PVH 12e

jaargang – 2005 nr. 2, p. 47-53  

‘Therapeutisch

kloneren’ nog problematischer dan reproductief
kloneren: een bijdrage vanuit katholiek-bijbels
perspectief

Mgr dr W.J. Eijk

Bisschop
van Groningen en referent voor medisch-ethische kwesties namens de
Nederlandse Bisschoppenconferenti

Dit

artikel is de schriftelijke neerslag van een symposium
belegd door de
JPV en het NAV op 16 december 2004 te Utrecht naar
aanleiding van een artikel van Rabbijn Evers samen met de
psychologiestudent Evers in het dagblad Trouw1 en
een artikel van mijn hand in
de Volkskrant.2 Rabbijn
Evers verdedigde op basis van bijbelse argumenten wetenschappelijk
onderzoek met menselijke embryo’s die zich
buiten de baarmoeder bevinden en daarmee therapeutisch kloneren.
Ik belichtte het laatste
vanuit de visie van de Rooms-Katholieke Kerk.

1. ONVERWACHTS GEEN THEORETISCH PROBLEEM

MEER

In mijn proefschrift over genetische manipulatie

bij mensen uit 1990 besteedde ik aan kloneren
weinig aandacht.3 Ethici
wentelden zich behaaglijk in de veronderstelling
dat het kloneren van mensen wellicht onmogelijk
was. Bij volwassen kikkers was het al een probleem
gebleken
in de jaren vijftig en zestig. Laat staan dat
het zou lukken bij zoogdieren waarvan de eicellen
tien keer
zo klein zijn als die van amfibieën.

Het was zowel voor ethici als biowetenschappers

een verrassing dat een Schots onderzoeksteam
in 1996 in staat bleek een volwassen schaap tot
stand te brengen
door middel van kerntransplantatie. Hierbij wordt
de eigen kern van een onbevruchte eicel vernietigd
of
verwijderd en dan vervangen door de kern van
een lichaamscel van een volwassen dier, foetus
of embryo. De eicel
ontwikkelt zich vervolgens – als na een bevruchting – tot
een embryo en eventueel tot een volgroeid individu
als het in de baarmoeder van een draagmoeder
wordt geplaatst.

Wat bij zoogdieren biologisch gezien mogelijk

is, is dat meestal ook bij de mens.4 Acht
jaar later, in februari 2004, werden door
een onderzoeksteam van
de Nationale Universiteit te Seoul (Zuid-Korea)
de eerste successen met de toepassing van deze
methode bij mensen gepubliceerd. Uit 242 eicellen
afkomstig
van 16 vrijwilligsters bracht dit team 30 embryo’s
tot stand. Uiteindelijk lukte het echter slechts één
embryonale stamcellijn te kweken.5

Afhankelijk van het doel wordt onderscheid gemaakt

tussen reproductief en therapeutisch kloneren.
Bij reproductief kloneren is het oogmerk nieuwe
individuen tot stand te brengen. Bij therapeutisch
kloneren
krijgt
het ontstane embryo geen kans tot verdere ontwikkeling,
maar worden zijn stamcellen verwijderd voor wetenschappelijk
onderzoek of therapeutische toepassingen. Dit
houdt de vernietiging in van het embryo. Wetenschappelijk
onderzoek met embryonale stamcellen leidt onder
meer
tot verdieping van het inzicht in de embryonale
ontwikkeling. Men verwacht dat embryonale stamcellen
in de toekomst
een verrijking zullen zijn van de transplantatiegeneeskunde,
doordat zij zich in principe tot elk weefsel
en orgaan kunnen differentiëren. Dit schept hoop voor patiënten
bij wie een weefsel- of orgaantransplantatie
noodzakelijk is om het leven te behouden en de
gezondheid te herstellen.
Uit stamcellen van een embryo dat door kerntransplantatie
uit hem is ontstaan kan weefsel worden gekweekt
dat genetisch en immunologisch identiek is en
na transplantatie geen afstotingsreactie opwekt.
Gezien het nijpende
tekort aan donororganen lijkt therapeutisch kloneren
een veelbelovend alternatief.

Reproductief kloneren stoot op een reeks fundamentele

ethische bezwaren:

1.

