PVH 11e jaargang – 2003 nr. 2, p. 57-60

Door Ger Lodewick (extra info betr. auteur)
voorzitter van de Stichting Bezinning Orgaandonatie.

1. RESULTATEN WET OP DE ORGAANDONATIE VALLEN TEGEN

In 1998 is de ‘Wet op de orgaandonatie’ (WOD) van kracht
geworden. Deze was er o.a. op gericht zoveel mogelijk mensen zich te
laten registreren als orgaandonor én als logische consequentie
hieruit meer donororganen te krijgen dan voordien. Resultaat
van de WOD is: slechts 1/3 deel van onze bevolking heeft
zich laten registreren waarvan de helft als donor; dus 1/6 deel van
onze bevolking heeft zich als orgaandonor laten registreren.
Dit was onverwacht, want uit onderzoeken uit de jaren
80 zou zijn gebleken dat 80% van de Nederlanders orgaandonor wilde
worden.
Zich hierop baserend beweren verschillende instanties (patiëntenverenigingen,
politieke partijen) nu dat degenen die zich niet hebben laten registreren stilzwijgend
toch wel donor willen zijn. Volgens o.a. de Nederlandse Transplantatiestichting
en Eurotransplant is die bereidheid nog steeds aanwezig, maar zijn deze
mensen te laks om zich te laten registreren. Het zou daarom goed zijn
over te stappen op een systeem dat de niet geregistreerden automatisch
tot potentiële donor verklaart. We komen dan terecht bij het
geen-bezwaar-systeem (GBS): elke Nederlander is vanaf zijn geboorte
automatisch donor tenzij hij expliciet aangeeft dit niet te willen.
Maar dit laatste moet je dan wel zelf regelen.

2. LAKSHEID?

Is de veronderstelling juist dat niet geregistreerden wel
willen, maar te laks zijn? Geenszins. Uit gesprekken, workshops
en discussiegroepen over dit thema waaraan wij hebben deelgenomen,
is gebleken dat de waarde van vrijblijvende enquêtes nihil is. In deze
onderzoeken worden sociaal wenselijke statements afgegeven die niets zeggen
over wat de ondervraagde werkelijk voelt en kwijt wil, want hij weet het eigenlijk
zelf niet zo goed. Daar komt hij vaak na veel praten en denken pas achter en dan
nog blijven er twijfels hangen. Veel mensen hebben het intuïtieve
gevoel dat er is iets ‘niet klopt’ met orgaandonatie, al kunnen ze niet goed
verwoorden wat dat dan is. Het merendeel wil om uiteenlopende redenen
ook niet geregistreerd worden.
Dit heeft dus niets met laksheid te maken, maar is het resultaat van een meer of minder
bewuste keuze. Hier komt nog bij dat men zich niet serieus genomen voelt over motieven
van emotionele en immateriële aard.

3. HERSENDOOD IS EEN LEVENSBESCHOUWING

Op grond van welke argumenten beslist een mens of hij mogelijk donor wil zijn?
Welke werkelijk rationele argumenten spelen een rol? Is er een werkelijk rationeel
argument om je überhaupt te laten registreren? Is er een werkelijk rationeel
argument om al dan niet donor te willen zijn? Het heeft er alle schijn van dat
rationele argumenten afwezig zijn. De afweging of iemand orgaandonor wil worden
is een afweging die in wezen in het gevoel gemaakt wordt. Om uit dit gevoelsdilemma
te komen proberen we desondanks de keuze te rationaliseren, maar is deze wel te
rationaliseren? De keuze waar we voor gesteld worden is geen rationele,
omdat de vraag dit niet is. ‘Wil je na je dood orgaandonor zijn?’ is een vraag die je
met je ratio niet kunt pakken, want wat behelst deze vraag?

