Sterven Uit Vrije Wil noodzakelijk of problematisch?

INLEIDING

In februari 2010 is het Burgerinitiatief Voltooid Leven gelanceerd, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot sterven in waardigheid aan ouderen die hun leven voltooid achten en kiezen voor het einde van hun leven. Dit burgerinitiatief werd in mei 2010 met 116.871 steunbetuigingen aan de Tweede Kamer aangeboden. In februari van dit jaar is de Tweede Kamer begonnen met de behandeling van het burgerinitiatief.1 Uit het aantal steunbetuigingen kan wel worden afgeleid dat het onderwerp van het burgerinitiatief veel mensen raakt. Er lijkt een grote groep mensen te zijn die behoefte heeft aan een verruiming van de mogelijkheid tot sterven onder begeleiding. Is de oplossing die de initiatiefgroep Uit Vrije Wil met het Wetsvoorstel Toetsing Stervenshulp aan Ouderen probeert te bieden echter wel een goede oplossing?

INHOUD VAN HET WETSVOORSTEL

Het Wetsvoorstel Toetsing Stervenshulp aan Ouderen ligt op dit moment ter behandeling bij de Tweede Kamer. Kort samengevat houdt het wetsvoorstel in dat het mogelijk moet worden voor mensen van 70 jaar of ouder die hun leven voltooid achten en graag stervenshulp zouden willen krijgen, hiertoe een vrijwillig, weloverwogen en duurzaam verzoek te doen en daarmee stervenshulp te verkrijgen.2 Volgens de initiatiefgroep Uit Vrije Wil bestaat een grote behoefte aan een dergelijke regeling, 5 à 10% van de ouderen (deze groep beslaat in totaal zo’n 100.000 à 200.000 ouderen) zou lijden aan een chronische doodswens.3 Om die reden is dan ook een wetsvoorstel opgesteld. Ik betwijfel ook niet dat er inderdaad behoefte zal zijn aan een dergelijke regeling. Sommige mensen voelen zich in de steek gelaten door de dood: zij zijn alleen achtergebleven, met niemand om voor te zorgen en niemand die voor hen zorgt. Vrienden en familie hebben zij om hen heen weg zien vallen. Deze mensen zijn alleen en slijten hun dagen met wachten op de dood, wat inderdaad tragisch is.

DE PIL VAN DRION

De initiatiefgroep hanteert voor het sterven uit vrije wil een leeftijdsgrens van 70 jaar. Deze leeftijdsgrens is onder andere bepaald aan de hand van de opmerkingen van de heer Huib Drion. Huib Drion is een van de eersten die het probleem van ouderen die graag willen sterven, maar een lichaam hebben dat niet opgeeft, op de kaart zette. Dit deed hij in 1991, door middel van een artikel in het NRC Handelsblad.4 Hierin pleitte Huib Drion voor een manier waarop ouderen waardig konden sterven indien zij dit wensten, met behulp van een middel waarmee ouderen op aanvaardbare wijze uit het leven zouden kunnen stappen.5 Over deze zogenaamde
‘ Pil van Drion’ wordt heden ten dage nog steeds gesproken. Huib Drion heeft in zijn artikel duidelijk aangegeven dat een dergelijke ‘pil’ alleen verstrekt zou moeten worden aan ouderen “wier leven in het stadium is gekomen van de neergaande lijn die karakteristiek is voor de laatste fase van hen die niet – door ziekte of een ongeval – te vroeg gestorven zijn”.6

Op basis van deze opmerkingen van Huib Drion heeft de initiatiefgroep dan ook besloten de leeftijdsgrens van 70 jaar te hanteren. Volgens de initiatiefgroep zijn ouderen door hun opgedane levenservaring in de positie terecht gekomen dat zij kunnen besluiten of zij nog verder willen leven. Jongere mensen zouden deze mogelijkheid niet hebben, omdat hun leven zich door de jaren heen nog verder kan ontwikkelen en jongere mensen niet zomaar moeten kunnen beslissen dat hun leven ten einde is.7 Hier kan ik mijzelf ook in vinden. Immers, mijns inziens kan een jonger persoon niet zomaar besluiten dat zijn leven ten einde is. Een chronische doodswens kan uiteraard ook bij jongeren voorkomen, maar dit heeft over het algemeen minder te maken met het in de steek gelaten voelen door de dood nu iedereen om een persoon is weggevallen en meer met het ongelukkig zijn in het leven.

DE LEEFTIJDSGRENS: DISCUTABEL?