Het
is een a-seksuele vorm
van voortplanting, die
geen vader en moeder
vereist; de nieuwe mens komt uit één
enkel individu voort.
Hij is daarom niet de
vrucht van de liefde
tussen een vader en een moeder, die op fysiek vlak
tot uitdrukking komt
in de wederzijdse gave
van het ouderschap door
de huwelijksakt, maar het pure product van een techniek
(Donum Vitae II,B,4,c) of zoals Kass zegt een “artefact.”6
2.
Elk
mens heeft in principe het recht uit een huwelijk en in
een gezin te worden verwekt. Kloneren is een onmenselijke
vorm van voortplanting, die het huwelijk en het gezin ondermijnt.
3.
Tevens
ondermijnt kloneren het menselijk ouderschap. De persoon
waarvan een kloon is gemaakt, is niet zijn vader of moeder,
maar zijn tweelingbroer of -zuster. De ouders van het oorspronkelijke
individu zijn in zekere zin ook de ouders van de kloon.
Daarnaast
is er een aantal bezwaren dat bij verbetering van de gebruikte
technieken in de toekomst zou kunnen vervallen, al lijkt dat niet
op korte termijn te zullen gebeuren:
1.
De
kans van slagen is bij het kloneren van dieren erg laag.
Genoemd onderzoeksteam in Zuid-Korea verkreeg 30 menselijke
blastocystes uit 242 eicellen. Als deze zouden zijn ingebracht
in de baarmoeder van een draagmoeder, dan zou nog eens een
groot deel van de aldus verkregen embryo’s verloren
zijn gegaan.
2.
De
door kerntransplantatie
ontstane dieren lijden
frequent aan afwijkingen en fysieke aandoeningen en sterven
vaak
voortijdig.7 De
oorzaak hiervan is waarschijnlijk
gelegen in problemen
rond de herprogrammering van het DNA van de
celkern dat van de lichaamscel naar de eicel is overgebracht.
3.
Het
vroegtijdig sterven wijt men aan het feit dat het individu,
tot stand gebracht door kloneren, start met het DNA van
een reeds bestaand individu, dat al onderhevig is geweest
aan een zekere slijtage als gevolg van veroudering.
4.
In
principe is het mogelijk door middel van kerntransplantatie
een zeer groot aantal genetisch identieke individuen tot
stand te brengen. De vrees bestaat dat zij moeilijkheden
zouden kunnen ondervinden bij het ontwikkelen van hun persoonlijke
identiteit.
 

Vooral vanwege deze risico’s bestaat er weinig draagvlak in de samenleving

voor het reproductief kloneren. Reproductief kloneren is in Nederland
dan ook verboden.8

De hier genoemde nadelige gevolgen en risico’s treden niet op bij het

therapeutisch kloneren waarbij het embryo geen verdere kans krijgt
om zich te ontwikkelen. Omdat het gebruik van embryonale stamcellen
voor biomedisch
onderzoek en de vooruitgang van de transplantatiegeneeskunde
zo veelbelovend lijkt, is therapeutisch kloneren voor de meerderheid
in de samenleving aanvaardbaar.

Meestal is men geneigd in onze maatschappij de ethische beoordeling

van een handeling of methode te baseren op een utilistische afweging van
de voor-
en nadelen ervan. Deze afweging heeft zeker haar betekenis bij
de vorming van een afgewogen ethisch oordeel. Er is echter een dieper niveau
dat niet over
het hoofd mag worden gezien: kloneren impliceert de schending
van fundamentele waarden zoals de waardigheid van de menselijke persoon,
de menselijke voortplanting,
het huwelijk, het gezin en het menselijk ouderschap, zoals boven
is aangegeven.

Het springende punt is dat deze schending van fundamentele waarden

zowel bij reproductief als bij therapeutisch kloneren plaatsvindt.
In beide gevallen
wordt een mens ‘gereproduceerd’ die in het eerste geval de kans
tot verdere ontwikkeling krijgt, in het andere wordt gedood door
het verwijderen van de
stamcellen. Het verschil tussen reproductief en therapeutisch
kloneren is niet in de toegepaste methode gelegen, maar in het
doel. Het klinkt wellicht tegendraads,
maar feitelijk bestaan er juist vanuit het perspectief van het
doel ernstiger bedenkingen tegen therapeutisch kloneren dan tegen
reproductief kloneren. De
reden is dat bij therapeutisch kloneren een mens wordt verwekt
met het expliciete doel embryonale stamcellen te bemachtigen
waarvoor hij gedood wordt.

Dit brengt ons tot de hamvraag: is het vroege embryo een mens?

Heeft het recht op het respect en de bescherming evenals menselijke personen
in het
algemeen? Kortom: welke status heeft het menselijk embryo?

2. BIJBELSE STEUN VOOR THERAPEUTISCH KLONEREN?

Zo komen we terug bij de aanleiding tot dit artikel.