Een struikelpunt zit al in ‘na je dood’. De overheid heeft
erg haar best gedaan om ons te doen geloven dat je als donor eerst dood
moet zijn. Daarbij wordt het hersendoodcriterium gehanteerd en tegen
dit criterium blijken grote weerstanden te bestaan: men is er niet van
overtuigd dat een hersendode dood is. Uit de medische hoek roept men
dan onmiddellijk dat deze mensen slecht geïnformeerd zijn. Dit
is echter zeer de vraag. Overheid en medici zien namelijk over het hoofd
dat zij niet kunnen aangeven wat leven is en wat dood is, zij kunnen
niet aangeven wat sterven in wezen is en wanneer een stervensproces
is afgerond. Zij kunnen alleen maar praten in termen van meetapparatuur
en allerlei testen zonder de validiteit hiervan (meet ik wel wat ik
wil meten?) ter discussie te stellen. Geen enkele test kan uitsluitsel
geven op de begrippen sterven en dood, omdat deze sterk verweven zijn
met je persoonlijke overtuiging, of je nu neurochirurg, minister of
conductrice bent. Als je de mens beschouwt als een totaliteit van iets
materieels (lichaam) en iets immaterieels (ziel, geest) kun je tot andere
conclusies komen dan wanneer je slechts waarde hecht aan het materiële.
Maar zelfs materieel, biologisch, is er alles voor te zeggen dat een hersendode
niet dood is, maar stervend.
De voorbeelden van twaalf hersendood verklaarde zwangere vrouwen die na een
aantal weken toch nog een levend kind baarden, spreken boekdelen.
Hersendood is geen uitspraak over een wetenschappelijk feit, maar lijkt meer
een wettelijk goedgekeurde levensbeschouwing die enkel gebaseerd is op
medische inzichten en veronderstellingen.
Binnen onze cultuur is dit onacceptabel: de ene levensbeschouwing heeft
evenveel bestaansrecht als de ander; geen enkele levensbeschouwing op
welk gebied dan ook, behoort wettelijk boven een ander gesteld te worden.

Het zou van meer inzicht getuigen als de deskundigen zich realiseren dat alle
oordelen over leven, sterven en dood waardeoordelen zijn die soms weinig te
maken hebben met de ongrijpbare en onmeetbare werkelijkheid.
En de laatste onderzoeken en theorievorming op het gebied van bewustzijn en
herinnering laten voorzichtig zien dat het steeds minder vanzelfsprekend
wordt het bewustzijn van de mens slechts aan zijn hersenen
te koppelen. Dat voor veel mensen het hersendoodcriterium
een fout criterium is, heeft daarom niet zozeer met hun onwetendheid
te maken, maar veeleer met intuïtie waarop ze in meerdere of mindere mate durven
vertrouwen, ook al spreken ze dat niet overal hardop uit, want intuïtie wordt
in onze maatschappij niet gewaardeerd en telt niet mee in enquêtes.

4. INBREKEN MAG NIET

Wie zich niet heeft laten registreren mag daarom op voorhand nooit als donor beschouwd worden.
Dergelijke weigeraars zijn waarschijnlijk met meer recht ‘verantwoordelijke beslissers’ te noemen.
Een mens dient de vrijheid te hebben zich níet te laten registreren, omdat dit bij zijn
onzekerheid over dit thema of bij zijn overtuiging past en daar moeten we ons bij neerleggen.
In een GBS echter zouden in voorkomende gevallen de organen van deze persoon worden weggehaald.
Hij is dan geen donor meer, want donor betekent gever. In een GBS wordt niet meer gegeven,
maar afgepakt. In een dergelijk systeem wordt het inbreken en spullen van een ander wegnemen
gelegaliseerd. Het is absurd dat wie niet wil dat bij hem wordt ingebroken dit eerst kenbaar
moet maken en moet laten registreren via een GBS.
Waar zijn we mee bezig? In artikel 11 van de grondwet staat ‘Ieder heeft, behoudens bij of krachtens wet
te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam’. De geest van dit artikel wordt
ondermijnd door een GBS.

