PVH 12e jaargang – 2005 nr. 2, p. 39-40

Door Drs. S. Matthijsen
vice-voorzitter Nederlands Artsenverbond

Uitgangspunt van het Nederlands Artsenverbond is de overtuiging,
dat de artsen zich bij het verlenen van hun diensten behoren te laten
leiden door onvoorwaardelijke eerbied voor het menselijk leven.
Dit menselijk leven heeft twee aspecten: het lichamelijke leven en het
geestelijke leven. Zie ook Mgr. Dr. W.J. Eijk over Johannes Paulus II
al ruim 25 jaar aan het woord over de waarde van het leven (PHV nr.
1, 2005).
Deze onderscheiding wil niet zeggen dat er sprake is van een scheiding
van lichaam en geest.
De mens is object en subject tegelijkertijd of, met andere woorden:
de mens is zijn lichaam.
De waarde van het lichamelijk leven is in de statuten van het Nederlands
artsenverbond verwoord. Daarnaast wordt door Mgr. Dr. W.J. Eijk benadrukt
dat de geestelijke dimensie, het geestelijk leven, door God gezien wordt
als gedeelde heerschappij en die op te vatten is als een specifieke
verantwoordelijkheid voor de natuur (milieu in de ruimste zin, waaronder
de aarde.)

Al in 1487 schrijft de 24-jarige Pico della Mirandola (1463-1494) in
zijn hoofdwerk Over de menselijke waardigheid de positie van God de
creator: “Wij hebben u, o Adam, geen bepaalde woonplaats,
geen eigen aangezicht, geen enkele speciale taak gegeven,
opdat ge die woonplaats, dat aangezicht en die taak die ge verkiest,
verwerven en bezitten zult naar uw eigen wil en wens. Voor alle
andere wezens is de natuur vastomlijnd
en binnen de door ons voorgeschreven wetten beperkt.
Gij zult die voor uzelf bepalen, door geen grenzen belemmerd, naar
eigen vrije wil, waaraan ik u heb toevertrouwd. Ik heb u midden in het
heelal gezet, opdat ge van daaruit gemakkelijk alles rondom u zien kunt
wat er in de wereld is. En we hebben u niet hemels of aards, niet sterfelijk
of onsterfelijk gemaakt, opdat ge als een vrij en soeverein kunstenaar
uzelf boetseert en modelleert in de vorm die ge verkiest. Het staat u
vrij naar het lagere, het dierenrijk te ontaarden; maar ge kunt
u ook verheffen naar het hogere, het goddelijke rijk door eigen wilsbeschikking.”
Schiller, wiens 200-jarige sterfdag wij in 2005 gedenken, schreef destijds
in über Anmut und Würde: “Beherschung der Triebe durch
die moralistische Kraft is Geistesfreiheit, und Würde heiszt
ihr Ausdruck in der Erscheinung.”
“Da die Würde ein ausdruck des Widerstandes ist den der selbständige
Geist dem Naturtriebe leistet.” En tot slot “….und alles mit Würde
(tun müsse) welches zu verrichten er über seine Menschheit hinaus gehen muss.”

En Gabriel Marcel schrijft in Om de menselijke waardigheid:“En
die hoedanigheid (menselijke waardigheid) zal zich duidelijker aan
ons voordoen, naarmate wij die meer in verband brengen met het menselijke
wezen gezien zijn naaktheid en zwakheid met het weerloze menselijke
wezen zoals we dat tegenkomen in het kind, de grijsaard of de arme”.
Herkennen we hier niet Luceberts uitspraak: ‘alles van waarde is
weerloos’?

Uit bovenstaande uitspraken blijkt de waardigheid van de mens de meest
duidelijke omschrijving van het geestelijke leven van de mens. Deze menselijke
waardigheid is onvervreemdbaar. De mens is de drager van de menselijke waardigheid,
omdat wij mensen uit mensen voortkomen; het is een geestelijk principe en derhalve
niet met eigenschappen zoals bewustzijn en rede gelijk te stellen. Kant stelde
dat de mens doel in zichzelf is en derhalve mag de mens nooit een middel zijn
om een ander doel te bereiken. De menselijke waardigheid is opgenomen in de
preambule van de VN-mensenrechten en in het Handvest Europees verdrag tot bescherming
van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

De menselijke waardigheid heeft in het recht op leven en het recht op
zelfbeschikking twee dynamische peilers, maar valt hier niet mee samen.
Het gezondheidsbelang evenals het zelfbeschikkingsrecht kunnen niet claimen
identiek te zijn met de menselijke waardigheid.
Zoals de waarde van het leven als ethisch principe impliciet inhoudt
de onvoorwaardelijke eerbied voor het menselijke leven, zo ook de waarde van
het geestelijke leven van de mens, de waardigheid van de mens. Beide zijn intrinsiek,
beide een waarde vertegenwoordigend, onafhankelijk van de waarde die de mens
eraan toekent.
In de rechtssfeer zou het recht op leven en het recht op zelfbeschikking
samenkomen in het recht op individualiteit (Anna Yeatman, professor social
theory and policy, university Mac Quarie Edmenton Canada.)
Dit recht op individualiteit is binnen de rechtssfeer een afdruk van
de waardigheid van de mens.
Het geestelijke leven van de mens; de waardigheid van de mens is zo essentieel
naast de waarde van het leven dat beide aspecten uitgangspunt zouden
moeten zijn van het Nederlands Artsenverbond. Het is dan ook al geruime
tijd dat het bestuur van het Nederlands Artsenverbond de leden in overweging
zou willen geven ‘eerbied voor de menselijke waardigheid’ in de statuten van
het Nederlands Artsenverbond op te nemen.
Indachtig de uitspraak van Mgr. Eijk dat kloneren niet in overeenstemming
is met de menselijke waardigheid, voelt het bestuur zich hierin gesteund.
Ook uit niet-confessionele hoek is daarvoor ondersteuning. Zo vraagt
Cliteur zich af in ‘Globalisering van recht en moraal’ uit
de bundel ‘Krakend recht en verharde moraal’: “of er een
publieke seculiere moraal mogelijk is, die universeel is en niet noodzakelijk
confessioneel is. Voor mij is dit mogelijk; deze zal m.i. de menselijke waardigheid
als uitgangspunt moeten hebben. Zij is m.i. niet in strijd met een confessionele
benadering immers: God schiep de mens naar zijn evenbeeld”.
Het bestuur is dan ook van mening dat de arts met de twee ethische principes:
eerbied voor het leven en de waardigheid van de mens, twee uitgangspunten heeft
om in de geest van Hippocrates de huidige complexe problemen zoals orgaandonatie,
kloneren, euthanasie enz. te benaderen.