De stelling van Rabbijn Evers houdt in dat volgens de bijbel
menselijk leven buiten de baarmoeder niet beschermwaardig
is:

“ Bij

analyse van de tekst
(Gen. 9,6) staat er slechts ‘Hij
die het bloed van een
mens in een mens vergiet,
diens bloed zal vergoten worden’.
Beschermwaardigheid van
het leven wordt hierbij dus afhankelijk gesteld van het verblijf
in
de moederschoot. ”9

 

Bijgevolg

is hij van mening dat wetenschappelijk onderzoek met restembryo’s
om mensen in de toekomst beter te kunnen genezen niet moet worden
ontmoedigd:

 

“ Een

mens in een reageerbuis
is nog geen mens … Dat is onbezield
leven. Zonder kunstmatige
hulp van buiten konden
de embryonale cellen in de reageerbuis niet verder leven,
zodat het geen
menselijk leven is.”10

 

Ook

het speciaal tot stand brengen van embryo’s voor wetenschappelijk
onderzoek vindt hij aanvaardbaar.

 

“ Ik

zie hierin geen aantasting van het respect voor menselijk
leven wanneer we hierdoor beter
kunnen ingrijpen.”11
Rechtvaardigt
Gen. 9,6 therapeutisch kloneren? In de meeste bijbelvertalingen
is dit vers
anders vertaald. Ik citeer het hier als volgt:

“ Wie

het bloed van een mens
vergiet, diens bloed
wordt door
de mens (of door mensen) vergoten, want als Zijn beeld
heeft God de mens gemaakt ” (het
cursief is van mij).12
Zo
vertaald, impliceert Gen. 9,6 een algemeen verbod op het doden
van mensen. Het door de mens luidt in het Hebreeuws b_’_d_m (ba’adam).
Het prefix be kan twee betekenissen hebben: ‘in’ als
voorzetsel van plaats of ‘door’ in instrumentele zin.
Evers kiest voor de eerste betekenis en vertaalt b_’_d_m
daarom niet met door de mens, maar met in de mens en plaatst de
komma hierachter. Zodoende komt hij tot de vertaling “wie
het bloed vergiet van de mens in de mens, …” De uitdrukking ‘de
mens in de mens’ slaat op het ongeboren kind in de baarmoeder.
Bij deze vertaling behelst Gen. 9,6 een verbod op abortus provocatus.

Wie

heeft er nu gelijk? De moeilijkheid is dat de oertekst in principe beide
vertalingen van be toestaat.13 De
vertaling door de mens in het zinsverband van Gen. 9,6 ligt echter meer
voor de hand en wordt dan ook door praktisch
alle bijbelvertalingen aangehouden.14 Hiervoor
bestaan twee argumenten:

1.

De
uitdrukking b_’_d_m komt
19 maal voor: op geen
enkele plaats betekent
dit ‘binnenin
de mens’.13
2.
Op
de tweede plaats is Gen.
9,6 in de Hebreeuwse
grondtekst geconstrueerd
volgens een chiasme,
een stijlfiguur, waarbij woorden worden verbonden
die in spiegelbeeld tegenover
elkaar staan; deze herinnert
aan de klassieke formuleringen
van de lex talionis: oog
om oog, tand om tand:16
wiehet bloed van
een mens vergiet
door
een mens wordt diens bloed vergoten.

De

woorden bloed en mens worden spiegelbeeldig gebruikt. Dat betekent
dat het tweede woord mens niet bij de eerste zin hoort, zoals de
vertaling bloed van een mens in een mens veronderstelt, maar bij
de tweede zin: door een mens wordt diens bloed vergoten.

Zelfs

als de vertaling de mens in de mens, dus de ongeboren vrucht
binnen de baarmoeder, juist zou zijn,
dan nog
kan in Gen. 9,6 geen rechtvaardiging
voor het doden en instrumentaliseren
van menselijke embryo’s
buiten de baarmoeder worden
gelezen:

1.

In
Gen. 9,6 zou dan expliciet gezegd worden dat het niet is
toegestaan menselijke embryo’s die zich in de moederschoot
bevinden te doden. Daarmee is niet gezegd dat het dan wél
is toegestaan embryo’s buiten de baarmoeder te doden.
Evers maakt hier een fout tegen de logica: hij trekt een positieve conclusie uit een negatieve premisse.

2.