5. ONVOLDOENDE RIJPHEID

Een GBS gaat voorbij aan mensen die beperkte of nog onvoldoende
verstandelijke rijpheid bezitten. Te denken valt aan dementerenden
(ook in een stadium dat dit nog niet onderkend is); jonge kinderen die afhankelijk
zijn van de besluiten van de ouders; pubers en adolescenten die met een besluit
opgezadeld worden waarover ze nog geen levensrijpheid kunnen hebben.
Mensen met een verstandelijke handicap worden aangesproken
op overwegingen die ze alleen intuïtief kunnen aanvoelen, maar die het niet goed
kunnen onderbouwen via hun verstandelijke vermogens. Voor deze mensen
wordt in feite beslist, want ze weten waarschijnlijk niet eens dat ze
potentiële donor zijn.
Mensen die gevangen zijn in ziekteprocessen voelen doorgaans weinig
drang om zich diepgaand te bezinnen op wat dan ook en dat is heel begrijpelijk.
De energie en concentratie ontbreken hun hiertoe. Zij worden straks
echter vastgesnoerd op een overheidsbesluit waar ze door de ziekteprocessen
te vermoeid voor zijn zich in te verdiepen.

6. PERSOONLIJKE RIJPING EN ONTWIKKELING VAN DE INDIVIDUALITEIT

Je kunt na bezinning bewust kiezen om je te laten registreren als orgaandonor
op basis van je eigen levensbeschouwing. In een GBS echter worden mensen die hier niet
voor gekozen hebben en niet of nauwelijks weten dat ze potentieel donor zijn, door de
overheid gedwongen tot consequenties waarvan ze geen weet hebben.
Er is geen sprake van een zachte drang om tot bewustzijn te komen, maar van een
‘overweldigend’ besluit. Er wordt geen rekening gehouden met de diepste innerlijke behoeftes
van een mens. De overheid stimuleert daarmee niet de persoonlijke rijping en de
individualiteitontwikkeling, maar werkt deze zelfs tegen. Is het
niet de taak van de overheid zo volledig mogelijke informatie te verschaffen,
ook de informatie die op het eerste gezicht van immateriële aardis en misschien
‘onwetenschappelijk’ lijkt?

Informatie kan uit allerlei bronnen komen: uit datgene wat
wij wetenschap noemen, uit andere dimensies, uit wat je zelf ervaart.
Het onderzoek en het verwerken hiervan – het bezinningsproces dus – nemen
tijd in beslag en vormen je juist tot de mens die je aan het worden
bent. Deze individuele ontwikkeling behoort niet afgeremd of in een
richting gestuurd te worden door wettelijke constructies. De taak van
de overheid is niet sturen, maar stimuleren. De huidige WOD zou dit
in voldoende mate kunnen doen wanneer de overheid ook de immateriële
aspecten een plaats zou willen geven. Tot nu toe gebeurt dit echter niet.

7. ONDEMOCRATISCH

Vanuit democratische optiek is de roep om een GBS verwerpelijk.
Elke Nederlander vanaf 18 jaar krijgt al sinds 1998 persoonlijk de vraag
voorgelegd wat hij wil. Vragen staat vrij, antwoorden echter ook.
Als de politiek en de overheid nu gaan beweren dat de beoogde resultaten
vreselijk tegenvallen en dat we een GBS moeten legaliseren, geeft
men hiermee aan geen boodschap te hebben aan wat men in Nederland
wil. Als 1/6 deel van onze bevolking aangeeft donor te willen
zijn moeten we erkennen dat 5/6 deel om uiteenlopende redenen
iets anders wil. Het invoeren van een GBS gaat hier dwars tegen in.
Als 80% van de nabestaanden van potentiële donoren weigert
toestemming te geven moeten we accepteren dat dit zo is. Ook nabestaanden
hebben recht op hun gevoel en visie. Een GBS negeert dit alles en
is dus een ondemocratisch, dictatoriaal systeem,
omdat mensen gedwongen worden tot iets wat ze niet willen.

8. FABEL

De basis voor een GBS is de stelling dat dit systeem tot
beduidend meer donoren zal leiden. Deze fabel creëert valse hoop bij de
mensenop de wachtlijsten. En het is een fabel. Allereerst leeft elke
donorgeregistreerde gewoon door en wordt in de praktijk vrijwel nooit donor. Ten
tweede zien we dat de overheid er alles aan doet het aantal potentiële
donoren te verkleinen door de verkeersveiligheid te vergroten en roekeloos
gedrag te bestraffen. Dit werkt. Ten derde constateren we dat
de medische behandelingen van bepaalde hersenbloedingen en schedeltraumata
zodanig verbeterd zijn dat deze patiënten niet meer overlijden.

