PVH 10e jaargang – 2003 nr. 3-4, p. 86-88

Door Dr. M. de Blois
werkzaam bij de vakgroep rechtstheorie / encyclopedie aan de RU Utrecht

In het Nederlands Dagblad van 17 april 2003 werd bericht over
het Britse echtpaar Robert en Jennifer Stokes, dat in een
flat in Zürich was overleden na het innemen van een
overdosis medicijnen. De man had epilepsie, zijn vrouw
diabetes en rugproblemen. De flat was ter beschikking
gesteld door Dignitas, een Zwitserse organisatie voor hulp
bij zelfdoding. Het gaat hier niet om een uniek geval. In
2002 kwamen alleen al in Zürich 55 buitenlanders om hun
leven met hulp te beéindigen.1
De krant citeerde een officier van Justitie, Edwin Luscher,
die stelde dat steeds meer mensen uit het buitenland van de
diensten van Dignitas gebruik maken. ‘Zwitserland kent
blijkbaar de meest liberale regeling op dit terrein. Mensen
vanuit heel Europa komen hierheen om dood te gaan.’ Er is
dus alle reden om nader in te gaan op de Zwitserse situatie
ten aanzien van hulp bij zelfdoding en aanverwante
praktijken. Ik zal met name ingaan op de wetgeving die de
Zwitserse praktijk juridisch mogelijk maakt.

DE WETGEVING

Een aantal bepalingen is op het eerste gezicht relevant.

Moord en doodslag

Om te beginnen artikel 111 van het Zwitserse wetboek van
Strafrecht (Strafgezetzbuch/Code Pénal). Deze
bepaling handelt over opzettelijke doding. Degene die deze
begaat wordt een straf van tenminste vijf jaar tuchthuis
opgelegd. De rechter kan deze straf op grond van artikel 65
overigens nog verlichten. Dit is de algemene strafbepaling
inzake levensdelicten, vergelijkbaar met onze strafbepalingen inzake doodslag en moord
(artt. 287 en 289 Sr).

EUTHANASIE

Voor de onderhavige materie lijkt belangrijker artikel 114, dat
het doden op verzoek verbiedt. Wie op respectabele gronden,
namelijk medelijden, een mens op diens ernstige en
indringende verzoek doodt, wordt met een gevangenisstraf
bedreigd. Het gaat hier om wat in het algemeen actieve
euthanasie genoemd wordt. In Zwitserland is nog niet zo lang
geleden een politieke discussie gevoerd over het legaliseren
van de euthanasie. Nadat in het parlement een voorstel
hiertoe was ingediend, stelde de federale regering in 1997
een werkgroep van deskundigen in om deze materie te
onderzoeken. De werkgroep kwam met de aanbeveling om de
strafbaarheid van euthanasie in beginsel te handhaven. De
meerderheid stelde echter voor om de strafbaarheid op te
heffen ten aanzien van situaties waarin sprake was van het
aanhoudend verzoek van een patiënt bij zijn volle
verstand, die lijdt aan een ongeneeslijke, terminale ziekte,
terwijl hij een ondraaglijk lijden ondergaat dat niet
verlicht kan worden. Het voorstel van de meerderheid van de
werkgroep betrof zowel euthanasie verricht door medici als
door niet-medici. Een minderheid van de werkgroep was
overigens tegen de decriminalisering van euthanasie. De
Bondsraad (Bundesrat, Conseil fédéral), de
Zwitserse regering, kwam naar aanleiding van het rapport tot
het oordeel dat de bestaande regeling op het punt van de
actieve euthanasie gehandhaafd diende te blijven. Daarbij
werd aangegeven dat deze beslissing na grondige overwegingen
tot stand was gekomen, terwijl rekening was gehouden met de
christelijke fundamenten van de
samenleving.2
De regering was wel van mening dat er op het punt van de
passieve euthanasie (het stopzetten van levensverlengende
maatregelen) en de indirecte actieve euthanasie (het
toedienen van middelen om het lijden te verlichten, die als
neveneffect de verkorting van het leven hebben) een regeling
zou moeten komen. Beide vormen worden overigens naar huidig
Zwitsers recht als legaal gezien. Ook het parlement was in
meerderheid tegen een legalisering van de euthanasie. Dat
bleek uit de behandeling van een initiatiefvoorstel van het
parlementslid Cavelli, tevens oncoloog, om in bepaalde
gevallen actieve euthanasie mogelijk te maken. Dit werd in
december 2001 met een grote meerderheid (120 tegen 56
stemmen) verworpen.3 Ook binnen de kring van de medische
beroepsgroep is de afwijzing van de
euthanasie de heersende overtuiging, gelet
op de door de Académie Suisse des Sciences
Médicales, een soort Zwitserse KNMG, opgestelde
medisch-ethische richtlijnen voor de medische begeleiding
van patiënten aan het einde van hun leven of van
patiënten die aan ernstig hersenletsel
lijden.4 Daarin wordt vooropgesteld dat de arts de opdracht heeft
om de patiënt in alle gevallen te helpen, zijn lijden te verlichten en
zich in te zetten om zijn leven te beschermen
(1.1). Daaraan wordt echter toegevoegd dat handelingen die
ten doel hebben het leven van de patiënt te
beéindigen verboden zijn, zelfs in geval van stervenden
en van personen met ernstig hersenletsel (1.4). In de
toelichting wordt nog toegevoegd dat dit ook geldt in geval
er sprake is van een uitdrukkelijk verzoek van de
patiënt.

