INLEIDING

Na de presentatie van het nieuwe regeerakkoord (2007) is er in de media met name veel aandacht geweest voor de onderwerpen uit de medisch-ethische paragraaf: abortus, euthanasie en stamcelonderzoek. Een van de voornemens uit het regeerakkoord is “het komen met een pakket van positieve maatregelen, gericht op het bieden van alternatieven voor afbreking van zwangerschap” De reacties van verschillende partijen in de media wekken echter de indruk dat Balkenende IV erop uit is om de abortushulpverlening ontoegankelijker te maken. Ook medici verheffen hun stem: “Geen overheidsbemoeienis in de spreekkamer.”

In de media heeft de VBOK aangegeven blij te zijn met de teneur die spreekt uit het regeerakkoord Balkenende IV, natuurlijk voor zover het de medisch-ethische paragraaf betreft. Er zijn echter ook aspecten waar de VBOK vragen bij heeft. In dit artikel citeer ik de letterlijke tekst uit de medisch-ethische paragraaf van het regeerakkoord en licht ik die verschillende aspecten toe.1 De voornaamste vraag die door de VBOK gesteld wordt is, in welke mate het ongeboren menselijk leven daadwerkelijk beschermd wordt. Tevens maakt de VBOK zich zorgen over óf en in welke mate er in de praktijk met ‘passende hulpverlening’ méér wordt bedoeld dan enkel het ‘recht op abortus.’

HET REGEERACCOORD EN DE VBOK

“ 32: In het licht van de evaluatie van de Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ) wordt vastgehouden aan handhaving van de wettelijke zorgvuldigheidsnormen, waaraan een evenwicht ten grondslag ligt tussen de rechtsbescherming waarop ongeboren menselijk leven aanspraak heeft en het recht van de vrouw op een passende, op elk individueel geval afgestemde hulpverlening bij een door haar ongewenste zwangerschap (memorie van toelichting).”

In het nieuwe regeerakkoord staat in de eerste alinea van de medisch-ethische paragraaf dat er wordt vastgehouden aan handhaving van de wettelijke zorgvuldigheidsnormen. Omdat het al dan niet uitdragen van een zwangerschap een onomkeerbaar levensbesluit is, is de VBOK hier blij mee.

Toen de WAZ in 1981 werd opgesteld, was het uitgangspunt het komen tot een balans tussen de bescherming van het ongeboren leven enerzijds, en het recht op passende hulp voor de ongewenst zwangere vrouw anderzijds. De VBOK juicht het toe dat in de WAZ ook aanspraak wordt gemaakt op rechtsbescherming van het ongeboren menselijk leven. Het handhaven en toepassen van de zorgvuldigheidsnormen is in dat kader gewoon erg belangrijk. In de praktijk blijkt echter dat de meeste aandacht uitgaat naar het recht van de vrouw op passende hulpverlening, er wordt bijvoorbeeld naar gestreefd de drempel naar de abortusklinieken zo laag mogelijk te houden.2 Het lijkt alsof met die ‘passende hulpverlening’ indirect het ‘recht op abortus’ bedoeld wordt, terwijl in de WAZ én in het nieuwe regeerakkoord ook bescherming voor het ongeboren leven wordt toegezegd.
De VBOK betreurt het dat het onduidelijk is wát de bescherming voor het ongeboren leven nu concreet inhoudt. In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) staat in artikel 2 bijvoorbeeld dat ieder mens ‘recht op leven’ heeft. In 1980 is echter al vastgelegd dat het ‘recht op leven’ genoemd in het EVRM, geen volstrekt verbod op abortus betekent.3 Ook nu speelt dit onderwerp; het nieuwe kabinet wil laten onderzoeken of het ‘recht op leven’ in de grondwet moet komen. Hier is echter fel op gereageerd, omdat de angst is ontstaan dat dit een poging zou zijn om euthanasie en abortus te beperken.4 Als iedereen er echt zo van overtuigd is dat het leven, en dus het recht op leven, pas ná de geboorte begint, dan zouden deze reacties niet nodig zijn. Afgaande op de reacties dringt de gedachte zich echter op dat men zich bewust is van het feit dat het ‘recht op leven’ en het ‘recht op abortus’ elkaar misschien tóch tegenspreken!

