Ongeboren kinderen beschermen tegen schadelijk gedrag van de moeder? Heel mooi, maar erg consequent is men daarin niet.

Met het verschijnen van het rapport Prenatale kinderbescherming en de rol van de overheid van 15 juni, zullen ministers en staatssecretarissen zich moeten buigen over de vraag hoeveel bescherming een ongeboren kind vanuit de overheid moet krijgen. Deze vraagstelling werd tot nu toe altijd geassocieerd met christelijke partijen en organisaties die – terecht overigens – steeds in de bres springen voor het ongeboren menselijk leven.

Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

Dit keer is het echter de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) die adviseert om nog niet geboren kinderen, desnoods door middel van dwang, te beschermen tegen schadelijke situaties die hun gezondheid bedreigen. Het gaat dan niet eens om het moment vlak voor de geboorte, maar juist om de tijd helemaal aan het begin van de zwangerschap.

Stijlvolle wijnfles

Op zichzelf is het natuurlijk niets nieuws dat men aandacht heeft voor het ongeboren kind. Met het roemruchte ‘Zou je dat nou wel doen?’ geven immers al heel wat aanstaande vaders in tal van situaties uiting aan hun bezorgdheid; net zo is op het etiket van zelfs de meest stijlvolle wijnfles een logo te zien dat zwangere vrouwen erop wijst dat ze geen alcohol moeten drinken en ook zijn er de duidelijke waarschuwingen op verpakkingen van tabak. Dit heeft overigens helemaal niets te maken met het feit dat aanstaande moeders hier zelf minder aandacht voor zouden hebben, maar het drukt uit dat we het met z’n allen belangrijk vinden om nog niet geboren kinderen te beschermen.

Soms een gevaar voor het ongeboren kind

Desondanks gebeurt het – zo stelt het advies van de RSJ – dat zwangere vrouwen soms een gevaar vormen voor het ongeboren kind. Dat juist de aanstaande moeders zelf hier worden aangesproken, ligt natuurlijk in het feit dat zij dit kind in hun lichaam dragen. Er wordt aan het nog ongeboren kind soms zeer grote schade toegebracht uit onwetendheid, onbegrip, psychische problematiek, verslaving en huiselijk geweld, zo legt het rapport uit.

De crux

Het spreekt voor zich dat men alleen maar blij kan zijn met deze bezorgdheid en aandacht, die bijzonder klinkt uit de mond van een instantie als de RSJ, die zich normaal toch bezighoudt met al ter wereld gekomen kinderen. En daar zit nu precies de crux. De Raad komt met dit advies omdat het “helpt gedwongen kinderbeschermingsmaatregelen [te] voorkomen”. Het gebeurt namelijk al heel wat keren, dat een nog niet geboren kind onder toezicht moet wordt geplaatst. Deze situaties wil men bij de wortel aanpakken en dat is natuurlijk prima, maar hieronder gaat een veel groter en fundamenteler probleem schuil.

Eerste 24 weken van de zwangerschap

“De Raad signaleert dat veel professionals geen activiteiten ondernemen gedurende de eerste 24 weken van de zwangerschap, terwijl risicovol gedrag of slechte omstandigheden in deze fase juist zeer schadelijk kunnen zijn.” In deze uitspraak komt het probleem naar voren, want deze 24 weken zijn niet toevallig: ze markeren de abortusgrens in Nederland. Blijkbaar heeft de abortuswet het aanvoelen van de menselijke waardigheid al zover aangetast, dat men vaak niet eens de moeite neemt levens te beschermen die net zo makkelijk geaborteerd kunnen worden.

Inconsistentie

Dit voorstel van de RSJ legt een belangrijke inconsequentie bloot. Het menselijk leven is vanaf het eerste begin beschermwaardig en daar past dit advies heel goed bij; tegelijkertijd is er de mogelijkheid gecreëerd om door abortus radicaal een einde te maken aan dat leven. Hoe kunnen beide zaken samengaan? Deze inconsistentie herinnert pijnlijk aan enkele jaren geleden, toen men bediscussieerde of de abortusgrens niet verlaagd moest worden op grond van nieuwe medische inzichten. Alhoewel men abortus had toegestaan tot het moment waarop de foetus buiten de baarmoeder levensvatbaar is, kwam men toch niet op die grens terug toen bleek dat van die levensvatbaarheid al eerder sprake was. Blijkbaar ging het toch niet zozeer om een medisch rationele afweging, maar om een gevoelsmatige.

Goed signaal

Het is een goed signaal dat met dit advies – ondanks de droevige aanleiding – wordt afgegeven: je moet voor mensen zorgen vanaf het allereerste moment dat ze er zijn, en dat is ook al in de eerste weken van de zwangerschap. In deze zin is het een mooi gegeven dat in het advies van de RSJ het ongeboren kind consequent wordt gezien als een “betrokken partij”. Wie had zulke woorden vanuit onverdachte hoek nog durven verwachten?

Intrinsieke waarde (ongeboren) kind

Toch moet er wel een kleine kanttekening bij al dit moois worden geplaatst. Bij de eerder genoemde discussie rond de abortusgrens bleek al dat motivaties en motieven heel belangrijk zijn. En ook hier moet men zich afvragen: gaat het wel om de intrinsieke waarde van het (ongeboren) kind? Dat de RSJ met een efficiënte houding verwijst naar het proberen te voorkomen van problemen die anders later alsnog moeten worden opgelost, is best te billijken.

Maakbaarheid

Maar met het willen opleggen van gedwongen maatregelen komt toch ook weer wat naar voren van de maakbaarheid die men met betrekking tot het menselijk leven probeert te creëren. Het herinnert pijnlijk aan de vaker terugkerende roep om ouders bij rechterlijk bevel te kunnen verbieden nog kinderen te krijgen, als ze deze niet goed kunnen opvoeden. Is dat vanuit een bekommernis om mensen, zodat ze doen wat werkelijk goed is? Of is het omdat de overheid vindt dat ze mensen tot in de kleinste en meest persoonlijke details dwingend mag bepalen?

Beschermwaardig

Met een negatieve bril kan men in dit advies lezen dat elke nieuwe mens, die de keuze voor abortus heeft overleeft, vervolgens ook – krachtens wettelijke bepaling – schadevrij ter wereld dient te komen. Maar met een positieve houding is dit advies het bewijs dat mensen diep in hun hart heus wel aanvoelen dat ook ongeboren kinderen bescherming nodig hebben. Het is tijd om consistent te worden en ook in de politiek volmondig te erkennen dat het menselijk leven in zichzelf beschermwaardig is, daar waar het weerloos en klein is overgeleverd aan het redeneren van volwassenen.

Dr. Lambert Hendriks is docent moraaltheologie aan het grootseminarie Rolduc en voorzitter van de Katholieke Stichting Medische Ethiek.