Twee keer moest de rechter eraan te pas komen om WVO Zorg in Vlissingen te dwingen een 80-jarige patiënte te laten vertrekken uit de instelling zodat elders euthanasie aan haar kon worden verleend.

Advocatenbureau Kennedy Van der Laan, dat de 80-jarige patiënte bijstond, geeft op de website een beeld van de gebeurtenissen; ook de Volkskrant publiceert vandaag een reconstructie. De 80-jarige patiënte was na een beroerte grotendeels verlamd geraakt, waarna zij werd opgenomen in een instelling van WVO Zorg. Sinds anderhalf jaar koesterde zij een euthanasiewens, maar de instelling wilde daaraan niet meewerken. De vrouw nam contact op met de Levenseindekliniek, die na onderzoek concludeerde dat zij voldeed aan de zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet; een SCEN-arts deelde die mening, en een psychiater oordeelde dat zij volledig wilsbekwaam was ten aanzien van haar euthanasiewens.

Kort voor de geplande euthanasiedatum liet de instelling de patiënte weten dat zij haar niet wilsbekwaam achtten en weigerden mee te werken aan de opzegging van de behandelingsovereenkomst van de patiënte met de instelling. Daarop stapte de familie naar de voorzieningenrechter in Middelburg, die de patiënte medio april in het gelijk stelde. WVO Zorg stelde een executie-kort geding in bij de rechtbank in Utrecht, maar ook deze oordeelde dat de euthanasie kon worden verleend. Kort daarop is dat ook daadwerkelijk gebeurd, bij de patiënte thuis.

In een bericht op de website stelt WVO Zorg – tegen het oordeel van de psychiater in – dat de patiënte wilsonbekwaam was en niet zelf over euthanasie kon beslissen: ‘Als wij een cliënt wilsonbekwaam achten en overigens van mening zijn dat zij tijdens de intensieve behandelrelatie geen volhardende doodswens heeft geuit, dan kan het niet anders dan dat wij de opzegging van de zorgovereenkomst uit goed hulpverlenerschap niet kunnen accepteren, als die beëindiging alleen is bedoeld om kort daarna te komen tot een levenseinde.’