Reformatorisch Dagblad 20 april 2019, door  Jakko Gunst.

Sinds begin dit jaar kunnen voor de geboorte overleden kinderen officieel worden geregistreerd bij de burgerlijke stand. Ook de allerkleinsten die overleden doordat de zwangerschap in een abortuskliniek werd afgebroken, zo blijkt nu.

Nee, alledaags was de juridische vraag die advocaat Don Ceder onlangs onderzocht zeker niet. „Kan ik mijn geaborteerde kindje laten inschrijven in het bevolkingsregister?”, vroeg moeder Yara. Na veertien zwangerschapsweken had ze in een Amsterdamse kliniek een abortus ondergaan. „Ze had gehoord dat de Wet basisregistratie personen (Wet brp) was aangepast en zou het een mooie aanvulling vinden op de rouwverwerking, maar wist niet precies wie er onder de nieuwe regelgeving vielen”, blikt Ceder terug.

De wet werd gewijzigd nadat 82.000 burgers hun handtekening hadden gezet onder de petitie ”Ik wil ook in het BRP!” Het initiatief daarvoor werd genomen door moeders die erkenning zochten voor hun levenloos geboren kind.

Ceder ploos de wetsgeschiedenis uit en ontdekte dat er sprake was van ruim opgestelde regels. Rouwende moeders kunnen de geboorte aangeven, ongeacht het geboortejaar. Op de akte komt de toevoeging “levenloos” te staan. Daarna kan het kind worden bijgeschreven op de persoonslijst van de verzoekende ouder, zodat het zichtbaar is op MijnOverheid.nl en op uittreksels van de BRP.

De persoonlijke wens van de ouder staat bij dit alles voorop, zo laten de parlementaire stukken duidelijk zien. De zwangerschapsduur doet voor de registratiemogelijkheid niet ter zake, de overlijdensoorzaak evenmin.

Ook Yara kreeg de geboorteakte mét toevoeging, blikt Ceder terug. „Aan de balie van het gemeentehuis in Amsterdam ontmoette zij vooral begrip. Ze werd gecondoleerd met het verlies.”

De gemeente waar ze woont, in het midden van het land, heeft de naam van het kindje inmiddels aan Yara’s persoonsgegevens toegevoegd.

Een memorabel moment? Ceder, tevens ChristenUnie-raadslid in Amsterdam, zou het in elk geval positief waarderen als het verhaal breder bekendheid krijgt, en mensen aan het nadenken zet, zegt hij. „Deze wetswijziging is voor alle moeders die ermee te maken krijgen natuurlijk meer dan een formaliteit. Dit draait om erkenning en waardering, voor hun rouw én voor het kind dat ze bij zich hebben gedragen. Bij mij persoonlijk riep het ook de vraag op: Maar wat betekent dit nu voor hoe we kijken naar het ongeboren leven, ook bij bijvoorbeeld abortus?”

In de media gaat veel aandacht gaat uit naar de spaarzame, publieke botsingen die er soms nog zijn tussen prochoice- en prolifebetogers, aldus de jurist en politicus. „Maar afgezien daarvan zit het maatschappelijk debat over abortus eigenlijk muurvast, terwijl iedereen in het verhaal van Yara ook de ongemakkelijke kanten ziet.”

Doordat de overlijdensoorzaak voor de Wet bpr niet terzake doet, zegt de wetgever min of meer dat ook het geaborteerde kind er recht op heeft om uit de vergetelheid te worden gehaald, zegt Ceder. „Moeders zoals Yara zijn niet iets, maar iemand kwijtgeraakt.”

Hij hoopt dat verhalen zoals die van haar openingen bieden om het gevoelige abortusthema weer een plekje te geven op de maatschappelijke agenda. „Wie weet, komen alle partijen tot de slotsom dat we toch niet zo consistent met onze waardering voor het ongeboren leven zijn omgegaan als we dachten, en dat we moeders als Yara met hun kind niet in de steek mogen laten. Voor de politiek zou dat een signaal zijn om na het aanpassen van de Wet persoonsregistratie ook nog eens te kijken naar de abortuswet.”

Yara (een pseudoniem vanwege de privacy) komt maandagavond vanaf 22.45 uur uitgebreid aan het woord in het EO-programma NieuwLicht op NPO 2.