Het is dan ook logisch dat er een leeftijdsgrens wordt vastgesteld voor voltooid leven. Een wet waarbij iedereen, van elke leeftijd, de mogelijkheid zou krijgen om te kiezen voor het einde van het leven en bij de beëindiging van het leven begeleid zou moeten worden, levert morele en praktische problemen op. Morele problemen, omdat het voor velen moeilijk te begrijpen zal zijn waarom iemand die nog jong en fysiek volledig gezond is, geholpen moet worden bij het beëindigen van het leven. Ook praktisch zal een dergelijke wet waarschijnlijk problemen opleveren: allereerst de vraag of de medische beroepsbeoefenaars die begeleiders zijn bij het sterfproces, welwillend staan tegenover het beëindigen van het leven van een jongere, een gezond persoon, iemand die waarschijnlijk nog familie en vrienden om zich heen heeft. Daarnaast zou een dergelijke wet sterk ingaan tegen het recht op leven wat wij allemaal hebben gekregen vanuit artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wat zou dit artikel nog betekenen als iedereen op elk gekozen moment een einde aan het leven kan maken, hierbij zelfs ondersteund door mensen die hiervoor zijn opgeleid? Mij lijkt niets.

Ook de initiatiefgroep heeft tot een dergelijk besluit niet willen komen. Deze groep bepaalt de leeftijdsgrens voor de stervenshulp aan ouderen op de leeftijd van 70 jaar, omdat zij van mening is dat op deze leeftijd de mens een ‘ brevet van leven’ zou hebben behaald.8 Maar kan dit van tevoren wel zomaar worden gezegd? Het lijkt logischer om dit per individueel geval te bekijken.9 Als bijvoorbeeld gekeken wordt naar het Chabot-arrest10, dan blijkt dat het ook mogelijk is dat iemand jonger dan 70 jaar lijdt aan het leven. In dit geval was er wel sprake van een patiënt die ook zwaar psychisch leed, maar ook hier ging het om iemand die fysiek gezien nog geheel gezond was en wegens omstandigheden en gebeurtenissen klaar was met het leven. Zo iemand zou dan geen beroep kunnen doen op de Wet Stervenshulp aan Ouderen, omdat de persoon niet oud genoeg is. Valt hier dan geen gat voor diegenen die ook graag stervenshulp zouden willen ontvangen, maar hiervoor niet oud genoeg zijn? De initiatiefgroep geeft zelf aan deze leeftijdsgrens enkel te hanteren, omdat zij zonder deze leeftijdsgrens helemaal geen kans zouden maken in het parlement.11 Maar als stervenshulp in de zin zoals de initiatiefgroep Uit Vrije Wil dit wil toegestaan moet zijn, dan lijkt mij dat het hanteren van een leeftijdsgrens hieromtrent niet bijdraagt aan de houdbaarheid van dit standpunt. Immers, als stervenshulp als zodanig toegestaan zou zijn, waarom dan niet voor iedereen?

EEN NIEUWE BEROEPSGROEP: DE STERVENSHULPVERLENERS

Volgens artikel 2 lid 1 sub a is de inhoudelijke zorgvuldigheidseis waaraan moet zijn voldaan dat er een ‘ vrijwillig, weloverwogen en duurzaam verzoek’ om stervenshulp wordt gedaan. Of dit inderdaad het geval is, moet worden bepaald door een zogenaamde stervenshulpverlener (artikel 2 lid 1 Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen). Deze stervenshulpverlener zou een nieuwe geregistreerde beroepsgroep worden, die opgenomen dient te worden in de Wet BIG. Voordat iemand een stervenshulpverlener is, moet diegene allereerst een getuigschrift behalen (artikel 3 lid 1 Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen). Deze stervenshulpverleners hoeven volgens de Memorie van Toelichting bij de wet geen artsen te zijn. Wel is van belang dat de potentiële stervenshulpverlener ervaring heeft met de terminale en existentiële problematiek. Hierdoor zouden volgens de Memorie van Toelichting ook psychologen, verplegers, geestelijk verzorgers en filosofen de mogelijkheid moeten hebben om een stervenshulpverlener te worden.

Zoals in de Memorie van Toelichting ook duidelijk staat aangegeven kiezen deze professionals er zelf voor om stervenshulpverlener te worden. Waar bij een (huis)arts de vraagstukken rondom euthanasie nog ‘part of the job’ zijn, of de arts dit nu wil of niet, de stervenshulpverlener besluit zelf te kiezen voor een professie die zich enkel richt op de stervenshulp en de hulp bij zelfdoding. Maar zou iemand die niets met dergelijke stervenshulp te maken wil hebben, hiervoor ook een opleiding willen doen? Of zal een dergelijke opleiding alleen worden gedaan door mensen die al voorstander zijn van dit wetsvoorstel? Ik denk dat dit laatste het geval zal zijn. De professionals uit de genoemde beroepsgroepen zullen waarschijnlijk geen opleiding tot stervenshulpverlener volgen, indien zij geen voorstander zijn van de wet. Dit leidt er automatisch toe dat juist de voorstanders van de wet wél een opleiding tot stervenshulpverlener zullen volgen. Kunnen deze mensen nog wel objectief genoeg kijken naar de wens van de oudere, indien zij zo’n grote voorstander zijn van de stervenshulpverlening en de mogelijkheid van de oudere om op een zelfgekozen moment uit het leven te stappen?

