Duiding
Juridisch kader inzake euthanasie en hulp bij zelfdoding
Euthanasie is opzettelijk het leven van een ander beëindigen, op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen. Dit feit is strafbaar en kan worden gestraft met een gevangenisstraf van max. 12 jaar of een geldboete (art. 293, lid 1 WvSR). Niet strafbaar is het feit in art 1, als de arts voldoet aan de zorgvuldigheidseisen en mededeling doet aan de gemeentelijke lijkschouwer (art. 293 lid 2 WvSR). Al zijn artsen niet verplicht om op een dergelijk verzoek van een patiënt in te gaan.
Zo moet een arts overtuigd zijn dat er sprake is van een ‘vrijwillig’, ‘weloverwogen’ en ‘duurzaam verzoek’ van de patiënt. Er moet sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt. De arts moet de patiënt hebben voorgelicht over het ziekteproces en de vooruitzichten en vervolgens moet de arts met de patiënt tot de overtuiging zijn gekomen dat er geen redelijke andere oplossing is, dus er is geen alternatief meer. De arts moet minstens een collega in consult hebben gevraagd die de zorgvuldigheidseisen toetst. Tot slot, de arts moet de levensbeëindiging zorgvuldig uitvoeren (Wet Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding art. 2 lid 1a t/m 1f). Als deze criteria niet aanwezig zijn, dan is de arts niet toegestaan op het verzoek tot levensbeëindiging in te gaan (art. 293, lid 2 WvSR).
Ook hulp bij zelfdoding door een arts, valt voor de wet onder euthanasie. In het Nederlandse strafrecht is er een wezenlijk verschil tussen opzettelijke levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Dat komt tot uitdrukking in de strafmaat. Hulp bij zelfdoding kan leiden tot een gevangenisstraf van maximaal 3 jaar. In de WTL is het verschil gelegen in de uitvoering. Bij opzettelijke levensbeëindiging op verzoek wordt door de arts het dodelijke middel intraveneus toegediend. Bij hulp bij zelfdoding neemt de patiënt zelf het dodelijke middel in, aangereikt door de arts.
Euthanasie alleen mogelijk op verzoek van de patiënt
Euthanasie kan alleen plaatsvinden op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt. Een patiënt kan dit vastleggen in een wilsverklaring. In zo’n verklaring kan de patiënt vastleggen onder welke omstandigheden hij zou willen dat de arts euthanasie uitvoert.
Euthanasie kan ook plaatsvinden op verzoek van een minderjarige patiënt (vanaf 12 jaar). Dit komt in de praktijk zelden voor. Lees meer over wie om euthanasie kan vragen.
Euthanasie is geen recht, geen plicht voor de arts
Een arts is niet verplicht om euthanasie uit te voeren. Ook niet als de patiënt een wilsverklaring heeft opgesteld. Levensbeëindiging op verzoek is geen plicht van de arts en geen recht van de patiënt. Soms druist de wens van een patiënt in tegen de regels van de beroepsgroep. Als een arts de euthanasie niet zelf wil uitvoeren, moet hij dit altijd met de patiënt bespreken. Tijdens het gesprek moet de arts benoemen wat de mogelijkheden voor de patiënt zijn. Misschien kan hij de patiënt palliatieve zorg geven of doorverwijzen naar een andere arts.
Richtlijn voor euthanasie bij een verlaagd bewustzijn
Soms raakt een patiënt vlak voor de geplande uitvoering van euthanasie in een staat van verlaagd bewustzijn. Artsen kunnen in dit geval gebruikmaken van de richtlijn euthanasie bij verlaagd bewustzijn van artsenorganisatie KNMG.
Artsen melden euthanasie of hulp bij zelfdoding
Een arts die euthanasie heeft uitgevoerd, moet dit altijd direct melden bij de gemeentelijke lijkschouwer. De meldingsprocedure bij euthanasie staat beschreven op de website van de Regionale toetsingscommissies euthanasie (Rte’s).
Beleid van de Rte's
Regionale toetsingscommissies beoordelen artsen die euthanasie uitvoeren. Zij controleren of artsen zich hebben gehouden aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen. In de commissies zitten in elk geval een arts, een ethicus en een jurist.
De gezamenlijke jaarverslagen van de RTE’s en de op hun website gepubliceerde oordelen geven een beeld van de wijze waarop de commissies de wettelijke zorgvuldigheidseisen voor euthanasie, zoals opgenomen in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL), interpreteren en toepassen. De in april 2015 verschenen Code of Practice is daarbij een hulpmiddel.
In mei 2018 hebben de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) een nieuwe versie van de Euthanasie Code gepubliceerd. In deze Code, die voorheen bekend stond als de Code of Practice, geven de RTE een overzicht van de wijze waarop de zorgvuldigheidseisen in de euthanasiewet worden getoetst. De toetsingscommissies streven met de Code naar harmonisatie van hun oordelen, wat rechtseenheid en de rechtszekerheid van artsen moet vergroten. Daarnaast kan de Code artsen helpen om hun afwegingen en beslissingen te toetsen en te onderbouwen.
Er zijn geen grote inhoudelijke verschillen tussen de oude Code of Practice en de nieuwe Euthanasie Code. Wel zijn enkele redactionele verbeteringen en inhoudelijke preciseringen aangebracht. De Code is vooral aangescherpt waar het gaat om complexe casuïstiek, zoals bij een stapeling van ouderdomsaandoeningen en patiënten die lijden aan een psychiatrische aandoening.
Het Openbaar Ministerie (OM)
Als een arts zich niet houdt aan de wet, kan het Openbaar Ministerie (OM) de arts vervolgen. Het OM heeft een vervolgingsbeleid opgesteld.
Geen euthanasie
De volgende voorbeelden vallen niet onder de euthanasiewet:
- als een arts op verzoek van de patiënt een medische behandeling staakt;
- als een arts afziet van een medisch zinloze behandeling;
- als een arts de pijn van een patiënt probeert te verlichten met steeds zwaardere medicijnen die er mogelijk toe leiden dat de patiënt sneller overlijdt. De patiënt overlijdt dan wel aan zijn ziekte en niet door de medicijnen (palliatieve sedatie).