Hoezeer
de menselijke auteurs van de bijbel ook door God zijn geïnspireerd,
de bijbel is geen vindplaats voor natuurwetenschappelijke
kennis. Voor de menselijke auteurs van de bijbel was het
verwekken en in leven houden van menselijke embryo’s
buiten de moeder ondenkbaar. Het is niet zo dat in de Openbaring
al rekening gehouden is met het feit dat de biotechnologie
eens in staat zou zijn mensen te verwekken buiten de baarmoeder
in het laboratorium. Om een vergelijking te maken: de principes
van de christelijke sociale leer zijn ontwikkeld op basis
van de sociale problematiek van de negentiende eeuw opgeroepen
door de industrialisatie en de opkomst van het proletariaat.
Deze principes hebben zonder meer een bijbels fundament,
maar we vinden ze als zodanig niet in de bijbel geformuleerd.

3.

Bijbelteksten
kunnen niet geïsoleerd worden geïnterpreteerd.
Dat kan alleen binnen de context van de bijbel als geheel.
Omdat de bijbel zichzelf niet uitlegt, zijn aanvullende criteria
voor de interpretatie ervan onontbeerlijk. Als katholiek
put ik die uit de traditie en uit de documenten van het leergezag
van de Rooms-Katholieke Kerk.
3. DE STATUS VAN HET EMBRYO VOLGENS DE HEILIGE
SCHRIFT

Wat zegt nu de bijbel als geheel over de status

van het menselijk embryo?17
In een aantal teksten uit de Heilige Schrift
(bijvoorbeeld Psalm 71,6) wordt het embryo als
een persoon beschouwd:

“ Ik

heb op U gesteund vanaf de moederschoot, mijn helper vanaf
de schoot van mijn moeder. ”
De
dichter van de psalm identificeert zich met
het embryo vóór
de geboorte. Hij was dat embryo en had toen al
een persoonlijke intieme relatie
met God (vergelijk Ps. 22, 11; Jer. 1,
5). De profeet Jeremia en Job komen tot
de slotsom dat zij beter hadden kunnen sterven
voordat zij het levenslicht zagen:

“ Hij

had mij in de moederschoot moeten doden; dan was mijn moeder
mijn graf geworden” (Jer. 20, 17; vergelijk Job 3,
11.16; 10, 18-19).
Het embryo is een ‘ik’, een persoon.

Op enkele plaatsen worden bewegingen van kinderen

in de baarmoeder gezien als gemoedsuitingen van personen. De bewegingen
van de tweeling Jacob en Esau in de moederschoot zou een uiting
van wederzijdse agressie zijn, vooruitlopend op hun latere confrontatie
(Gen. 25, 22.2-6). De evangelist Lucas ziet in de bewegingen van
Johannes de Doper in de moederschoot een uiting van vreugde:

“ Zodra

Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in
haar schoot … Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor
bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot” (Luc.
1, 41.-44).

Exodus

bevat een tekst waaruit zou kunnen worden afgeleid
dat de foetus een lagere status dan de moeder zou hebben:

“ Wanneer

mannen in een gevecht gewikkeld zijn en daarbij een zwangere
vrouw raken, zodat zij een miskraam krijgt, dan geldt het
volgende. Blijft de vrouw in leven dan moet aan de schuldige
een geldboete worden opgelegd, vastgesteld door haar echtgenoot;
het gerecht moet toezien dat hij betaalt. Sterft zij echter,
dan moet gij leven voor leven eisen ” (Ex. 21, 22-23).
Op
de dood van de vrouw staat de doodstraf, maar op de dood van de
foetus slechts een boete. Het verschil in de
strafmaat berust
op de opvatting dat de status van de ongeborene lager is dan die
van de moeder. Dit suggereert dat de ongeborene
geen volwaardige
menselijke persoon met dezelfde rechten als de moeder zou zijn.

Een opmerkelijke

tekstvariant van het bovengeciteerde
gedeelte uit
Exodus treft men aan in de Septuagint (een Griekse vertaling
van het Oude
Testament
gemaakt te Alexandrië vanaf
de derde eeuw vóór Christus):

“ Wanneer

twee mannen met elkaar
vechten en daarbij een
zwangere vrouw raken,
en haar nog ongevormde
kind wordt uitgedreven,
dan zal er een boete moeten worden betaald, zoals
de echtgenoot van de
vrouw die zal opleggen.
Wanneer het echter gevormd
is, dan zal hij leven voor leven geven … ”.18
Hier
wordt
geen vergelijking getrokken tussen de status van de
foetus
en die van de moeder, maar tussen de status van een
ongevormde foetus
(paidon
… mè exeikonismenon)
en een gevormde foetus (paidon … exeikonismenon). Blijkens de
op te leggen straf bestaat er verschil in status tussen beide.
Gaat een ongevormde foetus verloren, dan volstaat een boete. Is
het een gevormde foetus, dan treedt de lex talionis in werking
en moet de dader met zijn leven betalen. Blijkbaar geldt een foetus
pas als een menselijke persoon wanneer het ‘gevormd’ is,
dat wil
zeggen de uiterlijke gestalte van een mens
heeft.
Eveneens zijn er andere passages in de bijbel
die impliceren dat het embryo niet vanaf de verwekking, maar pas
op een later tijdstip van zijn ontwikkeling een menselijke persoon
wordt:

