De Pil van Drion is bezig zijn appèl te verliezen. Deels door ontwikkelingen in de Nederlandse politiek – discussies over Pil de zijn toch vooral een verdienste van ‘Paars’ -, deels omdat discussies in de samenleving hierover blijven steken in onduidelijkheid over het concept en over de voors en de tegens ervan, mocht het doorgaan. Het is genoeglijk bekend dat ‘de’ Pil van Drion niet bestaat, en dat in meerdere opzichten. Hij bestaat niet in de zin van een eenduidig concept. Sommigen denken aan één pil, anderen aan een tweetrapsraket. Evenmin is duidelijk of men denkt aan een pil, een drankje of nog iets anders, noch in hoeverre artsen, apothekers of andere professionals niet toch bij de praktische uitvoering van het idee betrokken dienen te zijn. Hoe dan ook, precies omschreven – pil, drankje, één- of tweetrapsraket – bestaat hij evenmin als feitelijke mogelijkheid, want afgezien van de praktische problemen stapelen de morele en politieke bedenkingen zich op. Maar in één opzicht bestaat de Pil van Drion nog wèl: als gedachte mogelijkheid dat (1) oudere burgers (2) zonder afhankelijk te zijn van een arts, (3) op een wijze die effectief is en zo min mogelijk ongerief veroorzaakt bij betrokkene en zijn nabestaanden, (4) een einde kunnen maken aan hun ]even. In het onderstaande bekijken we elk van deze vier elementen op hun merites.

1. OUDERE BURGERS

Volgens het oorspronkelijke idee is de Pil van Drion bestemd voor oude(re) mensen. Waarom bied je de Pil niet aan aan eenieder die genoeg heeft van het leven – 12, 43 of 87 jaar oud? De meest waarschijnlijke verklaring voor het hanteren van een leeftijdsgrens is de aanwezigheid van impliciete overtuigingen over wat ‘natuurlijk’ is in het leven. Wil iemand van 30 dood, dan schrik je nu eenmaal veel harder dan wanneer iemand van 85 dood wil. De term ‘klaar met leven’ appelleert, ondanks associaties aan een achterhaalde maakbaarheidgedachte, aan een fundamentele ervaring van de meeste mensen: dat het leven net als de natuur zijn seizoenen kent. Het is nogal een verschil of een bloem in het voorjaar in de knop wordt gesmoord, of dat diezelfde bloem na de bloei verwelkt en sterft. iemand die oud is, ‘mag’ heengaan. Dat is een belangrijk intuïtief appèl van de Pil van Drion. De kracht van deze seizoenen-analogie wordt versterkt door een aantal aanvullende omstandigheden. In het leven van jongeren zit lichamelijk, psychisch, financieel en sociaalmaatschappelijk doorgaans meer ‘muziek’ dan in dat van ouderen; bij jongeren denken we aan mensen die zichzelf kunnen redden, bij ouderen aan toenemende afhankelijkheid, aan incontinentiemateriaal, Eau de Cologne, loepjes, Kukident en gehoorapparaten. Bijna al datgene wat in amusement en reclame als ideaalbeeld geldt, is bij ouderen afwezig. Als ik een voorstander van de Pil was, zou ik om strategische en misschien ook wel principiële redenen hameren op een bepaalde ondergrens. Waarom? Omdat zo’n ondergrens suggereert dat de Pil van Drion niet primair een zelfmoordpil is, maar gewoonweg ‘de natuur een handje helpt’.
Wie zo’n ondergrens wil hanteren, krijgt evenwel te maken met een aantal lastige kwesties. Bij lang niet alle mensen lopen de seizoenen synchroon. Sommigen zijn vroege bloeiers, anderen laatbloeiers. Sommigen zijn snel opgebrand, anderen beginnen op hoge leeftijd aan een nieuwe of waarachtige bloeitijd. Netty Boomsma uit het verhaal van Chabot was al op haar 50ste klaar met leven, Mary Dresselhuijs is met bijna 90 nog lang niet klaar. Maar toch, als ik voor de Pil was, zou ik de onrechtvaardigheid van een leeftijdsgrens maar voor lief nemen, net zoals bijvoorbeeld de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar. Grenzen zijn nu eenmaal pijnlijk voor de uitzonderingen.

Een tweede probleem bij het hanteren van een leeftijdsgrens is wijsgerig-antropologisch: wat geeft ons reden om uit een min of meer natuurlijk proces normatieve conclusies te trekken? In de moderne samenleving proberen we ons juist op allerlei manieren aan ‘natuurlijke’ processen te ontworstelen. Facelifts, IVF, het homohuwelijk en overwinteren in Florida zijn maar enkele voorbeelden van pogingen om de hegemonie van ‘natuurlijke’ processen te boven te komen. Zou dan in dit geval het feit dat een oud mens rimpelig en gebrekkig wordt, opeens wèl aanleiding mogen zijn tot normatieve conclusies, en wel verregaande?

