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (het equivalent van de Nederlandse Tweede Kamer) een studie en evaluatie gevraagd aan de Belgische universiteiten over de praktijk en de wetgeving van de vrijwillige zwangerschapsafbreking. Daarvoor werd een wetenschappelijk comité opgericht dat in april van dit jaar haar aanbevelingen en conclusies publiceerde.[1]

De opstellers van de Belgische abortuswetgeving uit 1990 zochten een evenwicht tussen de bescherming van het ongeboren leven en de nood waarin een vrouw zich kan bevinden. Enkel als er sprake was van een noodsituatie, kon de zwangerschap worden afgebroken. De beschermwaardigheid werd ook groter naarmate de zwangerschap vordert: na 12 weken is een abortus enkel mogelijk om medische redenen. In 2018 was er een eerste aanpassing, met onder andere het schrappen van de voorwaarde van de noodsituatie, de bestraffing van het verhinderen van een vrouw tot een zorginstelling, de verplichting van de arts die niet aan deze ingreep wil meewerken om door te verwijzen en het afschaffen van de bedenktermijn in geval van een dringende medische reden.[2]

Het onderstaande opiniestuk verscheen in de Artsenkrant (20 april 2023), een Belgisch weekblad voor huisartsen dat uitgegeven wordt door Roularta HealthCare.

Wetenschappelijk Comité ter evaluatie van de abortuswet- en praktijk in België

Op vraag van de Belgische regering heeft, in het artikel “Wetenschappelijk comité adviseert bijsturing abortuswetgeving”, Artsenkrant 30 maart 2022 “pleit het wetenschappelijk comité onder co-voorzitterschap van mevrouw Kristien Roelens, om in België de wachttijd van 6 dagen af te schaffen en de uiterste limiet om abortus toe te passen, zonder opgave van reden, op te trekken tot 18 en zelfs 20 weken zwangerschap. Over het lot van het ongeboren kind wordt er door deze groep nergens melding gemaakt: blijkbaar heeft de mens in wording geen enkel recht. Nochtans zochten de opstellers van de Belgische abortuswetgeving uit 1990 een evenwicht tussen de bescherming van het ongeboren leven en de terechte nood waarin een vrouw zich kan bevinden. Enkel als er sprake was van de intussen afgeschafte noodsituatie, kon de zwangerschap worden afgebroken. De beschermwaardigheid wordt ook groter naarmate de zwangerschap vordert: na 12 weken is een abortus enkel mogelijk om medische redenen. Deze uitgangspunten blijven actueel, ook al trachten voorstanders van een ongelimiteerd abortusrecht deze principes weg te zetten als achterhaald en reactionair.

Wachttijd

In die context – waarbij die bescherming trouwens heel relatief bleek en de voorbije decennia abortus meer en meer als een recht werd voorgesteld – is er een wachttijd voorzien van 6 dagen om na te gaan of alternatieven zoals adoptie, tijdelijke opvang via pleegouderschap of toch zelf ouder worden geen oplossing kunnen bieden. Jammer genoeg worden deze opties en daarbij ook die wachttijd dermate gestigmatiseerd en als ouderwets, vrouwonvriendelijk of een aantasting van het zelfbeschikkingsrecht voorgesteld. Al wie mogelijke alternatieven verdedigt, krijgt een zelfde etiket krijgt opgepakt. Nochtans moeten zij wel degelijk een kans krijgen en komen die zowel het ongeboren kind als de vrouw ten goede.

Levensvatbaarheidsgrens

De levensvatbaarheidsgrens, die wordt gebruikt om de abortusgrens te bepalen en al dan niet bescherming blijft een zeer arbitraire scheidingslijn. In de praktijk blijkt dat die kunstmatige grens, het moment waarop de baby in principe buiten de moederschoot zou kunnen overleven, nauwelijks strookt met de harde werkelijkheid voor veel extreem premature baby’s die veel te vroeg het levenslicht zien. Deze pasgeborenen hebben zoveel medische zorg, begeleiding, warmte en liefde nodig dat je die scheidingslijn nooit als een objectief criterium kan gebruiken om over dood of leven te kunnen beslissen.

De voorgestelde 20 weken heeft een artificieel karakter, je kan dan evengoed pleiten om de grens te leggen tot aan de geboorte, zoals ook de Groene partij in Duitsland ooit heeft voorgesteld. Als alleen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw primeert zonder effectief rekening te houden met het belang van het ongeboren kind, dan is zelfs de keuzevrijheid voor een abortus tijdens de hele zwangerschap ideologisch te verantwoorden.

Conclusie

Een samenleving mag zeker het abortusdebat voeren met mogelijke wijzigingen aan de wetgeving, maar dan wel één waarbij eveneens het ongeboren leven, in welk stadium het zich ook bevindt, onze bescherming geniet. Ook deze rechten verdienen een plaats in onze grondwet.

Auteur: Patrick Garré, jurist en bestuurslid van de Nederlandse Juristenvereniging Pro Vita (niet te verwarren met de Belgische organisatie Pro Vita).

Noten

[1] Wetenschappelijk Comité ter evaluatie van de abortuswet- en praktijk in België. Studie en evaluatie van de abortuswet- en praktijk in België. April 2023: https://vlir.be/wp-content/uploads/2023/03/230411-Abortion-law-and-practice-in-Belgium-uitgebreid-rapport_NL.pdf

[2] Mr. P.L. Garré: “Kan de aangepaste Belgische abortuswet ook Nederland inspireren?”, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, aflevering 4, 2019.