“ Hebt

gij mij niet als melk laten vloeien, en als kaas laten stremmen;
mij niet bekleed met huid en vlees, met beenderen en spieren
samengeweven? Leven en geluk hebt u mij geschonken, en uw
zorg heeft mijn adem bewaard ” (Job 10, 10-12).
Die

gedachte vinden

we ook in het boek Wijsheid: “In de

moederschoot werd ik tot een lichaam gevormd,

in de tijd van tien
maanden, nadat ik in het bloed was vastgezet
door het zaad van een man …” (Wijsheid 7, 1-2). Het boek
Wijsheid is geschreven
te Alexandrië tussen 200 en 30 vóór

Christus en verraadt duidelijk een hellenistische

invloed. Het is wellicht om deze reden dat hierin

een weerspiegeling

van de Aristotelische embryologie valt te herkennen.19

Op

basis van foutieve empirische waarnemingen meende

Aristoteles

dat het menselijk

embryo begint als een bloedstolsel,

dat tijdens de zwangerschap niet zoals bij de menstruatie

wordt

uitgescheiden, maar

in de baarmoeder blijft en daar geleidelijk onder

invloed van het sperma tot een menselijk embryo wordt

omgevormd. Uiteraard

is een bloedstolsel geen levend organisme. Het is

begrijpelijk dat hij vanuit zijn embryologische inzichten

meende dat het menselijk embryo pas op een later tijdstip

bezield

werd door

wat hij een ‘rationele

ziel’ noemt en aldus mens werd (voor de man
vond dat plaats

op de 40e en voor de vrouw op de 90e dag

van de embryonale ontwikkeling). Sinds het begin van

de negentiende

eeuw weten we dat het menselijk embryo begint als

een bevruchte

eicel, dus als een levend organisme. Daardoor vervalt

de basis

onder de Aristotelische

theorie van de verlate bezieling.

De

Heilige Schrift geeft geen eenduidig antwoord op de
vraag welke status het menselijk embryo heeft. Dit
is trouwens

een vraag die in de Heilige Schrift niet aan de orde

wordt gesteld, zeker niet vanuit het perspectief van
de huidige medische ethiek.

Dit

neemt niet weg dat diverse bijbelteksten getuigen
van de waarde van het ongeboren menselijk leven (vgl.

psalm 139, 1.13-16; Jer. 1,4-5; psalm 71,6; Jes. 46,3;

Job 10,8-12;

psalm 22,10-11; Luc. 1,39-45). Johannes Paulus II

schrijft naar aanleiding hiervan in zijn encycliek Evangelium
Vitae:

“ Al

spreken de teksten van de heilige Schrift nooit over vrijwillige
abortus en die dus ook niet rechtstreeks en uitdrukkelijk
veroordelen, blijkt er zulk een waardering uit voor het menselijk
wezen in de moederschoot, dat men logisch moet besluiten
dat het goddelijk gebod “gij zult niet doden” ook
op dit wezen toepasselijk is” (Evangelium Vitae nr.
61).

Het

embryo heeft geen geleidelijk toenemende waardigheid,

maar

een intrinsieke waardigheid

vanaf de conceptie. Alle

delen van zijn lichaam, ook de cerebrale structuren,

vaak

gezien als het meest

specifiek voor

de menselijke persoon, zijn al virtueel aanwezig

in

zijn DNA. Dit DNA

bepaalt de biologische identiteit van het lichaam,

een essentiële dimensie van

de menselijke persoon.

Bovendien ontwikkelt het embryo zich vanaf de

conceptie

op continue wijze,

zonder onderbrekingen

die zouden kunnen worden aangemerkt als het moment

waarop het embryo een menselijke persoon wordt.

Waarom

is de

bevruchte eicel

dan geen menselijk wezen of een menselijke persoon

die als zodanig respect verdient?