Een derde probleem waar de voorstander van een leeftijdsgrens zich over moet verantwoorden, is de suggestie dat ouderen op minder bescherming kunnen rekenen. Een politiek die aan mensen van zeg boven de 73 jaar het recht van zelfdoding toebedeelt en mensen onder die leeftijd tegen zelfdoding blijft beschermen, geeft misschien impliciet het signaal af dat ouderen groot gelijk hebben als ze dood willen. Misschien leidt zo’n politiek tot een verminderde bescherming van het leven van oudere mensen, of bevat zij de suggestie dat ouderen er maar beter een eind aan kunnen maken. Misschien leidt het er op den duur toe dat ouderen die niets meer hebben om voor te leven, maar toch geen Pil wensen, minder goed verzorgd worden. De meest effectieve methode om dit soort suggesties voor te zijn is om de Pil in beginsel aan een ieder te verschaffen. Dan is het weer: gelijke monniken, gelijke kappen. lederen evenveel waard. Oud of jong, niemand mag lichtvaardig uit het leven stappen.

2. ZONDER AFHANKELIJK TE ZIJN VAN EEN ARTS

Je kunt je met enig recht afvragen waarom uitgerekend artsen zo diepgaand betrokken zouden moeten zijn bij levensbeëindiging. Bij euthanasie kun je daar nog wat bij voorstellen. Daar is dikwijls sprake van een ziektegeschiedenis waarbij de arts was betrokken, maar bij de Pil van Drion kan het gaan om mensen die niks ernstigs mankeren. Het voorschrijven van een levensbeëindigend middel of het toedienen ervan heeft weinig met geneeskunst te maken. Levensbeëindiging kan iemand, mits goed voorgelicht, ook zelf doen. Je kunt er, als je iemand niet alleen wilt laten, ook politie agenten of militairen voor inhuren, want met moderne wapens kunnen ook zij iemand tegenwoordig effectief en zonder ongemak een zachte dood geven. Bijkomend voordeel is dat j e ook nog eens een meldingspercentage van 100% verkrijgt.

In het streven naar verminderde afhankelijkheid van een arts worden onverwachte tegenstanders verenigd. Weifelende artsen en militante autonomie-freaks vinden elkaar in hun afkeer van een te grote medische betrokkenheid. Het is steeds minder een geheim dat vele artsen emotionele, morele en professionele bedenkingen blijven houden bij actieve levensbeëindiging. Doden blijft een loodzware klus. Als levensbeëindiging meer een verantwoordelijkheid wordt van de cliënt, en er voor de ’traditionele’ euthanasiegevallen steeds meer palliatieve alternatieven beschikbaar komen, krijgen artsen weer meer zicht op hun primaire taken: voorkomen, genezen, verzachten, troosten. En het mes snijdt, zoals schrijfster Karin Spaink stelt, aan twee kanten: de mondige burger wil onder de bedilzucht van medici uit, bevrijd van de grillen van deze of gene wildvreemde professional die de ernst van zijn lijden en de klaarheid van zijn leven beter zou kunnen beoordelen dan hij of zij zelf.
Er ligt in het verlengde van het bovenstaande nog een aantrekkelijk element in de Pil: zelfdoding wordt weer teruggebracht tot zijn essentie, tot wat het altijd is geweest: de beslissing van een individu om een eind aan zijn leven te maken. Wanneer de dokter hulp verschaft, blijft deze zelfdoding geassocieerd met medische overwegingen in de ruimste zin: lichamelijk, psychisch, sociaal. Medische betrokkenheid verleent er bovendien misschien een zweem van legitimiteit aan: “lk heb er met mijn dokter over gepraat; hij is het met mij eens, hij komt morgenavond om acht uur bij ons thuis”. Het oordeel van iemand met zo’n maatschappelijk aanzien kun je toch vertrouwen? De dokter verleent de euthanasie of de zelfdoding bovendien een gevoel van intimiteit. Er is een bed en daar ligt iemand op, de dokter zit ernaast, de familie houdt de hand vast en de patiënt ‘gaat slapen’. Door arts en patiënt uit deze innige verstrengeling te verlossen, wordt geneeskunst weer geneeskunst en zelfdoding weer zelfdoding.
Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat er op de toegang tot en het gebruik van levensbeëindigende middelen strenge controle moet zijn. Voor- en tegenstanders van de Pil zijn het daarover eens. Maar hoe regel je dat praktisch? Moet er, analoog aan het Nederlands donorregister, een register komen van mensen die de Pil in hun bezit hebben? Wie controleert dat opa zijn Pil niet aan zijn kleinzoon ter beschikking stelt? Wie controleert of moeder de Pil vrijwillig heeft ingenomen? Moetje een voorgenomen zelfdoding vooraf melden en daarbij je huissleutel vooraf aan de huisarts geven? Moet iemand de ernst en de duurzaamheid van zijn doodswens laten vastleggen? Wie controleert een zorgvuldige inname, bij voorbeeld op een nuchtere maag, in de avond, zonder interferentie met andere geneesmiddelen? Wie checkt of niet-ingenomen pillen weer worden opgehaald? Hebben zij een uiterste houdbaarheidstermijn? En wat als zij kwijtraken? Het lijkt niet waarschijnlijk dat het Nederlandse publiek zit te wachten op nieuwe ingewikkelde procedures, maar ze zijn wel onontkoombaar wil het met die Pil ooit nog wat worden.

