Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) liet in een brief aan de Tweede Kamer weten dat hij actieve levensbeëindiging bij kinderen tussen de 1 en 12…
Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) liet in een brief aan de Tweede Kamer weten dat hij actieve levensbeëindiging bij kinderen tussen de 1 en 12 jaar mogelijk wil maken.
Minister Hugo de Jonge van VWS gaat werken aan een regeling voor actieve levensbeëindiging bij kinderen.[1] Hij dit doet naar aanleiding van een onderzoek dat resulteerde in het rapport Medische beslissingen rond het levenseinde van kinderen tussen de 1 en 12 jaar.[2] Aanleiding voor het onderzoek was het ontbreken van gegevens over de praktijk van beslissingen rond het levenseinde van kinderen tussen de 1 en 12 jaar oud. Het onderzoek moest meer inzicht geven in hoe de zorg en beslissingen in de laatste levensfase gewaardeerd worden door betrokkenen en hoe vaak kinderen uit deze leeftijdsgroep om actieve levensbeëindiging vragen.
Behoefte aan de mogelijkheid van actieve levensbeëindiging
Volgens De Jonge blijkt uit het onderzoek dat er onder artsen en ouders van ongeneeslijk zieke kinderen, die uitzichtloos en ondraaglijk lijden en binnen afzienbare tijd zullen sterven, behoefte bestaat aan de mogelijkheid van actieve levensbeëindiging. Het gaat hierbij om kinderen die met verdere behandeling geen zicht meer hebben op een langer leven. In een klein aantal gevallen is de toepassing van alle mogelijkheden van palliatieve zorg zelfs niet toereikend. Die kinderen lijden daardoor onnodig (lang) zonder dat er perspectief is op verbetering. De Jonge schrijft dat het mogelijk gaat om ongeveer vijf tot tien gevallen per jaar.
De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) is voor een regeling voor actieve levensbeëindiging bij kinderen. De organisatie denkt hierbij aan een uitbreiding van de bestaande Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (Regeling LZA/LP). Minister De Jonge wil nu zorgen voor “meer juridische waarborgen” voor artsen die op grond van hun professionele norm willen kunnen overgaan tot levensbeëindigend handelen bij kinderen.
Aansluiten bij de huidige regelgeving
De minister zoekt aansluiting bij de huidige regelgeving: de arts is strafbaar, maar kan een beroep doen op de rechtvaardigingsgrond van overmacht in de zin van noodtoestand. Deze algemene strafuitsluitingsgrond is geregeld in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht. De Regeling levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar zal een uitwerking worden van deze strafuitsluitingsgrond. De uitwerking van de regeling gebeurt in nauw overleg met de beroepsgroepen en het openbaar ministerie.
Kinderen zijn niet wilsbekwaam
Kindereuthanasie was eerder dit jaar het onderwerp van de rede van Theo Boer, getiteld Ethische kanttekeningen bij pleidooien voor “kindereuthanasie”. Hij sprak de rede uit bij zijn afscheid als Lindeboom hoogleraar Ethiek van de Zorg aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij plaatste ethische kanttekeningen bij de pleidooien voor kindereuthanasie. In zijn rede liet Theo Boer zien dat in de discussie over euthanasie in Nederland, kindereuthanasie nooit ver achter de horizon was. Volgens Boer ligt het probleem van kindereuthanasie bij het feit dat kinderen niet wilsbekwaam zijn. Wilsbekwaamheid behoort namelijk tot het fundament van de Nederlandse consensus over euthanasie. Boer bepleitte dat we daar nooit aan mogen tornen en “dat we mensen die er niet om kunnen vragen, niet dood maken”.
Moedwillig en actief doden intrinsiek moreel problematisch
Het moedwillig en actief doden van een mens is intrinsiek moreel problematisch, maar Boer kan actieve levensbeëindiging wel als uitzondering voorstellen. Hiervoor noemt hij wel twee kanttekeningen. Ten eerste zegt hij dat heartbreaking lijden bij kinderen ook mét de mogelijkheid van kindereuthanasie niet altijd verholpen wordt. “Niemand die het zo zegt hoor, maar de dood ís geen panacee. Er zullen altijd fouten gemaakt blijven worden, soms zal lijden onopgemerkt blijven, en al zou je tot de conclusie komen dat levensbeëindiging het enige is wat overblijft, dan nog kun je dat niet op een achternamiddag besluiten en effectueren.” Ten tweede zegt hij dat “levensbeëindiging in een protocol vangen, compleet met een stappenplan en een meldingsprocedure” hem niet het geschikte signaal lijkt.
Hij schrijft: “Van de uitzondering gaan we dan een regel maken en bij elke regel weten we dat die nieuwe grensgevallen creëert. Waarom wel kinderen tussen de een en twaalf en bijvoorbeeld geen kinderen die ouder zijn maar wilsonbekwaam? Waarom wel een procedure voor een zachte dood voor wilsonbekwame kinderen, en geen procedure bij wilsonbekwame bejaarde ouders? Als we ons bij actieve levensbeëindiging niet consequent beperken tot wilsbekwame mensen, mét alle pijn die die beperking in individuele gevallen kan veroorzaken, dan spoelt het fundament onder het Nederlandse euthanasiebeleid weg. De zorgvuldig opgebouwde consensus opgeven dat je alleen iemand dood maakt die daar zelf om vraagt, gaat kringen trekken waar we nog tientallen jaren spijt van zullen hebben.”[3] Als het gaat om het regelen van kindereuthanasie, dan pleit Boer voor een “rehabilitatie van de voorzichtigheid. Bij twijfel niet inhalen.”[4]
Lees hier de hele afscheidsrede.
–
[1] Beleidsreactie Medische beslissingen rond het levenseinde van kinderen 1-12 jaar, 13 oktober 2020.
[2] Medische beslissingen rond het levenseinde bij kinderen, 28 september 2019
[3] Ethische kanttekeningen bij pleidooien voor ‘kindereuthanasie, Prof.dr. Theo A. Boer, p.15-16
[4] Ethische kanttekeningen bij pleidooien voor ‘kindereuthanasie, Prof.dr. Theo A. Boer, p.17