Redactie

In Nederland kan een rechter een ongeboren kind onder toezicht stellen.[1] Dit gebeurde altijd vanaf het moment van levensvatbaarheid van de ongeborene (24 weken zwangerschap). Maar in november 2020 paste de rechtbank Den Haag een voorlopige ondertoezichtstelling (vots) toe op een ongeborene die nog niet levensvatbaar was. [2] Lisette ten Haaf[3] noemt deze uitspraak ‘revolutionair’[4]: het betekende een uitbreiding van de prenatale vots. Ook de JPV juicht deze ontwikkeling toe. Al betekent de uitspraak volgens Ten Haaf niet meteen een versterking van de juridische positie en de beschermwaardigheid van de niet-levensvatbare ongeborene. Het roept volgens haar juist meer vragen op.

Eenduidige visie niet mogelijk

Wat de prenatale vots betreft, pleit Ten Haaf voor duidelijkheid en rechtszekerheid over de 24-wekengrens. Volgens haar is er voor die grens geen goede onderbouwing. De JPV meent dat juist de tegenstrijdige houding binnen onze wetgeving debet is aan de rechtsonzekerheid over de 24-wekengrens van de prenatale vots. Als de wetgever geen eenduidig standpunt inneemt, zal er ook verschillend worden geoordeeld als het gaat om het belang van een ongeboren kind.

Als oplossing voor de duidelijkheid en rechtszekerheid over de 24-wekengrens stelt Ten Haaf voor dat de overheid een “expliciet standpunt” inneemt “over de basis en de reikwijdte van de beschermwaardigheid van ongeboren leven”. Ze stelt ook dat “deze beschermwaardigheid kan bestaan naast het recht op abortus.” De vraag is hoe dat dan werkt. Eenduidig kan het standpunt dan niet zijn. Kan de overheid tenslotte met de ene wet zeggen dat een kind bescherming verdient en met de andere dat het gedood mag worden?

Tweezijdige houding

Als de overheid hierin een standpunt moet innemen, moet zij een keuze maken: of ze sluit zich aan bij de abortuswet dat (in beginsel[5]) bescherming biedt vanaf levensvatbaarheid, of ze sluit zich aan bij de opvatting dat bescherming ook vóór de levensvatbaarheid geldt. Als de overheid kiest voor beiden naast elkaar, is een algemeen standpunt over de basis en reikwijdte van de beschermwaardigheid van ongeboren leven niet mogelijk. De overheid moet dan immers, wil ze consequent zijn, al haar wetgeving vanuit dat standpunt maken. En dat zou bijvoorbeeld de abortuswet onmogelijk maken.

De uitspraak past bij de tweezijdige houding van onze wet- en regelgeving ten opzichte van onze ongeboren medemens. Deze kan namelijk wel bescherming krijgen middels een vots op basis van het familierecht, maar gedood worden op basis van de Wet afbreking zwangerschap. Sterker nog, zoals Ten Haaf opmerkt, kan een vrouw die een vots niet ziet zitten haar zwangerschap laten afbreken. Dit komt er op neer dat een beschermingsmaatregel voor de ongeborene ongedaan gemaakt kan worden door een handeling op grond van een andere wet.

Nieuwe vragen over juridische status ongeborene

Maar de JPV ziet het ongeboren menselijk leven als een volwaardig mensenleven en acht dit leven daarom dan ook beschermwaardig vanaf het moment van conceptie. Helaas zien we dit dus nu niet terug in de Nederlandse wet- en regelgeving. Maar het blijft goed om hierover te blijven nadenken. Ten Haaf wijst er bijvoorbeeld op dat zaken als foetale chirurgie en kunstmatige baarmoeders vragen oproepen over de juridische status van de ongeborene. En dat het ongeboren kind in veel instanties gezien wordt als beschermwaardig en juridisch relevant. Dat klinkt in elk geval hoopgevend.

Voetnoten

[1] Burgerlijk Wetboek 1 titel 14 afdeling 4 (artikelen 254 – 265k)

[2] Rb. Den Haag 17 november 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12532

[3] L. ten Haaf LLM is docent Rechtstheorie aan de Universiteit Utrecht en promoveert aan de Vrije Universiteit op de juridische status van toekomstig leven.

[4] De ondertoezichtstelling van een nog niet-levensvatbare foetus, Nederlands Juristenblad, 18 juni 2021 − Afl. 24, p.1968-1971

[5] Een zwangerschapsafbreking na 24 weken is strafbaar, maar het Openbaar Ministerie kan besluiten om niet strafrechtelijk te vervolgen als er voldaan is aan bepaalde zorgvuldigheidseisen, https://www.lzalp.nl/informatie/juridisch-kader/zorgvuldigheidseisen, laatst bezocht op 20 juli 2021; Modelprotocol Medisch handelen bij late zwangerschapsafbreking Versie 3.0