16 juli 2022

Op 22 mei 2022 heeft de Afdeling Advisering van de Raad van State (RvS) zijn advies van 9 december 2020 gepubliceerd[1] over het voorstel van de wet dat hulp bij zelfdoding bij ouderen wenst te legaliseren (hierna: Levenseindewet).[2]

Het wetsvoorstel, ingediend namens de D66 door toen nog Tweede Kamerlid Pia Dijkstra, geeft aan iedereen zonder ernstige ziekte die ouder is dan 75 jaar het recht om hulp bij zelfdoding te krijgen van een levenseindebegeleider. Het leidende beginsel hierbij is dat elk persoon de vrijheid heeft om zijn of haar leven te kunnen inrichten. Autonomie en de beschermwaardigheid van het leven zijn de uitgangspunten. De voorwaarden van ondraaglijk en uitzichtloos lijden op medische gronden en de verplichte tussenkomst van een arts zijn niet van toepassing in de Levenseindewet.

Lijden aan het leven

In de eerste plaats neemt de RvS aanstoot aan het gebruik van de term “voltooid leven”: “De indruk kan ontstaan dat het gaat om een groep mensen die afgerond heeft wat men wilde doen in het leven en daarom ‘klaar met leven’ is, terwijl het in wezen een groep mensen betreft die, vaak als gevolg van een complexe problematiek, lijdt aan het leven.”[3] Daarom geeft de RvS de voorkeur aan de term “lijden aan het leven”.

Het vrijwillig en weloverwogen verzoek

De Raad neemt bij het onderzoek van het wetsvoorstel artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) als uitgangspunt: “Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet en niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd.” In verschillende arresten heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) weliswaar niet uitgesloten dat lidstaten wetgeving uitwerken waarbij hulp bij zelfdoding mogelijk wordt,[4] maar volgens de RvS moet dit gepaard gaan met waarborgen die moet voorkomen dat mensen uit het leven stappen. Het is niet zeker of zij dat werkelijk willen of dat hun doodswens stabiel en coherent is. Het staat ook niet altijd vast of het verzoek te maken heeft met medische problemen of met een oplosbare problematiek zoals financiële problemen.[5] Artikel 2 van het EVRM legt de lidstaten de verplichting op om preventieve maatregelen te nemen ter bescherming van een persoon wiens leven in gevaar is, en alle in de gegeven omstandigheden noodzakelijke en redelijke maatregelen te nemen.[6] Het wetsvoorstel gaat volgens de RvS uit van een individuele invulling van welk leven nog als beschermwaardig wordt beschouwd (het is de oudere die zelf het leven waardeert), terwijl een wetgever een bredere afweging moet maken: de overheid is verantwoordelijk voor de bescherming van het leven van zwakke en kwetsbare personen bij hulp bij zelfdoding.[7]

De rol van de levenseindebegeleiders

De RvS is van oordeel dat de twee opeenvolgende gesprekken met de stervensbegeleider in een tijdspanne van twee maanden[8] niet voldoen aan de voorwaarde dat de wens om te sterven stabiel en coherent moet zijn en andere hulpvragen geen oplossingen meer bieden. Deze twee gesprekken bieden daarover te weinig zekerheid. Er bestaat ook nog veel onduidelijkheid over de totstandkoming, inrichting en vormgeving van de opleiding, en daarmee over de kwaliteit van de levenseindebegeleiders.[9]

Het Perspectief-onderzoek over de doodswens bij ouderen

Het advies citeert herhaaldelijk uit het Perspectief-onderzoek.[10] Dr. E. van Wijngaarden deed, in opdracht van het ministerie van VWS, onderzoek naar de omvang en omstandigheden van de groep ouderen die een persisterende en actieve stervenswens heeft, maar niet onder de huidige reikwijdte van de Wet Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL) lijkt te vallen, omdat het lijden geen of onvoldoende medische grondslag heeft. Uit deze studie kwam naar voren dat er een grote groep ouderen is die een doodswens heeft en niet ernstig ziek is, toch gewag maakt van fysieke en mentale klachten. Ook piekeren en financiële zorgen zijn volgens het onderzoek belangrijke factoren die de doodswens van deze groep ouderen versterken.

De resultaten tonen ook aan dat meer dan driekwart van de onderzochte ouderen die een doodswens hebben jonger waren dan 75 jaar,[11] waardoor het grootste deel van de ouderen niet voldoet aan de leeftijdsvoorwaarde in de Levenseindewet. Vanuit medisch, psychologisch en moreel oogpunt zijn er bovendien geen redenen waarom de doodswens van ouderen fundamenteel anders behandeld zou moeten worden dan die van jongeren.[12]

De functie van stervensbegeleider

Ook het feit dat de stervensbegeleider geen arts hoeft te zijn, stuit bij de RvS op ernstige bezwaren. De vraag rijst of de levenseindebegeleider, niet zijnde een arts, in staat zal zijn om te identificeren welke factoren bijdragen aan de stervenswens van de oudere en in hoeverre deze factoren nog beïnvloed kunnen worden, voor zover dat medische factoren betreft.[13] Een arts is immers de enige die kan identificeren welke factoren bijdragen aan de stervenswens van de oudere en in hoeverre deze factoren nog beïnvloed kunnen worden, voor zover het medische factoren betreft. Er moet dus volgens de RvS steeds een arts worden betrokken bij de uitvoering van het leven op iemands verzoek.