Het is de overtuiging van VBOK dat het leven begint bij de conceptie, en dus ook vanaf dat moment beschermwaardig is. Juist daarom dient er een concretere invulling gegeven te worden aan het begrip ‘leven’ en vanaf welk moment dat leven ontstaat. Dat is het minste dat gedaan kan worden om te bepalen wat de rechtsbescherming, waarop ongeboren menselijk leven volgens de WAZ aanspraak heeft, concreet betekent.

“ De overtijdbehandeling komt onder de WAZ te vallen. De vaste beraadtermijn van vijf dagen blijft gehandhaafd, maar wordt variabel voor de overtijdbehandeling (tot en met de 16e dag).”

De reden dat de overtijdbehandeling onder de WAZ komt te vallen, is dat tegenwoordig door de technische ontwikkelingen in een vroeg stadium al duidelijk aangetoond kan worden of er al dan niet sprake is van een zwangerschap.5 De meningen over deze wijziging zijn echter nog steeds verdeeld. Staatssecretaris Ross was naar aanleiding van de evaluatie WAZ van mening dat de overtijdbehandeling onder de WAZ hoort.6 Dr. G. Kleiverda, gynaecoloog, stelt echter dat het plaatsen van de overtijdbehandeling onder het Wetboek van Strafrecht mogelijk kan bijdragen aan onnodige psychologische traumatisering.7 Omdat bij een overtijdbehandeling sprake is van het afbreken van een zwangerschap vindt de VBOK het terecht dat deze nu onder de WAZ komt te vallen. Ieder ongeboren menselijk leven is immers, onafhankelijk van het stadium van de zwangerschap, beschermwaardig en heeft (ook volgens de WAZ) aanspraak op rechtsbescherming.

De beraadtermijn voor een overtijdbehandeling wordt variabel. De commissie die de WAZ evalueerde adviseerde in haar eindadvies in november 2005 de vaste beraadtermijn van vijf dagen bij abortus te individualiseren.8 Dit advies is echter niet in het regeerakkoord overgenomen. De overheid zegt hierover: “Een bedenktijd van vijf dagen moet garanderen dat een vrouw genoeg tijd krijgt om de gevolgen van haar beslissing voor het ongeboren kind en voor zichzelf te overwegen”.9 De VBOK vindt het goed dat de beraadtermijn bij abortus gehandhaafd blijft, maar betreurt het dat dit bij de overtijdbehandeling variabel wordt. Als duidelijk is dat ook bij een overtijdbehandeling sprake is van het beëindigen van een zwangerschap, dat is immers de reden dat de overtijdbehandeling nu onder de WAZ valt, zou ook hier de vrouw genoeg tijd dienen te nemen om de gevolgen van haar beslissing voor het ongeboren kind en zichzelf te overwegen. Uit cijfers van de IGZ blijkt bovendien dat vrouwen in de praktijk zelf al een bedenktijd nemen van zelfs langer dan 5 dagen.

“ In samenwerking met de betrokken beroepsgroepen en organisaties zal – conform de aanbeveling van de evaluatiecommissie – worden gewerkt aan verdere protocollering van het besluitvormingsproces, zal er via (anonieme) registratie in de komende kabinetsperiode vervolgonderzoek worden gedaan naar de aard van de noodsituatie en wordt onderzoek gestart naar de psychosociale gevolgen van abortus-provocatus.”

De VBOK ziet grote voordelen die te behalen zijn met de protocollering van de besluitvormingsfase, namelijk de waarborging van een weloverwogen besluitvormingsproces, duidelijkheid en afstemming tussen betrokken beroepsgroepen en het handelen op basis van bewijs in plaats van op ervaringen en meningen. Tevens draagt protocollering bij aan de kwaliteit en effectiviteit van de gezondheidszorg.10 Dat protocollering van de besluitvormingsfase nodig is, blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat ruim de helft van de vrouwen die twijfelen, zelf aangeven, die twijfel niet aan derden kenbaar te maken.11 Tevens komt uit meerdere onderzoeken naar voren dat het niet zorgvuldig komen tot het besluit voor wel of geen abortus, een risicofactor is voor het ervaren van psychosociale problemen na een abortus.12