HULP BIJ ZELFDODING

De strafbepaling inzake de hulp bij zelfdoding geeft ons de
juridische verklaring van de Zwitserse praktijk. Reeds in
1918 werd in een officieel commentaar op het ontwerp voor
het eerste federale wetboek van strafrecht door de
toenmalige federale regering gesteld dat hulp bij zelfdoding
uit altruïstische motieven verleend kan worden. Daarom
werd in het ontwerp slechts voorzien in de strafbaarheid van
degene die door egoïstische motieven gedreven werd bij
het verlenen van hulp bij zelfdoding. Dat is neergelegd in
artikel 115 van het uiteindelijk in 1937 tot stand gekomen
en in 1942 in werking getreden Zwitserse Wetboek van
Strafrecht. Deze bepaling luidt als volgt.

‘Verleitung und Beihilfe zum Selbstmord. Wer aus
selbstsüchtigen Beweggrunden jemanden zum Selbstmorde
verleidet oder ihm dazu Hilfe leistet, wird, wenn der
Selbstmord ausgeführt oder versucht wurde, mit
Zuchthaus bis zu fünf Jahren oder mit Gefängnis
bestraft.’5

Aanzetten tot en hulp bij zelfdoding is met andere woorden strafbaar
wanneer dat uit egoïstische motieven gebeurt. Wanneer
die egoïstische motieven ontbreken, is er geen sprake
is van strafbaarheid. De organisatie Dignitas vermeldt in
dat verband dat haar medewerkers hun werk doen zonder daar
een vergoeding voor te verkrijgen. Daarom kan er volgens
haar geen sprake zijn van egoïstische motieven, zodat
hun handelen legaal is.6 De motieven zijn bepalend. Dat betekent
ook dat voor straffeloosheid niet
vereist is dat de hulp wordt verleend
door een arts of een anderszins gekwalificeerde
‘hulpverlener’. Ook geldt niet als vereiste dat de
patiënt zich in een terminale fase bevindt. Het
voorbeeld dat ik in de inleiding noemde maakt dat reeds
duidelijk. Strikt genomen is niet eens vereist dat het om
een patiënt gaat. Zoals reeds gebleken is wordt de
‘stervenshulp’ aangeboden door organisaties zoals Dignitas.
Daarbij worden aan de betrokkenen middelen verstrekt om in
te nemen. Ook komt het nog al eens voor dat een infuus wordt
aangelegd door de medewerkers van een
‘stervenshulp’-organisatie, waarbij het dan aan de
betrokkene wordt overgelaten om zelf het ‘kraantje’open te
zetten, zodat de dodelijke vloeistof zijn lichaam kan
binnenstromen. Op deze wijze komt de hulp bij zelfdoding wel
heel dicht bij actieve euthanasie. Het is van belang in dit
verband nog eens te verwijzen naar de eerder genoemde
richtlijnen van de Académie Suisse des Sciences
Médicales uit 1995. Daarin wordt nadrukkelijk
vastgelegd (onder punt 2.2) dat hulp bij zelfdoding geen
medische handeling is. De arts moet zich daarentegen
beijveren om het fysieke en mentale lijden dat bij
patiënten tot een suïcidewens kan leiden, te
verlichten. In de toelichting wordt erop gewezen dat, hoewel
hulp bij zelfdoding uit niet-egoïstische motieven niet
strafbaar is, er naast de religieuze en morele bezwaren
tegen deze ‘hulpverlening’ ook het risico van misbruik bij
een algemene acceptatie van hulp bij zelfdoding door artsen
voor de hand ligt. Overigens heeft blijkens een persbericht
uit 2002 de Zwitserse artsenorganisatie haar standpunt
inmiddels gewijzigd. Thans gaat zij er van uit dat in
bepaalde situaties hulp bij zelfdoding tot de taken van een
arts kunnen behoren.7