3. EFFECTIEF EN MET ZO MIN MOGELIJK ONGERIEF

Ook op dit punt blijft het idee van de Pil niet zonder appèl. Zelfdodingen zijn al erg genoeg, maar de manier waarop maakt ze vaak des te gruwelijker. Voor menige nabestaande is de wijze waarop iemand aan zijn eind komt emotioneel bijna niet te verdragen. Als ik treinmachinist was, zou ik de Pil misschien een welkome oplossing vinden. Het bergen en identificeren van een overledene is dikwijls een bovenmenselijke opgave. Nog afgezien van zelfdodingen die ineffectief zijn en iemand alsnog in een ziekenhuis doen belanden, met alle kansen op complicaties en nieuwe pogingen.
De hier genoemde overweging is geen argument voor zelfdoding, maar fungeert puur pragmatisch: ‘Als het dan gebeurt, dan liever zo’, analoog aan overwegingen als ‘als iemand aan drugs verslaafd is, dan maar met van staatswege verstrekte heroïne’. Het is dit argument – ‘beter de Pil dan de trein of de strop’ – dat op velen een sterke indruk maakt. Maar is het wel zo’n sterk argument? Ten eerste moet gezegd worden: weerzin tegen een gewelddadige zelfdoding alleen is geen voldoende argument voor de Pil. De angst dat heroïneverslaafden gaan stelen en zwerven is evenmin een voldoende argument om het hele Nederlandse volk gratis heroïne te verschaffen. Òfwel je bent voor het vrije recht op zelfdoding, en je ziet de vermindering van het aantal gewelddadige suïcides als bijkomend voordeel; òfwel je voornaamste overweging is dat je het aantal gewelddadige suïcides wilt voorkomen, maar dan stel je de Pil uitsluitend ter beschikking aan mensen die suïcidaal zijn; dat verdient dan echter de naam ‘Pil van Drion’ niet meer.
Het is voorts de vraag of het aantal gewelddadige suïcides door de Pil zal verminderen. Veel suïcides vinden bij niet-ouderen plaats, dus met een Pil met leeftijdsgrens richt je je maar op een deel van het probleem, namelijk op oudere suïcidalen. Bovendien kunnen velen waarschijnlijk helemaal niet zo ‘nuchter’ kiezen tussen een gewelddadige suïcide en de Pil. Bij de Pil gaat het om zogenaamde balanssuïcides: iemand heeft er lang over nagedacht, voors en tegens afgewogen, de middelen verkregen en zet op een vooraf bepaald tijdstip een punt achter zijn leven. Bij een balanssuïcide zijn er ook zonder Pil wegen (Internet, medicijnen opsparen) te bewandelen. Gewelddadige suïcides daarentegen zijn vaak niet van tevoren gepland. Zij worden begaan in vlagen van depressie, paniek of verstandsverbijstering en de wens om het snel (direct) en gewelddadig te doen is in veel gevallen onlosmakelijk verbonden met de doodswens zelf. lemand in een acute suïcidale psychose krijgt, als je de nuchtere voorstanders van de Pil hoort spreken, echt van vandaag op morgen niet zo’n Pil, en zo iemand zal dus in veel gevallen wel degelijk voor de trein of de flat blijven kiezen. Het enige dat je kunt zeggen is dat de Pil mogelijk een aantal mensen zal afhouden van een gewelddadige dood.