Ten tweede kan enkel een arts garanderen dat de uitvoering van de zelfdoding zorgvuldig gebeurt. Tot slot is er de mogelijke samenloop van deze wet en de WTL waarbij de voorwaarden zoals de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van het lijden of de medische grondslag ervan volgens de RvS enkel door artsen kunnen worden beoordeeld.

Hoe moet het verder?

De Afdeling Advisering van de RvS adviseert het voorstel niet in behandeling te nemen, tenzij de tekst wordt aangepast op grond van de hierboven geformuleerde bezwaren.

Het is niet duidelijk in welke mate de initiatiefnemers, de Tweede Kamerleden van D66, het wetsvoorstel zullen aanpassen om te voldoen aan de verzuchtingen van de Raad. Vooral de voorwaarde om altijd een arts te betrekken bij de beoordeling en de uitvoering ligt gevoelig: in dit voorstel is de medische grondslag niet noodzakelijk om een uitdrukkelijk verzoek tot stervenshulp op zorgvuldige wijze te kunnen inwilligen.[14]

De JPV heeft op 2 oktober 2021 een bijzonder interessant symposium georganiseerd rond de mogelijke invoering van de Levenseindewet. Ook toen waren de conclusies van de sprekers overduidelijk: een levenseindewet is overbodig, zorgt voor verdere stigmatisering van ouderen en biedt geen enkele garantie dat het verzoek tot hulp bij zelfdoding overwogen en zorgvuldig is tot stand gekomen. Toch moeten we waakzaam blijven en ervoor ijveren dat de WTL zo strikt mogelijk wordt geïnterpreteerd. De RvS stelt bovendien dat de discussie over de precieze reikwijdte van de WTL niet is afgerond. De zorgvuldigheidscriteria in de wet kunnen onderwerp van interpretatie zijn, bijvoorbeeld over wat al dan niet als ziekte wordt beschouwd.[15]

U kunt hier het volledige symposium terugkijken of het verslag lezen.

Voetnoten

[1] RvS W13.20.0284/11 van 9 december 2020, Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra (Wet toetsing levensbeëindiging van ouderen op verzoek), gepubliceerd op 22 mei 2022.

[2] Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra houdende toetsing van levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek en tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en enkele andere wetten (Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek).

[3] RvS W13.20.0284/11 van 9 december 2020, Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra (Wet toetsing levensbeëindiging van ouderen op verzoek), p. 4.

[4] Zie bv. EHRM, 20 januari 2011, nr. 31322/07, Haas/Zwitserland; EHRM, 14 mei 2013, nr. 67810/10, Gross/Zwitserland.

[5] RvS W13.20.0284/11 van 9 december 2020, Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra (Wet toetsing levensbeëindiging van ouderen op verzoek), p.1.

[6] EHRM 28 maart 2017, Fernandes de Oliveira t. Portugal, nr. 78103/14, JGZ 2018/1, Overweging 75.

[7] RvS W13.20.0284/11 van 9 december 2020, Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra (Wet toetsing levensbeëindiging van ouderen op verzoek), p. 10.

[8] Artikel 2, eerste lid, onder d, Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek.

[9] RvS W13.20.0284/11 van 9 december 2020, Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra (Wet toetsing levensbeëindiging van ouderen op verzoek), p. 14.

[10] E. van Wijngaarden e.a., Het Perspectief-onderzoek. Perspectieven op de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn: de mensen en de cijfers (Den Haag: ZonMw 2020).

[11] E. van Wijngaarden e.a., Het Perspectief-onderzoek. Perspectieven op de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn: de mensen en de cijfers (Den Haag: ZonMw 2020), p. 73

[12] KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst): Overwegingen artsenfederatie KNMG bij kabinetsreactie en visie voltooid leven, 29 maart 2017, p. 20.

[13] RvS W13.20.0284/11 van 9 december 2020, Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra (Wet toetsing levensbeëindiging van ouderen op verzoek), p. 12.

[14] Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra houdende toetsing van levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek en tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en enkele andere wetten (Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek), Memorie van Toelichting, Kamerstuk 35534, p.3.

[15] RvS W13.20.0284/11 van 9 december 2020, Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra (Wet toetsing levensbeëindiging van ouderen op verzoek), p. 8.