PVH 18e jaargang – 2011 nr. 1, p. 008-011′

Door Gerbert van Loenen.
Auteur van ‘Hij had beter dood kunnen zijn.
Oordelen over andermans leven’, Amsterdam, van Gennep, 2009, en adjunct hoofdredacteur
van dagblad Trouw, Zie ook www.hijhadbeterdoodkunnenzijn.nl

De initiatiefgroep ‘Uit Vrije Wil’ zegt iedereen het recht
te willen geven zelf te beschikken over zijn leven. Oude
mensen met een doodswens moeten, als ze dat willen,
hulp kunnen krijgen bij hun zelfdoding. De wet moet
daartoe gewijzigd, en 116.871 burgers hebben daar hun
steun voor uitgesproken.
Hulp bij zelfdoding mag nu al, maar dan alleen door een
arts bij een patiënt die ernstig lijdt. De stap die ‘Uit Vrije
Wil’ bepleit, is om hulp bij zelfdoding ook mogelijk te
maken voor mensen die niet uitzichtloos en ondraaglijk
lijden maar die boven de zeventig zijn en klaar met
leven. Zij moeten geholpen kunnen worden met doodgaan
door speciaal aan te wijzen hulpverleners.
Artsenverbond KNMG bepleit een middenweg en stelt
dat iedereen die oud is en levensmoe wel een ouderdomskwaal
heeft die kan worden aangemerkt als ‘uitzichtloos
en ondraaglijk lijden’. Voorbeelden daarvan zijn
al goedgekeurd door de toetsingscommissies die naleving
van de euthanasiewet controleren. Zo kan zonder wetswijziging
gewoon binnen de euthanasiewet aan de vraag
naar hulp bij zelfdoding voor ouderen worden voldaan.
Kun je zulke hulp bij zelfdoding goed regelen voor
ouderen die klaar zijn met leven? Kun je dat zodanig
doen dat we weten waar we aan beginnen en straks niet
ergens eindigen waar we niet heen wilden?

Nu nog zeggen de mensen van de initiatiefgroep ‘Uit
Vrije Wil’ dat het om ouderen gaat, dat alleen mensen
boven de zeventig hulp moeten kunnen krijgen om hun
leven te beëindigen. Maar op een bijeenkomst van ‘Uit
Vrije Wil’ en het Humanistisch Verbond op 9 november
2010 in de Rode Hoed in Amsterdam waren zoveel
gelijkgezinden bij elkaar, dat een enkeling vergat dat hij
op een openbare bijeenkomst was. Dick Swaab, een van
de initiatiefnemers, zei: ‘Die leeftijdsgrens is arbitrair. Als
we dat onder ons kunnen houden: die leeftijdsgrens van
zeventig hebben we om pragmatische redenen gedaan,
om een kans te maken op een meerderheid in het parlement.’

En gelijk heeft hij. Iedereen begrijpt dat zo’n grens
inderdaad moeilijk te handhaven zal zijn. Hulp bij zelfdoding
zou mogen bij een 72-jarige maar zou bestraft
moeten worden bij een 68-jarige? Een waarschijnlijke
uitkomst zou zijn dat uiteindelijk ook mensen onder
de zeventig met een doodswens hulp mogen vragen bij
hun zelfdoding.

Een andere aanwijzing dat de wetswijziging die ‘Uit
Vrije Wil’ bepleit moeilijk te formuleren zal zijn, gaf mede-initiatiefnemer Eugene
Sutorius op een symposium van de juristenvereniging
Pro Vita op 15 januari 2011 in Rotterdam. Hij vertelde
dat het nog niet makkelijk is om de juiste benaming te
vinden voor de groep mensen met een doodsverlangen. ‘
Mensen met een voltooid leven’ is niet de juiste
beschrijving, ‘mensen die klaar zijn met leven’ is ook
niet de juiste omschrijving; eigenlijk is er geen juiste
omschrijving, zei Sutorius. ‘Uit Vrije Wil’ bepleit dus de
mogelijkheid om een niet in woorden te vatten, een niet
te definiëren groep mensen te gaan helpen met zelfdoding.
Maar wat niet te definiëren is, is niet te begrenzen.
Het feit dat Sutorius, zelf een jurist, moeite heeft een
goede definitie te vinden, geeft aan dat het initiatief
dat nu nog bedoeld is voor een kleine groep ouderen,
zodra het wet wordt, zou uitgroeien tot een onduidelijk
gedefinieerd recht van mensen om elkaar te helpen met
zelfdoding.