Ook na het behalen van het getuigschrift lijkt mij de functie van stervenshulpverlener en de toetsingsbevoegdheid die deze stervenshulpverlener heeft problematisch. Niet alleen het feit dat waarschijnlijk alleen degenen die voorstander zijn van deze wet een opleiding tot stervenshulpverlener zullen doen zal voor problemen zorgen, maar ook het feit dat door de stervenshulpverlener moet worden bepaald of het verzoek dat door de oudere is gedaan vrijwillig, weloverwegen en duurzaam is zal op problemen stuiten. De vraag is namelijk hoe een stervenshulpverlener gaat bepalen dat een verzoek vrijwillig, weloverwogen en duurzaam is gedaan. Dit zijn nog steeds subjectieve criteria en de beoordeling of er sprake is van een zodanig verzoek zal dan waarschijnlijk ook van hulpverlener tot hulpverlener verschillen.12 Er is dan ook nog steeds geen zekerheid dat het zelfbeschikkingsrecht in zijn volledigheid kan worden gewaarborgd door de wet.

HET RECHT OP ZELFBESCHIKKING

Is het ook wel ooit de bedoeling geweest dat het zelfbeschikkingsrecht zo ver strekt dat dit ook het recht om te sterven, indien iemand dit wil en weloverwogen heeft besloten, waarborgt? Het argument dat mensen een vrije wil hebben en op basis hiervan weloverwogen kunnen besluiten te willen sterven, is een argument dat vaak door voorstanders van euthanasie wordt gebruikt ter rechtvaardiging van euthanasie.13 Ook in de Memorie van Toelichting bij het Wetsvoorstel wordt het zelfbeschikkingsrecht aangehaald ter rechtvaardiging van de wet. Ik vraag mij echter af of dit zelfbeschikkingsrecht wel zo ver moet strekken als de initiatiefgroep Uit Vrije Wil zou willen. Uiteraard, het zelfbeschikkingsrecht is een belangrijk recht. Mensen moeten het recht hebben te beschikken over hun eigen leven, zij hoeven hun leven niet volledig in de handen van een ander te geven. Ik zet er echter vraagtekens bij of de mogelijkheid tot de beëindiging van het leven wel onder het zelfbeschikkingsrecht moet vallen. Immanuel Kant heeft in dit kader het volgende gezegd: “Vanuit je zelfbeschikkingsrecht mag je in principe alles beslissen, uitgezonderd de beslissingen die leiden tot de teloorgang van je eigen zelfbeschikking”.14 Hiermee heeft Kant wel een belang aan zelfbeschikking, maar dit belang strekt niet zo ver dat tot de zelfbeschikking ook de mogelijkheid tot het zelf bepalen van de dood behoort.

De vraag is ook in hoeverre er echt sprake is van zelfbeschikking bij een verzoek in lijn met de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen. Wanneer kan een oudere nog zelfstandig besluiten dat hij of zij wil sterven? Ook indien een oudere wilsbekwaam is, betekent dit niet automatisch dat een verzoek te willen sterven altijd op goede gronden wordt gedaan. Mogelijk voelt een oudere zich op een gegeven moment meer en meer een last voor zijn omgeving en vindt de oudere de oplossing in de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen.15 Is dit echt iets wat een wet mogelijk zou moeten maken? Dat de oudere zich overbodig begint te voelen en een makkelijke oplossing voor de problemen die hij zelf denkt te geven denkt te vinden door middel van deze wet? Ik denk niet dat het dit is wat de initiatiefgroep met deze wet mogelijk heeft willen maken, maar het is wel een mogelijk gevolg van deze wet. Binnen de Wet Toetsing Levensbeëindiging op Verzoek en Hulp bij Zelfdoding is euthanasie of hulp bij zelfdoding om een dergelijke reden sowieso niet nodig, omdat er allereerst sprake moet zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden.