In meerdere klinieken wordt al bijgehouden welke noodsituaties vrouwen ervaren als zij kiezen voor een abortus.13 De VBOK pleit voor een landelijke structurele anonieme registratie van de aard van de noodsituatie. De Inspectie voor de Gezondheidszorg kan deze informatie dan in haar jaarrapportage publiceren. Voor de VBOK is abortus alleen legitiem als het leven van de moeder in gevaar is. Toch heeft deze structurele anonieme registratie voor de VBOK niet als doel een criterialijst op te stellen voor wanneer abortus wel en wanneer niet is toegestaan, maar juist om als basis te dienen voor het komen tot werkelijke en duurzame hulp. Wil de overheid beleid ontwikkelen dat direct aansluit bij de werkelijke hulpvraag van de vrouw én rekening houdt met de beschermwaardigheid van het ongeboren kind, dan dient zij op de hoogte te zijn van de redenen waarom vrouwen abortus zo vaak zien als de enige oplossing. Als voor die onderliggende problemen hulp wordt geboden, kan de vrouw pas echt vrijwillig een weloverwogen keuze maken. Op die manier komt er mogelijk in het besluitvormingstraject ook meer aandacht voor het ongeboren kind.

Het is opvallend dat de WAZ bijna 26 jaar geleden is opgesteld en er in Nederland niet eerder een onderzoek naar de psychosociale gevolgen van abortus heeft plaatsgevonden. Dit vindt de VBOK zeer ernstig, mede omdat uit internationale onderzoeksresultaten en de postabortus-hulpverlening van de VBOK blijkt dat er wel degelijk een significant aantal vrouwen vastloopt in de verwerking van een abortus.14 Ook het onderzoek naar de psychosociale gevolgen van een abortus dient gedurende een langere periode anoniem en structureel uitgevoerd te worden, zodat de resultaten informatie kunnen geven over klachten die misschien pas jaren later ervaren worden. Om goede hulpverlening te bieden is het immers belangrijk de hulpvraag van de vrouw goed te kennen. Marc Rutte pleit namens de VVD voor een onderzoek naar de psychosociale gevolgen van een adoptie voor de moeder en het kind.15 Dat is wellicht ook belangrijk, maar vanwege het verschil in verhouding tussen het aantal abortussen en het aantal adopties (respectievelijk 32.982 en 54 in Nederland in 200516) is duidelijk dat een onderzoek naar de gevolgen van abortus prioriteit heeft.

33 “Het kabinet zal met een samenhangend pakket van positieve maatregelen komen, gericht op het bieden van alternatieven voor afbreking van de zwangerschap; gedacht kan worden aan verruiming van adoptiemogelijkheden, hulpverlening en begeleiding, en ondersteuning van initiatieven gericht op opvang van ongewenst zwangere tieners.“

Het bieden van alternatieven voor afbreking van de zwangerschap sluit nauw aan bij de zin uit de WAZ waarin staat dat een vrouw recht heeft op een passende, op elk individueel geval afgestemde hulpverlening bij een voor haar ongewenste zwangerschap. Op het moment dat er gezocht wordt naar een passende oplossing voor de vrouw is het voorbarig ervan uit te gaan dat voor iedereen abortus de beste oplossing is. Om die reden dient er dus zeker over alternatieven gepraat te kunnen worden. Staatssecretaris Bussemaker zei onlangs in een lezing op de Erasmus Universiteit: “Om zelfstandig en autonoom beslissingen te kunnen nemen, moeten mensen diverse alternatieven kunnen afwegen. Daarvoor is het nodig de gevolgen van die alternatieven te kunnen overzien”.17 De gevolgen van de alternatieven kunnen alleen overdacht worden als de vrouw, die vaak in een panieksituatie verkeert, überhaupt bekend is met deze alternatieven. Wat hier niet genoemd wordt, maar volgens de VBOK juist prioriteit zou moeten hebben, is dat de vrouw ook de gevolgen van een abortus goed dient te moeten kunnen overzien. De vrouw ziet vaak door de omstandigheden geen andere mogelijkheid dan het afbreken van de zwangerschap. Door oplossingen voor haar problematische omstandigheden aan te reiken en de gevolgen van alle mogelijkheden goed af te wegen, kan zij pas echt een weloverwogen keuze maken.

Vooral het zinnetje “verruiming van de adoptiemogelijkheden” heeft in de media veel aandacht gekregen. Uit veel mediaberichten kwam met name de angst naar voren dat de overheid adoptie als vervanging voor abortus ziet. Adoptie is echter een noodoplossing voor een noodsituatie. Het kan niet de bedoeling zijn iedere vrouw adoptie in plaats van abortus op te leggen. Wel is adoptie een alternatief, en wel een alternatief waarbij het ongeboren kind de kans krijgt om te leven. Uit de praktijk van de VBOK blijkt dat veel vrouwen die aanvankelijk kiezen voor afstand ter adoptie, er uiteindelijk toch voor kiezen hun kind zelf op te voeden. Blijkbaar kiezen vrouwen, als zij grip krijgen op hun omstandigheden, eerder voor het gewoon opvoeden van hun eigen kind. Tegenwoordig is afstand doen ter adoptie een zorgvuldig proces, waarin de vrouw meerdere malen de mogelijkheid krijgt op haar keuze terug te komen.