“ Het

menselijk wezen moet geëerbiedigd worden en behandeld
als een persoon vanaf het ogenblik van de conceptie; en daarom
moeten vanaf datzelfde moment zijn rechten als persoon worden
erkend, waaronder in de eerste plaats het onaantastbare recht
op leven van ieder onschuldig menselijk wezen” (Donum
vitae I, 1; cfr Evangelium vitae nr. 60)

 

Therapeutisch

kloneren is een eufemistische uitdrukking. Wie
heeft er nu wat tegen de ontwikkeling van een veelbelovende

therapie voor ernstige ziekten waartegen op

dit moment geen kruit
gewassen is? Het gaat hier echter niet om een
therapie voor het
embryo waaruit de stamcellen worden verwijderd.
Dit embryo, te
respecteren als een mens, wordt opgeofferd ten
behoeve van de vooruitgang van de biomedische research en de therapeutische
behandeling

van anderen. Dit staat echter haaks op zijn

intrinsieke menselijke
waardigheid als een doel in zich. Het menselijk
embryo zou op
zijn minst zelf ook doel van experimenteel onderzoek
moeten zijn.
Dit is het geval als er voor het betrokken embryo
een therapeutisch
voordeel zou zijn. Dat is echter bij therapeutisch
kloneren niet
aan de orde. (Donum vitae I, 4; vgl. Evangelium

vitae nr. 63).

Het is echter onaanvaardbaar dat de

genezing van de ene mens ten koste gaat van een andere.20

4. UTILISTISCHE BEZWAREN TEGEN THERAPEUTISCH

KLONEREN

Ook vanuit een puur utilistisch gezichtspunt

is het therapeutisch gebruik van menselijke embryonale
stamcellen niet vrij van bezwaren. In een weefselcultuur
kunnen zij zich
in principe tot alle weefseltypes – behalve vruchtvliezen – differentiëren,
maar daarbij ontstaat geen zuivere celpopulatie.
Deze kan ook minder gedifferentieerde, mogelijk
tumorigene cellen bevatten.
Dierlijke embryonale stamcellen blijken zich
na transplantatie tot teratomen te kunnen ontwikkelen.21 Embryonale
stamcellen kunnen zich ook tot hartspiercellen
differentiëren, maar dan hoofdzakelijk
in aritmische embryonale cellen. Wanneer ze – bijvoorbeeld
na een myocardinfarct – in de hartspier worden
geïnjecteerd,
kunnen zij hartritmestoornissen veroorzaken.22

Het is bovendien maar de vraag of zij de therapeutische

effecten zullen opleveren die ervan worden verwacht.
Enkele kandidaat-ziekten voor de therapeutische
toepassing van embryonale stamcellen – zoals
diabetus mellitus type I – zijn auto-immuun ziekten. Bestaat
niet het risico dat na de transplantatie van
genetische en daardoor immunologisch identieke
weefsels dezelfde afstotingsreactie optreedt?23

Er is een alternatief dat waarschijnlijk minder

risico’s met zich meebrengt en al klinisch wordt toegepast.
De weefsels van ons lichaam bevatten ook stamcellen:
somatische of volwassen stamcellen. Sinds eind
jaren negentig zijn de stamcellen
van diverse lichaamsweefsels geïsoleerd. In tegenstelling
tot wat vroeger werd aangenomen, kunnen stamcellen
van een bepaald weefseltype ook andere weefseltypen
voortbrengen. Stamcellen uit
beenmerg kunnen ertoe worden aangezet zich te
differentiëren
tot spier-, skelet- en zenuwweefsel.24 Stamcellen
van zenuwweefsel kunnen zich tot bloedcellen
differentiëren.25

Bij transplantatie van weefsel gekweekt uit eigen

somatische stamcellen treedt geen afstoting op.
Waarschijnlijk kunnen zij soulaas bieden bij
de ziekten die als kandidaat voor
de behandeling met embryonale stamcellen bekend
staan, namelijk ziekten veroorzaakt door defecte
celpopulaties of door mutilaties
in weefsels die de capaciteit missen om te regenereren:
diabetes mellitus, de ziekte van Parkinson,
dwarslaesie en hartfalen.

De intraveneuze injectie of de injectie rechtstreeks

in de hartspier bij patiënten met hartfalen na myocardinfarct
vindt al klinische toepassing. In diverse trials
zijn de volgende positieve effecten waargenomen:
een vermindering van symptomatische
klachten, een reductie van het infarctgebied,
een toename van de contractiliteit van het hart
en van het slagvolume van de linkerventrikel
en een verbetering van de perfusie van de hartspier.
Ritmestoornissen noch intramyocardiale tumoren
zijn geconstateerd.26 Het
aantal behandelde patiënten is echter te laag om definitieve
conclusies te trekken.27 Bovendien
zijn de tot nu toe uitgevoerde trials ongecontroleerd
uitgevoerd, dat wil zeggen zonder dat naar placebo-effecten
is gekeken. Of de stamcellen uit het beenmerg
zich werkelijk tot hartspiercellen differentiëren of therapeutisch
effect sorteren door met hartspiercellen te fuseren
of door de angiogenese (vorming van bloedvaten)
in het infarctgebied te bevorderen is nog
onderwerp van discussie.28 Voor
de daadwerkelijke vervanging van beschadigd hartspierweefsel
lijkt de recent
ontdekte stamcel van hartspierweefsel
een betere kandidaat.29