DE SAMENLOOP VAN DE HUIDIGE EUTHANASIEWETGEVING EN DE WET TOETSING STERVENSHULP AAN OUDEREN

De samenloop van de huidige euthanasiewetgeving en de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen lijkt dan ook moeizaam. Indien een oudere vanwege zijn naar eigen mening ondraaglijk en uitzichtloos lijden een verzoek tot euthanasie indient volgens de huidige euthanasiewetgeving, kan dit afgewezen worden omdat er volgens een arts geen sprake is van een dergelijk ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Indien de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen wordt ingevoerd, dan kan er na een dergelijke afgewezen aanvraag alsnog een verzoek in worden gediend, maar dan bij een stervenshulpverlener. Dit is de makkelijkste weg voor de oudere. Immers, de wet houdt dezelfde zorgvuldigheidseisen aan, maar heeft niet de eis van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Naar verwachting zullen ouderen daarom eerder voor de ‘makkelijke weg’ kiezen, waar de kans groter is dat hun verzoek wordt ingewilligd.16 Indien de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen naast de Wet Toetsing Levensbeëindiging op Verzoek en Hulp bij Zelfdoding zal bestaan, dan zal deze laatste waarschijnlijk uiteindelijk overbodig worden.

CONCLUSIE

In mijn ogen is de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen zoals die nu bestaat, nog niet klaar voor de invoering hiervan in het huidige stelsel van wetten. De wet zoals die nu bestaat, geeft problemen waar op dit moment nog geen oplossing voor is. Het vraagstuk van de leeftijdsgrens van 70 jaar bijvoorbeeld; wat is de rechtvaardiging hiervan? Ook de professie van stervenshulpverlener lijkt mij nog niet volledig duidelijk en ingekaderd. Ik vraag mij of hoe bijvoorbeeld een filosoof zou kunnen besluiten dat er bij de oudere sprake is van een vrijwillig, weloverwogen en duurzaam verzoek. Mijns inziens is hiervoor een mate van kennis van de menselijke psyche nodig, die een filosoof naar aanleiding van zijn opleiding waarschijnlijk niet zal hebben.

Van belang is ook de vraag of het recht op zelfbeschikking wel zo ver hoort te strekken als de initiatiefgroep zou willen zien. Mijns inziens is dat niet het geval. Het recht om te sterven toeschrijven aan het zelfbeschikkingsrecht, lijkt mij een stap te ver. Ook het feit dat de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen naast de bestaande euthanasiewetgeving waarschijnlijk problemen zal opleveren voor de laatstgenoemde en deze waarschijnlijk ook overbodig zal maken, lijkt mij een probleem dat opgelost zal moeten worden voordat een wet zoals de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen kan worden ingevoerd.

PS: auteur Sanne IJzermans, student-assistent van de faculteit Beleid & Management Gezondheidszorg, afdeling Recht & Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit te Rotterdam

NOTEN

1. http://www.uitvrijewil.nu/
2. Artikel 2 lid 1 sub a en b van de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen.
3. J. Peters, E. Sutorius e.a., Uit Vrije Wil – Waardig sterven op hoge leeftijd, Amsterdam: Boom Uitgeverij, 2011, p. 30.
4. J. Peters, E. Sutorius e.a., Uit Vrije Wil – Waardig sterven op hoge leeftijd, Amsterdam: Boom Uitgeverij, 2011, p. 58.
5. H. Drion, ‘Het zelfgewilde einde van oudere mensen’, NRC Handelsblad 19 oktober 1991.
6. J. Peters, E. Sutorius e.a., Uit Vrije Wil – Waardig sterven op hoge leeftijd, Amsterdam: Boom Uitgeverij, 2011, p. 31.
7. J. Peters, E. Sutorius e.a., Uit Vrije Wil – Waardig sterven op hoge leeftijd, Amsterdam: Boom Uitgeverij, 2011, p. 31.
8. NRC Handelsblad 16 maart 2011, ‘Maak van stervenshulp geen mensenrecht’.
9. NRC Handelsblad 16 maart 2011, ‘Maak van stervenshulp geen mensenrecht’.
10. HR 21 juni 1994, NJ 1994, 656.
11. G. van Dijk, ‘Wetsvoorstel Uit Vrije Wil kent belangrijke problemen’, Medisch Contact 16 maart 2011.
12. G. van Dijk, ‘Wetsvoorstel Uit Vrije Wil kent belangrijke problemen’, Medisch Contact 16 maart 2011.
13. Th.A. de Boer, ‘De Ethiek van Euthanasie’, In Perspectief 11 (1998), p. 1.
14. Th.A. de Boer, ‘De Ethiek van Euthanasie’, In Perspectief 11 (1998), p. 1.
15. Th.A. de Boer, ‘De Ethiek van Euthanasie’, In Perspectief 11 (1998), p. 1.
16. G. van Dijk, ‘Voltooid leven en de rol van artsen’, Medisch Contact 13, 1 april 2010, p. 604.