Opvallend is dat staatssecretaris Bussemaker in haar toespraak op de Erasmus Universiteit zegt, dat het noemen van alternatieven psychosociale problemen kan veroorzaken.18 Of en in welke mate deze stelling onderbouwd is, is de VBOK onbekend. De VBOK merkt dat mensen het juist prettig vinden bewust alle mogelijkheden af te wegen om zo in alle rust tot een besluit te kunnen komen. De opmerking van staatssecretaris Bussemaker lijkt ook in tegenspraak te zijn met haar opmerking dat mensen, om zelfstandig en autonoom te kunnen beslissen, op de hoogte van de alternatieven moeten zijn. Een vraag die gesteld kan worden is of de autonomie van de vrouw niet juist ondermijnd wordt door mogelijke alternatieven onbesproken te laten. Zegt men niet indirect, als informatie bewust wordt achtergehouden, dat de vrouw niet in staat is zelfstandig en bewust een keuze te maken? Over betutteling gesproken…..

De VBOK biedt hulpverlening en begeleiding bij een ongewenste zwangerschap. De VBOK weet uit de praktijk van de hulpverlening, dat veel vrouwen, nadat zij ontdekt hebben dat ze ongewenst zwanger zijn, in paniek zijn. Het is dus meer dan logisch na te gaan of de vrouw zeker is van haar keuze en de gevolgen ervan kan overzien. De mensen die met een hulpvraag bij de VBOK komen, krijgen onder andere een keuzegesprek aangeboden. De motivatie voor het al dan niet afbreken van de zwangerschap wordt besproken, evenals de vaak moeilijke omstandigheden, waardoor abortus de enige mogelijkheid lijkt. In het keuzegesprek worden alternatieven besproken en na een serie gesprekken maakt de vrouw, alleen of met haar partner, een keuze. De VBOK legt veel nadruk op het keuzegesprek, het gaat immers om een onomkeerbaar levensbesluit. En omdat het gaat om ongeboren Leven, dat recht heeft op bescherming. Volgens de VBOK is de minste bescherming die we het ongeboren kind kunnen bieden, het in het besluitvormingsproces de plaats te geven waar het recht op heeft.

Dat ondersteuning aan tienermoeders nodig is, blijkt onder andere uit het feit dat er voortdurend een wachtlijst is voor het VBOK-huis in Gouda. Dit is een huis waar ongewenst zwangere vrouwen tot 25 jaar tijdens en na hun zwangerschap een tijd kunnen wonen. Zij krijgen modules aangeboden om zo snel mogelijk zelfstandig voor hun kind in deze maatschappij kunnen zorgen. De VBOK ziet uit naar de subsidie die nodig is om uitbreiding van haar residentiele opvangcapaciteit te kunnen realiseren.

Uiteindelijk ziet de VBOK het liefst dat alle verzoeken om een abortus via de huisarts gaan. De huisarts kent de cliënt het beste en kan zo ook de gewenste nazorg leveren. Als de huisarts merkt dat de vrouw twijfelt, of dat hij zichzelf niet capabel genoeg vindt om eventuele twijfel bij de vrouw te herkennen, kan de huisarts de cliënt doorverwijzen naar de VBOK. Tevens kan de huisarts alert zijn op eventuele verwerkingsproblemen in de nabije of verre toekomst.

34.”Goede seksuele voorlichting is van belang om ongewenste zwangerschappen te voorkomen. Ouders dragen daarvoor verantwoordelijkheid, maar ook scholen mogen gevraagd worden daaraan een bijdrage te leveren.
Bijzondere aandacht zal worden gegeven aan voorlichting aan doelgroepen zoals zowel allochtone vrouwen en meisjes als allochtone mannen en jongens.”