Dan hebben we behalve euthanasie door artsen voor
wie ernstig lijdt ook hulp bij zelfdoding door niet-artsen
voor mensen die niet ernstig lijden maar wel willen sterven.
Mooi toch? Als die mensen dat nu willen? Wat ‘Uit
Vrije Wil’ zich niet afvraagt, is of er druk zal ontstaan.
Druk op mensen om dood te gaan.

‘Uit Vrije Wil’ bestaat niet toevallig uit welopgevoede,
hoogopgeleide mensen; mensen die rustig kunnen wikken
en beschikken over hun leven. In de echte wereld
bestaan echter zwakke mensen, slechte mensen, en ook
bestaan er veel goede mensen met soms slechte momenten.
In die echte wereld zou het wetsvoorstel van ‘Uit
Vrije Wil’ schade kunnen berokkenen aan het recht op
leven van zwakke, of lastige, of onaangepaste mensen.
Stel dat de wet wordt gewijzigd en zelfdoding op een
nette manier een optie wordt. En jij bent al twintig
jaar psychisch ziek. De ruzies met je familie, het verlies
van je vrienden, de blikken van de buren herinneren je elke
dag aan het feit dat jij gek bent, onaangepast, dat je
veel kost en niks oplevert. Straks weten je kinderen, je buren,
de laatste kennissen die nog af en toe bellen: hij kan
dood, als ie wil. Alleen al het feit dat mensen om je heen
dat weten, zal de band veranderen tussen hen en jou. ‘Je
kiest ervoor om door te leven, dan moet je ook niet zeuren.’

Stel dat zelfdoding gewoon een keuze van vrije mensen
wordt. En jij komt voor de derde keer uit de kliniek
vanwege je drugsprobleem. Binnen een week gebruik je
weer. Je vrienden en familie hebben je altijd gesteund,
maar nu raken ze wanhopig van jou en je problemen.
En je kunt dood, dat weet jij en dat weten zij. In Nederland
mag iedereen zelf beslissen, dat hebben we anno 2015
heel goed geregeld. Misschien zijn je vrienden wel
zo ruimdenkend dat ze je op die mogelijkheid wijzen.
Het gevaar is dat mensen straks niet meer lastig mogen
zijn. Dat er druk ontstaat op irritante, zieke, onaangepaste
mensen om eruit te stappen. Wat als zelfbeschikking
begint, loopt dan uit op bevoogding.
En zelfs als iemand echt vrijwillig lijkt te kiezen
voor zelfdoding, zelfs als inderdaad sprake lijkt van die
soms zo geromantiseerde keuze van de vrije mens voor zijn
Freitod, dan nog is de vraag of we dat moeten vergemakkelijken,
zoals de initiatiefgroep ‘Uit Vrije Wil’ bepleit.
Want de vrije wil van de een heeft gevolgen voor de
ander. Joost Zwagerman heeft beschreven wat zelfdoding
doet met de nabestaanden. Kinderen van wie een
vader of moeder door zelfdoding is omgekomen, beëindigen
zelf zeventien keer zo vaak als normaal hun leven,
schrijft Zwagerman.1 De zelfdoding van de ouder
vergroot dus de kans op zelfdoding van de kinderen. Hoe
vrij is dan eigenlijk nog de keuze van dat kind als
het kiest voor zijn dood?

Heeft ‘Uit Vrije Wil’ ooit kennis gemaakt met mensen
die niet een, maar twee familieleden verloren aan zelfdoding,
vaak kort na elkaar? Zoon beëindigt zijn leven,
moeder kan dat niet aan en doet hetzelfde – het komt
voor, in de echte wereld. Waarom doen de mensen van
‘Uit Vrije Wil’ alsof ze niet bestaan, deze ketens van
zelfdoding?
‘Uit Vrije Wil’ spreekt geruststellend van ‘toetsing
van de vrije wil’ van degene die om hulp bij zijn zelfdoding
verzoekt. Maar we weten hoe samenlevingen mensen
kunnen uitsluiten, zwartmaken, etiketteren. Het risico
bestaat dat mensen de dood ingeduwd zullen worden.
Met zelfbeschikking heeft dat weinig te maken.