Verkeersslachtoffers en slachtoffers van deze hersenbloedingen vormen veruit de grootste
bron van donororganen. Dit heeft ertoe geleid dat er in Nederland jaarlijks
zo’n 300 (!) bruikbare orgaandonoren geteld kunnen worden.

Dit aantal zal eerder af- dan toenemen, omdat er steeds nieuwe maatregelen en behandelingen
bedacht worden. Een GBS verandert hier niets in.
De voorstanders van een GBS komen graag met cijfers uit m.n. België en Spanje (landen
met een GBS) om te laten zien dat dit systeem ook bij ons meer donoren gaat opleveren.
Dit is echter een verkeerde interpretatie die geen rekening houdt met de wezenlijke verschillen
tussen Nederland en genoemde landen: er zijn daar veel meer verkeersslachtoffers en de
traumahulp is stukken minder goed georganiseerd dan bij ons. Overigens neemt ook in die landen
het aantal donoren af.

9. GBS EN FAMILIE

Het GBS impliceert een definitief besluit. Er zullen in
dit systeem veel mensen zijn die niet weten dat ze potentieel donor zijn.
Als ik dit niet weet, zal ik ook geen bezwaar aantekenen, niet vanuit een
positieve wilsbeschikking, maar vanuit onwetendheid. Is dit waarop gegokt
wordt? Nu kan zich de situatie voordoen dat ik mijn organen moet afstaan
omdat ik in mijn onwetendheid geen bezwaar heb gemaakt tegen
orgaandonatie. Mijn familie kan dit emotioneel niet aan, maar
blijft machteloos buiten spel. Zij moeten dus verwerken dat in mijn stervensproces
wordt ingegrepen en dat mijn organen leven in het lichaam van een of meer anderen.
Dit is een vorm van dogmatisch denken bij de wetgever, want waarom
wordt geen mildheid betracht naar de familie? Waarom zo’n zwaar dogma en waarom
zo weinig mildheid naar de directe kring van partners, kinderen, ouders, broers en
zussen daaromheen? Waarom is het recht van de familieleden minder waard dan
degenen die de organen willen hebben?

10. GBS EN SOLIDARITEIT

Hoe werken we dan het tekort aan organen weg? We werken het nooit weg
en we mogen die suggestie dan ook niet wekken. We kunnen ons beter over de vraag
buigen hoe we zinvol met het leven om willen gaan als hier een orgaanziekte bij hoort
die tot de dood leidt.

Bij orgaandonatie in het algemeen en als argument voor een GBS in het bijzonder wordt
vaak de term ‘solidariteit’ gehanteerd, maar de invulling ervan is tamelijk dubieus.
Overheid en belangengroepen verklaren ons slechts solidair met mensen die op de
transplantatiewachtlijsten staan als we ons als donor laten registreren. Gelet op het
voorafgaande is dit echter een volstrekt onjuiste voorstelling van zaken, Solidariteit
is niet een administratieve handeling van je laten registreren als orgaandonor,
maar een daadwerkelijk aanwezig zijn bij diegene die je nodig heeft
op zeer moeilijke momenten. Solidariteit is proberen te weten te komen
wat leven inhoudt – voor jezelf, voor anderen, voor de aarde,
met aandacht voor het materiële en het immateriële – en hierin met jouw
individuele kwaliteiten aanwezig te zijn en deze tot het uiterste te gebruiken. Met deze
kwaliteiten kun je geroepen worden om iemand te helpen zijn sterven te aanvaarden
met alle aandacht voor zijn persoonlijke emoties die dit vereist.
De confrontatie met je eigen emoties kan zeer hevig zijn, maar de werkelijke liefde vanuit
een natuurlijke zielsverbinding heeft jullie twee al lang met elkaar verbonden.
Een dergelijke innerlijke en uiterlijke benadering dringt het starre materialistische
denken terug dat zich alleen maar richt op de veronderstelde maakbaarheid van de
uiterlijke vorm waarin het leven zich manifesteert. Deze benadering zet jou en de
ernstig zieke medemens in een totaal ander licht. Zij creëert wezenlijk besef m.b.t.
wat gedaan dient te worden op het gebied van begeleiding om mensen hun sterven
te doen aanvaarden.