Epitheelcellen van de ductus pancreaticus (verbindingsbuis

tussen de alvleesklier en de dunne darm) kunnen
zich gedragen als voorlopers van de insulineproducerende ß-cellen in de
eilandjes van Langerhans in het pancreas. Bij knaagdieren zijn
hiermee successen gemeld. Op dit moment zijn met behulp van deze
methode nog onvoldoende ß-cellen te produceren om diabetus
bij mensen adequaat te behandelen. Uiteraard
bestaat de kans op auto-immuunreacties evenals
bij het gebruik van genetisch identieke
embryonale stamcellen.

5. CONCLUSIE

Gelet op de fundamentele waarden

die in het geding zijn, is therapeutisch kloneren
niet aanvaardbaar,
zeker niet vanuit bijbels perspectief. Rekening
houdend met de intrinsieke waardigheid van het
menselijk embryo valt therapeutisch kloneren
nog eerder af te wijzen dan reproductief kloneren.
Bovendien tekent zich voor het therapeutisch
gebruik van embryonale stamcellen een redelijk
alternatief af in de toepassing van somatische
stamcellen.30

NOTEN

1.
R.
Evers, A.P. Evers, “Bijbel positief over klonen van
embryo’s”, Trouw (2004), 19 februari, p. 14.
2.
W.J.
Eijk, “Kloneren vergt een te hoge prijs”, De
Volkskrant (2004),
25 februari, p. 11.
3.
W.J.
Eijk, The ethical problems of genetic
engineering of human beings, Kerkrade,
1990, pp. 33-37; 207-208.
4.
Het
kloneren van mensen was overigens
al mogelijk door het splitsen
van embryo’s, bijvoorbeeld om het aantal beschikbare
embryo’s binnen het kader van in-vitro-fertilisatie
en embryo transfer te vergroten.
5.
Online
edition of Science: http://www.sciencemag.org./cgi/content/abstract/1094515;
G. Vogel, “Scientists take step toward therapeutic cloning,” Science
303 (2004), 13 februari, pp. 937-938.
6.
L.R.
Kass, “The wisdom of repugnance,” in: Ethical
issues in biotechnology, R. Sherlock, J.D. Morrey, New York/Oxford:
Rowman & Littlefield Publishers, 2002, pp. 565.
7.
“Schaap
Dolly is dood,” Trouw (2003), 15 februari, p.
1; http://www.planet.nl/discovery “Gekloonde
muizen sterven eerder” (11 februari, 2002).
8.
Wet
van .20 juni 2002, houdende regels
inzake handelingen met geslachtscellen
en embryo’s,
art. 24,f , Staatsblad van het
Koninkrijk der Nederlanden (2002),
nr. 338 ( http://www.wetten.overheid.nl )
9.
R.
Evers, A.P. Evers, “Bijbel positief over klonen van embryo’s,” op.
cit.
10.
Ibid.
11.
Ibid.
12.
Hier is de Willibrord-vertaling van 1975 geciteerd.
13.
Vgl. J. Connery, Abortion: The development of the Roman
Catholic perspective,
Chicago: Loyola University Press, 1977, p. 13.

14.

