PVH 12e
jaargang – 2005 nr. 5, p. 121-122 Nieuw zorgstelsel
een feit

Mr

dr drs. M.A.J.M. Buijsen

Universitair

hoofddocent gezondheidsrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en
redacteur van PVH.

De goede burgers

van de stad Hamelen waren gierig en besloten de hand op de knip
te houden. Toen de rattenvanger hun kinderen eenmaal de stad
uit had gevoerd en met hen in de holte van een berg verdwenen
was, bleek dat de prijs die zij uiteindelijk betaalden oneindig
veel hoger was dan het geldbedrag dat zij dachten uit te sparen.
Nu de senaat op 14 juni 2005 het voorstel Zorgverzekeringswet
heeft aanvaard, zou ook de prijs voor de herziening van het Nederlandse
stelsel van gezondheidszorg wel eens buitensporig hoog kunnen
zijn.
Het deuntje dat de rattenvanger uit zijn fluit toverde, was
natuurlijk zeer aanlokkelijk. Wie is er nu tegen een plan dat zowel
een kwalitatieve verbetering van de gezondheidszorg als een betere
betaalbaarheid beoogt!? Dat willen we allemaal: eenieder van ons
is immers zowel zorggebruiker als zorgverzekerde. En kennelijk
willen we dat zo graag, dat we nauwelijks nog kanttekeningen plaatsen
bij het middel dat tot het felbegeerde doel moet leiden: marktwerking.
De Zorgverzekeringswet stoelt op de gedachte dat de aanbieders
van gezondheidszorg dingen naar de gunst van een gering aantal
inkopende, financieel zeer machtige zorgverzekeraars (feitelijk
zullen dat vijf grote conglomeraten zijn), die op hun beurt met
elkaar in de slag zullen gaan op de Nederlandse verzekeringenmarkt.
En kunnen nu de diensten van zowel aanbieders als verzekeraars
van zorg tegen een zo optimaal mogelijke prijs-kwaliteitverhouding
worden afgenomen, dan is de burger spekkoper. Toch is de logica
van deze gedachtegang niet zo dwingend als zij wel lijkt.De discussies en beschouwingen over de herziening van het
stelsel van gezondheidszorg kenmerken zich door een opvallende
afwezigheid van filosofische reflectie. Men lijkt er nauwelijks
bij stil te staan dat gezondheidszorg eigenaardig is. De gezondheidszorg
heeft unieke eigenschappen, die zij ontleent aan het soort van
goed dat gezondheid nu eenmaal is. De gezondheidszorg is een van
de weinige domeinen waar men aanvaardt dat een rechtvaardige verdeling
van schaarse goederen op basis van behoefte geschiedt. Andere criteria
dan medische doen welbeschouwd niet ter zake bij de bepaling van
het individuele recht op gezondheidszorg. Daarmee hangt weer samen
het breed gedeelde besef dat de toegang tot voorzieningen van gezondheidszorg
voor iedereen gelijk behoort te zijn. Ook daarin is de gezondheidszorg
tamelijk uniek. We hebben er generaties over gedaan om in te zien
dat het belang van gezondheid aan de gezondheidszorg deze karakteristieke
morele eisen stelt. Dat men deze bijzondere eisen niet langer zou
willen stellen, is moeilijk voorstelbaar. Of de introductie van
marktwerking aan deze eisen tegemoet zal komen, is de vraag. Daarmee
is niet gezegd dat marktwerking in de gezondheidszorg niet heilzaam
kan zijn, wel dat dit allesbehalve vanzelfsprekend is.
Wat de discussies en beschouwingen over de stelselherziening
verder typeert, is de afwezigheid van het besef dat succesvolle
markten zelden of nooit het product van ontwerp zijn. Markten plegen
spontaan op te komen en anders dan een klassieke misvatting wil
is een markt bepaald geen archetypische vorm van anarchie. Goed
functionerende markten zijn ware wonderen van normativiteit, beheerst
door regels die ‘van onderop’ zijn ontwikkeld, die
om die reden ook draagvlak hebben, door regels die de neerslag
zijn van voortgeschreden inzicht, die de ervaringen van jaren –
zo niet eeuwen – belichamen, door regels die soms eigen zijn
aan alle markten, soms aan slechts enkele en soms volstrekt uniek
zijn. Zouden we nu in staat zijn om van tevoren alle regels te
formuleren die een welbepaalde markt werkelijk behoeft, dan hadden
we andere ervaringen gehad met de introductie van marktwerking
in de energiesector, het openbaar vervoer, het taxibedrijf etc.