Het is eerder voorgekomen in Nederland: dat wat begon
met zelfbeschikking uiteindelijk juist bevoogding mogelijk
maakte. Veertig jaar geleden begon het zo met vrijwillige
euthanasie. De euthanasiebeweging, de beweging
die ernaar streeft levensbeëindiging aanvaard te krijgen
als middel om leed te verminderen en waar ‘Uit Vrije
Wil’ de jongste loot van lijkt te zijn, is ooit begonnen
met aansprekende voorbeelden van zelfbeschikking.
Het ging dan om mensen die pijn lijden, bij hun volle
verstand zijn, en vragen om te mogen sterven. Na lang
debat mochten artsen onder strikte voorwaarden aan
zo’n verzoek tegemoet komen – en dat is nog
steeds vrijwel uniek in de wereld. Euthanasie, actief
medisch handelen om iemands leven te beëindigen op diens
uitdrukkelijk verzoek vanwege zijn uitzichtloos en ondraaglijk
lijden, mag alleen in Nederland en in België.
Maar altijd op verzoek van degene om wie het gaat,
want anders is het moord, zei de euthanasiebeweging
in de jaren tachtig. Nadat in 1984 de Hoge Raad om
ging en euthanasie in Nederland feitelijk werd aanvaard,
begon de euthanasiebeweging echter de grenzen te verleggen.
Nu werd alsnog ook levensbeëindiging zonder
verzoek bepleit, zij het ‘onder strikte voorwaarden’.

Artsen spreken begin jaren negentig, in de KNMGcommissie
Aanvaardbaarheid Levensbeëindigend handelen,
over de besluiten die soms genomen kunnen
worden rond het levenseinde van wilsonbekwamen. Een
meerderheid van de commissie schaart de mogelijkheid
van actieve levensbeëindiging daar uitdrukkelijk onder.2
Ook van baby’s, dementen en mensen in coma moet
onder voorwaarden het leven beëindigd kunnen worden.
Zij kunnen daar wel niet zelf om vragen, maar het moet
soms mogen. Het doel is immers leed vermijden en leed
blijft niet beperkt tot wilsbekwame volwassenen. Daarom
moet er naast euthanasie ook ruimte komen voor levensbeëindiging
zonder verzoek.

Zulke levensbeëindiging zonder verzoek, wat in het buitenland
niet-vrijwillige euthanasie wordt genoemd, komt
per jaar tussen de vijfhonderd en duizend maal voor
in Nederland, zo blijkt uit regelmatig herhaalde enquêtes
onder artsen.3 Het gaat hierbij vermoedelijk vaak
om noodsituaties waarin de arts zich zou kunnen beroepen
op overmacht, maar inzicht ontbreekt omdat het vrijwel
nooit door een rechter wordt getoetst.
Slechts enkele van zulke gevallen van levensbeëindiging
zonder verzoek zijn voor de rechter gekomen, begin
jaren negentig. Daarbij ging het om baby’s die een
beperkte levensduur hadden vanwege ernstige aandoeningen,
en die bovendien leden. Door de gerechtshoven
is dit medisch handelen tweemaal (zaak-Prins 19934,
zaak-Kadijk 19945) in overeenstemming geacht met
de in de medische ethiek geldende normen.

In de praktijk zien de betrokken artsen levensbeëindiging
bij baby’s die nog maar een korte levensduur hebben
omdat bij hen behandeling onmogelijk of onwenselijk
wordt geacht, inmiddels als normaal medisch handelen.
Het wordt wel ‘stervenshulp’ genoemd.6 Volgens
de genoemde enquête onder artsen is zulke levensbeëindiging
bij ‘uitbehandelde’ baby’s in 2005 ongeveer
zeventig keer voorgekomen. Juridisch gezien is het toedienen
van farmaca om de dood te bespoedigen echter levensbeëindiging
en geen normaal medisch handelen.

In de jaren nul van deze eeuw gaat de discussie een nieuwe fase in.
Er zijn ook baby’s die niet zijn ‘uitbehandeld’
en zonder behandeling lang kunnen leven,
maar daarbij wel lijden. Mogen artsen ook het leven
beëindigen van baby’s in een dergelijke situatie?
Dit is in 2005 volgens genoemde enquête ongeveer tien keer
voorgekomen.7 Voor deze gevallen is het Gronings
protocol bedoeld, dat inmiddels is aanvaard als richtlijn
door de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde.
De overheid heeft aan dit Gronings protocol legitimiteit gegeven
door een meldingsprocedure in te richten
voor zulke gevallen van levensbeëindiging bij baby’s.8
Inmiddels wordt een volgende stap besproken. Want wat
als een baby zonder behandeling kan overleven en op
dit moment niet lijdt, maar in de toekomst wel zal lijden?