Nederlands Bijbel Genootschap; De Naardense Bijbel van P. Oussoren;
Willibrord-Vertaling van 1975 en 1995; De Nieuwe Bijbelvertaling
van 2004.
15.
Gen. 6,3; 9,6 ; Ex. 8,13.14; 9,10; 13,2 ; Num. 8,17; 17,15; 31,11.26
; Lev. 24,20; 2 Sam. 23,3 ; Jer. 32,20; 9,15;
Mi. 7,2; Ps. 68,18; 78,60; 118,8; Pred. 2,24.
Hiervoor heb ik Dr. J. Liesen, docent exegese aan het Groot-Seminarie Rolduc,
geconsulteerd die zijn antwoord baseert op Abraham Eben-Shoshan, qonqordantsia
chadasha, Jeruzalem: Kiryat-Sefer, 1986.
16.
Cl. Westermann, Genesis, Neukirchen: Neukirchener Verlag, 1976
(2e ed.) [=Biblischer Kommentar, Altes Testament, Band I/1],
vol. I, pp. 625-628.
17.
P.
Gibert, “Y a-t-il un statut biblique de l’embryon
humain?,” Le
Supplément. Revue d’éthique et théologie morale (1988),
p. 149-161; M. Gilbert, “La procréation. Ce qu’en sait le
Livre de la Sagesse,” Nouvelle Revue Théologique 121 (198-9), p.
824-841.
18.
Zie voor de Griekse tekst Septuaginta, ed. A. Rahlfs, Stuttgart:
Deutsche Bibel-stiftung, 1935).
19.
M.
Gilbert, “La procréation. Ce qu’en sait
le Livre de la Sagesse,” Nouvelle Revue Théologique
121 (198-9), pp. 830-831.
20.
Vgl.
Johannes Paulus II, “Allocution to the eighteenth
international congress on transplantation,” AAS 92II (2000),
nr. 8, p. 626; Pauselijke Academie voor het Leven, “Declaration
on the production and the scientific and therapeutic use of
human embryonic stem cells” (25 augustus 25, 2000), L’Osservatore
Romano (2000), 25 augustus, p. 6.

21.

E.
Pronk, “Een
wedloop tussen succes en catastrofe.
Bioloog Martin Raff
gematigd optimistisch over stamcelonderzoek,” Medisch Contact 57 (2002),
nr. 41, 11 oktober, p. 1481.
22.
A.C.
Fijnvandraat, A.F.M. Moorman, “Stamcellen: biologie
en mogelijke toepassing bij het hartinfarct,” Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde 148 (2004), nr. 24, pp. 1186-1191,
vooral p. 1187.
23.
I.
Wilmut, “Human
cells from cloned embryos in
research and therapy. Current
methods of cloning are repeatable
but remain inefficient,” British Medical Journal 328 (2004), 21 februari,
pp. 415-416.
24.
E.D.
Zanjani, “Hematopoietic stem cells,” in: The
stem cell dilemma. For the good of all human beings?, G. Miranda
(red), Boncourt: Guilé Foundation Press, 2001 (acta van
een gelijknamig internationaal congres
aan de Pontificio Ateneo Regina Apostolorum
in Rome, 13-14 november, 2001), pp. 21-29.
25.
Chr.R.R.
Bjornson, R.L. Tietze, Br.A.
Reynolds, M.Chr. Magli, A.L.
Vescovi, “Turning brain
into blood: a hematopoietic fate
adopted by adult neural stem
cells in
vivo,” Science 283 (1999), 22 januari, pp. 534-537; A.L. Vescovi, “Neural
stem cells,” in: The stem cell dilemma …, op. cit., pp. 37-42.
26.
Chr.
Stamm, B. Westphal, et al., “Autologous bone-marrow
stem-cell transplantation
for myocardial regeneration,” The Lancet 361 (2003), 4 januari 4,
pp. 45-46;
H-F. Tse, Y-L. Kwong, et al., “Angiogenesis in ischaemic myocardium by
intramyocardial autologous bone marrow mononuclear cell implantation,” The
Lancet 361 (2003), 4 januari, pp. 47-49; A.C. Fijnvandraat, A.F.M. Moorman, “Stamcellen:
biologie en mogelijke toepassing bij het hartinfarct,” op. cit., p. 1189
27.
R.J.
Laham, P. Oettgen, “Bone marrow transplantation for
the heart: fact
of fiction?,” The Lancet 361 (2003), 4 januari, pp. 11-12.
28.
H-F.
Tse, Y-L. Kwong, et al., “Angiogenesis in ischaemic
myocardium by intramyocardial autologous bone marrow mononuclear
cell implantation,” op. cit.; J.M. Nygren, St. Jovinge,
et. al, “Bone marrow-derived hematopoietic cells generate
cardiomyocytes at a low frequency through
cell fusion, but not transdifferentiation,” Nature Medicine 10 (2004), nr.
5, pp. 494-501.
29.
Zie
het interview met de moleculair
cardioloog en hoogleraar translationele
cardiologie Doevendans (Universitair
Medisch Centrum Utrecht) door S. de Brouwer, “Heelmeesters
voor het hart. Stamceltherapie bereikt de
kliniek,” Medisch
Contact 59
(2004), nr. 49, pp. 1940-1943.
30.
O.T.
Terpstra, G.J. Sterringa, E. Bouwman,
B.O. Roep, “Transplantatie
van
eilandjes van Langerhans bij patiënten met diabetes mellitus type I,” Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde 149 (2005), nr. 1, pp. 12-16, speciaal 15.

 

* * * * * 

 

 

Vandaag is het

Meest recente wijziging
18 June, 2015 9:57