Welnu, gegeven de bijzondere morele eisen die aan gezondheidszorg

gesteld worden, waardoor marktwerking niet onmiddellijk voor de
hand ligt, gevoegd bij de wetenschap dat de creatie van een succesvolle
markt op zichzelf al een welhaast onmogelijk karwei is, mag verwacht
worden dat het onderliggende wetgevingsproces toch voldoet aan
bijzondere kwaliteitseisen. De verslagen van het onlangs in de
senaat gevoerde plenaire debat leren dat de werkelijkheid helaas
anders is. Onduidelijkheid is troef. Verbijsterend is het aantal
keren dat de minister van VWS ‘toezegt nog eens te kijken
naar …’, ‘de intentie heeft om…’, ‘zal
komen met een regeling die nog moet worden uitgewerkt… , ‘nadere
studie zal verrichten naar …’, ‘nog eens zal
spreken met de club van …’, etc. etc.. En daarbij gaat
het niet om onbeduidende details. Zo blijft onduidelijk waarop
de verzekerde zijn keuze voor verzekeraar en polis moet baseren.
Van de prijs van de laatste zal hij zeker weet hebben, maar zeker
waar het de naturapolissen betreft, ontbreekt het hem ten enenmale
aan zicht op de kwaliteit van de door de verzekeraar gecontracteerde
gezondheidszorg. Onduidelijk zijn de effecten van de stapeling
van de no claim en het eigen risico op de inkomenspositie van kwetsbare
groepen. Onduidelijk blijft ook hoe het oneigenlijke gebruik van
persoonsgegevens door verzekeraars (in hun streven naar schadelastbeheersing)
zal worden tegengegaan. Onduidelijk blijft of en in welke mate
het toezicht op 1 januari a.s. op orde zal zijn. Geen enkele markt
functioneert zonder degelijke marktmeester. Tal van instanties
(DNB, CTZ, NMa, CTG, AFM, SUO, zie de laatste column van Margo
Trappenburg) vervullen nu en straks allerlei toezichthoudende taken.
Hoe zit het met overlap? Vallen er geen gaten? Ook wordt er een
Zorgautoriteit opgetuigd, maar het voorstel Wet marktordening gezondheidszorg
moet zijn weg naar de Kamers nog vinden. Onduidelijk blijft voorts
hoe de minister de positie van patiëntenorganisaties wil versterken.
Evident is immers dat een goede werking van de wet machtsevenwicht
veronderstelt tussen zorgaanbieder, financier van zorg en patiënt.
Onduidelijk blijft ten slotte of de minister werkelijk wil aan
een Consumentenwet, waarin de rechten van verzekerden zullen zijn
vastgelegd. Met andere woorden, de aanvaarding door de Eerste Kamer
van het wetsvoorstel valt nauwelijks te kwalificeren als informed
consent, om maar eens in medisch jargon te vervallen.

Over de gevolgen van de stelselwijziging zijn verschillende

uitspraken te doen. Uitspraken over de lange termijn effecten van
de stelselwijziging zijn welbeschouwd op weinig meer dan geloof
gebaseerd. Over de effecten op de korte termijn valt vermoedelijk
meer met zekerheid wat te zeggen. Het bovenstaande doet vermoeden
dat chaos wel degelijk in het verschiet ligt; chaos die door het
toegezegde verdwijnen van de rattenvanger niet zal worden weggenomen.
Nu gedijen in chaotische omstandigheden juristen zeer wel en beroepsmatig
breken er voor de schrijver dezes dan ook gouden tijden aan. De
burger in hem vreest echter een lot als dat van de goede burgers
van Hamelen.

Dit artikel

verscheen eerder op 16 juni 2005 in NRC Handelsblad

 

* *

* * * 

 

 

 

 

Vandaag is het

 

Meest recente wijziging

18 June, 2015 10:02