De overheid wil meer seksuele voorlichting gaan geven aan jongeren, zoals dit nu al gebeurt in de zomerperiode via zogenaamde ‘postbus 51-spotjes’. Deze voorlichting is vooral gericht op veilig vrijen en het voorkomen van SOA‘s. De VBOK mist in deze voorlichting de mogelijkheid, voor vrouw én man, geconfronteerd te worden met een ongewenste zwangerschap. In de voorlichting die nu bestaat, staat vaak alleen de keuzevrijheid van het individu centraal. Volgens de VBOK moet in deze voorlichting ook het risico van een ongewenste zwangerschap aan de orde komen. Door jongeren bewust te maken van de mogelijkheid van een zwangerschap, is de (indirecte) boodschap over omgang in relaties en seksualiteit zeer indringend en veel minder vrijblijvend dan wanneer alleen de eigen seksuele gezondheid van de jongere centraal staat.

CONCLUSIE

Het ongeboren kind heeft wettelijke aanspraak op rechtsbescherming, maar met ongeveer 30.000 abortussen per jaar, worden veel ongeboren menselijk levens niet beschermd. Ook lijkt er, afgaande op de reacties in de samenleving, niet gevochten te worden voor de keuzevrijheid van de vrouw, maar enkel voor het recht op en de toegankelijkheid van abortus. De VBOK vraagt zich daarom af of de term ‘pro-choice’ nog wel betekenis heeft. In de abortushulpverlening zou de keuzevrijheid van de vrouw centraal moeten staan, terwijl het nu lijkt alsof men de vrouw zo min mogelijk wil confronteren met alle keuzemogelijkheden. De term Pro Life daarentegen is onverminderd actueel, immers: vóór het bieden van goede hulp aan de ongewenst zwangere vrouw. Maar ook vóór het optimaal beschermen van het ongeboren kind. Zodat beiden verder kunnen met hun leven na een ingrijpend en onomkeerbaar levensbesluit.

Het wordt tijd dat er in het proces rondom een ongewenste zwangerschap daadwerkelijk stil wordt gestaan bij de hulpvraag van de vrouw; de moeilijke omstandigheden en de panieksituatie waarin zij verkeert. Tevens dient het ongeboren kind in het besluitvormingsproces een plaats te krijgen. De ongewenst zwangere vrouw krijgt dan de passende, op elk individueel geval afgestemde hulpverlening, die haar in de WAZ is toegezegd. Maar bovenal krijgt pas dan ook het ongeboren menselijk leven de rechtsbescherming waar het recht op heeft.