Sommige artsen beraden zich op de vraag of levensbeëindiging
dan mag. Bij dat toekomstig leed hoeft het niet
te gaan om pijn; in een artikel noemen kinderartsen
het onvermogen om te communiceren, de zwaarte van de
behandeling en een verwachte lange levensduur van de
gehandicapte of zieke baby als leed dat levensbeëindiging
zou kunnen legitimeren.9

Van euthanasie naar levensbeëindiging
bij een baby vanwege toekomstige beperkingen is
een hele ontwikkeling.
Je kunt betogen dat het goed is dat we zover zijn gekomen,
je kunt betogen dat dat slecht is; in beide gevallen
komt het op de argumenten aan. Maar wat niet kan,
is ontkennen dat we zijn opgeschoven in de afgelopen
veertig jaar. Dat wat begon als doden alleen op
verzoek is geëindigd met gevallen waarin ook levens worden
beëindigd zonder verzoek. Dat wat begon als zelfbeschikking
uiteindelijk ook mogelijk heeft gemaakt dat
wordt beschikt over andermans leven.

Els Borst, bekend uit de euthanasiebeweging, heeft op
een besloten congres in 1990 gezegd dat dat opschuiven
de bedoeling was: “Het was een kwestie van tactiek:
we konden geleidelijk een algemene acceptatie van euthanasie
bereiken door met deze categorie te beginnen.” Met
‘deze categorie’ bedoelde Borst, die later minister van
volksgezondheid zou worden en de euthanasiewet door
het parlement zou krijgen, de mensen die zelf kunnen
verzoeken om euthanasie. Met andere woorden: Borst
begon met euthanasie voor te stellen als levensbeëindiging
op verzoek van degene die dood gaat, met als
onuitgesproken doel om het vervolgens ook mogelijk
te maken zonder verzoek, voor mensen die niet kunnen
verzoeken om levensbeëindiging, zoals dementen en
baby’s.10

Wat met een beroep op de zelfbeschikking begon
(‘als iemand vreselijk pijn lijdt en vraagt om te mogen
sterven, dan moet dat toch mogen?’) is uitgelopen op
levensbeëindiging bij mensen die hun wil niet kunnen
uiten en van wie anderen veronderstellen dat hun leven
zinloos is (‘voor zijn eigen bestwil kan hij nu beter
rust krijgen’). Maar waar is de zelfbeschikking gebleven?
Is het niet bij uitstek bevoogdend om voor iemand met
een ernstige beperking te besluiten dat hij er beter
niet kan zijn?

Wie zelfbeschikking echt zo belangrijk vindt, zou de
vraag moeten beantwoorden waarom we niet terugkeren
naar de euthanasiewet: levensbeëindiging op verzoek
mag, levensbeëindiging zonder verzoek mag niet.
In plaats van dat debat te voeren, stelt de euthanasiebeweging,
nu onder de naam ‘Uit Vrije Wil’ , weer een
volgende stap voor: hulp bij zelfdoding voor oude mensen.
Met opnieuw het gevaar dat wat met zelfbeschikking
begint, eindigt met bevoogding en bedreiging van
zwakke mensen.

NOTEN

1. Zwagerman, Joost, Door eigen hand. Zelfmoord en de nabestaanden,
Amsterdam/Antwerpen, de Arbeiderspers, 2005, p. 13 en 36

2. Dillmann, R.J.M. et al., Medisch handelen rond het levenseinde
bij wilsonbekwame patiënten. Commissie aanvaardbaarheid
levensbeëindigend handelen KNMG. Houten/Diegem, Bohn
Stafleu Van Loghum, 1997

3. Laatstelijk door B. Onwuteaka-Philipsen en anderen in
Evaluatie wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp
bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2007

4. De zaak-Prins, Hof Amsterdam 7 november 1995, TvGR 1996, p. 30-36

5. De zaak-Kadijk, Hof Leeuwarden 4 april 1996, TvGR 1996, p. 284-291

6. Zie Alex Bood, Levensbeëindiging bij pasgeborenen. De uitdaging voor de centrale
deskundigencommissie, Nederlands Juristenblad 36, 2007

7. Onwuteaka-Philipsen et al., 2007, p. 122

8. Zie de brief van staatssecretaris Ross-van Dorp,
Volksgezondheid, welzijn en sport en minister Donner
van justitie van 29 november 2005 aan de Tweede Kamer.

9. Zie de brief van staatssecretaris Ross-van Dorp,
Volksgezondheid, welzijn en sport en minister Donner
van justitie van 29 november 2005 aan de Tweede Kamer.

10. De Wachter, Maurice A.M., Euthanasia in the Netherlands,
Hastings Center Report, 22, 2, 1992, p. 23-30 en
Alexander Morgan Capron, idem, p. 30-33