4. EEN EIND MAKEN AAN JE LEVEN

Bij dit alles zou de belangrijkste vraag bijna blijven liggen: hoe aanvaardbaar is überhaupt de zelfgekozen dood?
Is kiezen voor de dood onderdeel van de menselijke autonomie? Bij het antwoorden op deze vraag kun je twee soorten overwegingen noemen. Ten eerste algemeen menselijke. Bij alle discussies over de Pil van Drion zou je bijna vergeten dat, zolang mensen menselijke ervaringen blijven houden, ‘jezelf doden’ nooit een onomstreden recht zal worden zoals de keuze voor een partner, beroep, woonplaats of vakantiebestemming dat wel is.15
Jezelf doden terwijl je noch lichamelijk terminaal ziek, noch psychisch ziek bent, alleen omdat doorleven je te zwaar valt, zal waarschijnlijk nooit ‘normaal’ kunnen worden. Je kunt daar allerlei argumenten voor noemen. Immanuel Kant beschreef zelfdoding als een daad van ultieme minachting voor de menselijke autonomie, want vanaf dat moment is die voorbij; je kunt wijzen op het feit dat elk normaal mens, other things being equal, een zachte natuurlijke dood verkiest boven een zachte zelfdoding; je kunt wijzen op de impact van een zelfgekozen dood op de nabestaanden; je kunt je proberen in te denken hoe het zou zijn geweest als Prins Claus niet vechtend tegen zijn ziektes was overleden, maar op een zelfgekozen moment voor zelfdoding had gekozen. Wie de Pil van Drion verdedigt, gaat voorbij aan de normativiteit die inherent is aan het menselijk bestaan en die het leven hoger stelt dan de dood en de natuurlijke dood weer hoger dan de zelfgekozen dood.
De voorstander van de Pil riskeert bovendien dat hij menselijk leed niet serieus genoeg neemt. Wij herinneren ons allemaal de hartverscheurende beelden van mensen die op 11 September 2001 uit de brandende WTC torens omlaag sprongen. Stel dat ik op zo’n moment zou zeggen: “lk vind dat die mensen dat recht niet hebben. Zelfdoding is immers verkeerd”. Vrijwel iedereen ziet het ongepaste – onpastorale, ongevoelige – van zo’n afkeurende reactie in. Maar degene die betoogt dat deze mensen een moreel recht hebben om omlaag te springen maakt evenzeer een discutabele evaluatie. In beide gevallen is er geen oog voor de noodsituatie: er is brand! Het wordt mensen zo heet onder de voeten dat ze springen. Analoog hieraan kunnen we ons afvragen of de belangrijkste vraag bij de Pil van Drion wel de vraag naar de aanvaardbaarheid van zelfdoding op hoge leeftijd is. Weet iedereen eigenlijk niet dat zelfdoding triest, tragisch en onwenselijk is en blijft? Misschien is de belangrijkste vraag daarom: in wat voor samenleving zijn we beland dat sommige mensen het niet meer volhouden? Zegt het pleidooi voor de Pil van Drion niet meer over de eenzaamheid en de onleefbaarheid van de ouderdom dan over het recht op zelfdoding? Is de hang naar een Pil niet een hartenkreet ten faveure van een humaner ouderenbeleid? Hoe lang nemen wij de grenzenloze vereenzaming van ouderen, hun sociale en maatschappelijke uitstoting en de tekort schietende ouderenzorg nog voor lief? Niet voor niets staat in de Tien Geboden het gebod ‘Eert uw vader en uw moeder’ nog voor het verbod op doden.

Tenslotte zijn er naast algemeen-menselijke ook specifieke  overwegingen, dat wil zeggen overwegingen die minder breed gedeeld worden, maar daarom niet minder belangrijk zijn. Ik doel hier met name op de gegevenheid van het leven. De gewaarwording dat ik buiten mijn eigen wil tot stand ben gekomen, dat ik niet mijzelf toebehoor, dat ik leef op een eilandje van leven temidden van geestloze materie, dat ik, wat mensen ook beweren, niet over de grens van de dood kan heen kijken, alsmede de loodzware last die kleeft aan de beslissing om de dood direct en onomkeerbaar te bewerkstelligen, zijn voor mij persoonlijk te pregnant om ze te kunnen negeren. De tekst ‘Laat mij niet mijn lot beslissen: zo ik mocht ik durfde niet’ (Lied 293:3, Liedboek der Kerken) verwoordt die ervaringen en krijgt in het licht van recente discussies het karakter van een geuzenlied. De sterkste begrenzing van de menselijke zelfbeschikking is, het kan ook niet anders, religieus van aard. De vraag is gerechtvaardigd of dit soort overwegingen, behalve dat ze voor vele mensen persoonlijk aanleiding zijn om met een wijde boog om de Pil van Drion heen te lopen, reden genoeg zijn om haar aan anderen te onthouden. Vermoedelijk niet. Dat neemt niet weg dat ook die anderen de plicht hebben om de betovering van het idee van een Pil die een einde maakt aan al je ellende, aan een kritische evaluatie te onderwerpen. Het resultaat van dat zelfonderzoek kon nog wel eens anders uitpakken dan sommige avant-gardisten voor enkele jaren nog bevroedden.

PS: de heer Theo Boer is universitair docent Systematische Theologie (Christelijke Ethiek) bij de Universiteit Utrecht.
Tevens verbonden aan het Universitair Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht (CBG)