PS: auteur mevr. P.J. Borger-Korf is consulent-arts bij de VBOK

NOTEN
1. Alle vetgedrukte zinnen zijn letterlijk overgenomen uit de medisch-ethische paragraaf uit het coalitieakkoord. Bron: Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie (2007), Den Haag, pag. 42.
2. “Wel dient er eens te meer op gelet te worden dat geen sprake is van onnodige belemmeringen bij de toegang tot de hulpverlening zoals die nu plaatsvindt in klinieken en ziekenhuizen.” Bron: Visser, M.R.M.;Janssen, A.J.G.M.; Enschedé, M.; Willems, A.F.M.N.; Te Brake, Th.A.M.; Harmsen, K.; Smets, E.M.A.; De Haes, J.C.J.M.; Gevers, J.K.M.; Evaluatie Wet afbreking zwangerschap (2005) Den Haag, pag.13.
3. Wildt de, W.M.J. (2006) Structurele noodsituatie. Parlement en rechter over de WAZ. Provita Humana, Nr. 3:1-4.
4. “Het wil een staatscommissie die onder meer gaat onderzoeken of het ‘recht op leven’ in de grondwet moet komen. Ik kan dat niet anders lezen dan als een poging euthanasie en abortus te beperken.” Bron: Inbreng van Mark Rutte Fractievoorzitter van de VVD in het debat over de regeringsverklaring, Tweede Kamer fractie, URL: http://www.vvd.nl/index.aspx?FilterId=974&ChapterId=1147&ContentId=6307 , 01-03-07.
5. “De term ‘overtijdbehandeling’ is achterhaald, omdat met een test een hoge betrouwbaarheid voor het (vroeg) vaststellen van een zwangerschap wordt gehaald. Het onderscheid tussen overtijdbehandeling en abortus is hiermee komen te vervallen. De behandeling is, naar de mening van de Inspectie, een abortus, zij het een vroege.” Bron: Jaarrapportage Wet afbreking zwangerschap 2002 (2003) Inspectie voor de Gezondheidszorg, Den Haag, pag. 16.
6. “Ik blijf dan ook bij mijn opvatting dat de overtijdbehandeling nu onder de wet valt.” Bron: Kamerstuk 2006/12, Den Haag, PG/E-2738756.
7. “Overtijdbehandeling onder het Wetboek van Strafrecht plaatsen, draagt mogelijk bij aan onnodige psychologische traumatisering.” Bron: Kleiverda, G. (2007) Coalitie morrelt aan abortus, compromissen verslechteren seksuele en reproductieve gezondheidszorg. Medisch Contact 62(12): 518-521.
8. “Aanbevolen wordt in de wet op te nemen dat er steeds een zodanige bedenktijd dient te zijn als nodig is om in de gegeven omstandigheden tot een weloverwogen besluit te komen.” Bron: Evaluatie Wet afbreking zwangerschap (2005) Den Haag, pag. 11.
9. URL: http://www.regering.nl/trefwoordenregister/42_8755.jsp , 08-05-07.
10. Bron: Lezing ‘Evidence based richtlijnontwikkeling’ , Teus van Barneveld, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, februari 2007.
11. “Op de vraag of de vrouwen twijfelden tijdens de gesprekken blijkt in de kliniek dat 19% een beetje twijfelde en 5% heel erg. Van de vrouwen die in het ziekenhuis terecht komen geeft 68% aan helemaal niet, 25% een beetje en 7% heel erg te hebben getwijfeld tijdens de gesprekken.” “Ruim de helft van de vrouwen laat die twijfel niet merken en van de vrouwen die heel erg twijfelen laat een kwart het niet merken.” Evaluatie Wet afbreking zwangerschap (2005) Den Haag, pag. 69-70.
12. 1. Rue M.V., Coleman P.K., Rue J.J., Reardon D.C. (2004) Induced abortion and traumatic stress: A preliminary comparison of American and Russian women. Med Sci Monet 2004; 10(10): SR5-16
2. Kooten, M.van, Berlo, W. van, Vanwezenbeeck, I. (2003) RNG-Studies, nr.6: Psychosociale gevolgen van abortus, een overzicht van de literatuur. Delft, Rutgers Nisso Groep.
13. “In de kliniek bleken financiële redenen bij bijna de helft van de abortusverzoeken een rol te spelen.” Bron: Evaluatie Wet afbreking zwangerschap (2005) Den Haag, pag. 83 “In 2005 gaven de abortuscliënten aan een abortus te willen om o.a. de volgende redenen: leeftijd/niet aan toe (29,1%), voltooid gezin (21,0%), opleiding/werk/inkomen (19,0%), relatie met verwekker (18,2%).” Bron: Jaarverslag 2005 (2006) Casa Nederland.
14. 1. Gissler, M., Berg, C., Bouvier-Colle, M.H., Buekens, P.; Oct 2005; Injury deaths, suicides and homicides associated with pregnancy, 1987-2000; European Journal of Public Health 15(5): 459-463
2. Broen, A.N., Moum, T., Bodtker, A.S., Ekeberg, O.; Dec 2005; The course of mental health after miscarriage and induced abortion: a longitudinal, five-year follow-up study; BMC Medicine, 3(1):18 doi:10.1186/1741-7015-3-18
3. Fergusson, D.M., Horwood, L.J., Ridder, E.M.; Jan 2006; Abortion in young women and subsequent mental health; Journal of Child Psychology and Psychiatry 47(1): 16–24.
15. “Maar een coalitie die onderzoek wil doen naar de psychosociale gevolgen van abortus, moet dan voor het evenwicht ook onderzoek doen naar de psychosociale gevolgen van adoptie.” Bron: Inbreng van Mark Rutte Fractievoorzitter van de VVD in het debat over de regeringsverklaring, Tweede Kamer fractie, URL: http://www.vvd.nl/index.aspx?FilterId=974&ChapterId=1147&ContentId=6307 , 01-03-07.
16. 1. Jaarrapportage Wet afbreking zwangerschap 2005 (2006) Inspectie voor de Gezondheidszorg, Den Haag, pag. 3
2. Centraal Bureau voor de Statistiek (2007).
17. Bussemaker, J. Lezing over medische ethiek door de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Erasmus Universiteit Rotterdam, 17 april 2007, pag. 4. URL: http://www.minvws.nl/images/sp-ethiek_tcm19-146127.pdf , 15-05-07.
18. Bussemaker, J. Lezing over medische ethiek door de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Erasmus Universiteit Rotterdam, 17 april 2007, pag. 9. URL: http://www.minvws.nl/images/sp-ethiek_tcm19-146127.pdf , 15-05-07.