De bestaande wetgeving en de daarop gebaseerde praktijk
hebben in december 2001 het parlementslid Vallender ertoe
gebracht een voorstel in te dienen om de
niet-egoïstische hulp bij zelfdoding enigszins aan
banden te leggen. Directe aanleiding was een besluit van de
stadsraad van Zürich in 2000 om het sinds 1987
bestaande verbod op het toepassen van hulp bij zelfdoding in
gemeentelijke bejaardenhuizen en verpleeghuizen op te
heffen. 8 In het voorstel ging het er met name om te bepalen
dat artsen of medisch hulppersoneel in het kader van hun
taakvervulling niet tot het verlenen van hulp bij zelfdoding
zouden mogen overgaan. Personen uit de directe omgeving van
degene die hulp bij zelfdoding verzocht zouden ongemoeid
gelaten moeten worden. De eventueel in te voeren
strafbaarheid van ‘stervenshulp’-organisaties zou onderzocht
moeten worden. Dit voorstel werd echter door het parlement
met een zeer grote meerderheid van 149 tegen 19 stemmen
verworpen.9

AFSLUITENDE OPMERKINGEN

In de schaduw van de discussies in Europa over de legalisering
van de euthanasie en de hulp bij zelfdoding blijkt in het
hart van Europa al sinds de eerste helft van de vorige eeuw
een praktijk te bestaan die het rechtens mogelijk maakt dat
mensen met hulp van anderen hun leven beéindigen. Op
zichzelf merkwaardig als we ons realiseren dat Zwitserland
toch niet bepaald bekend staat als een bij uitstek
‘permissive society’. Misschien dat het individualisme en de
sterke nadruk op autonomie in de alpenrepubliek van invloed
is. Tijd en ruimte voor een nader onderzoek op dit punt heb
ik nog niet gevonden. Merkwaardig is ook de brede
parlementaire acceptatie van de hulp bij zelfdoding en de
evenzeer brede afwijzing van de actieve euthanasie. De
principiële verwijzing van de regering naar de
christelijke fundamenten van samenleving komt daarmee ook in
een wat merkwaardig licht te staan. Inmiddels is dankzij de
moderne communicatiemiddelen het ‘Zwitserse model’ in brede
kring bekend en gaan steeds meer buitenlanders naar
Zwitserland om aldaar hulp bij zelfdoding te ontvangen. De
laatste berichten zijn dat de openbare aanklager in
Zürich een onderzoek instelt naar de activiteiten van
Dignitas.10

NOTEN

1. International Herald Tribune 5 februari 2003

2. Communiqué du 05.07.2000, Département fédéral de justice et police,
http://www.ofj.admin.ch/themen/stgb-sterbehilfe/b2-com-f.htm

3. Zie Georg Bosshard und Walter Bär, Sterbeassistenz und die Rolle des Arztes, Aktuelle
Juristische Praxis 4/2002, pp.407-413 op p. 407

4. http://www.ofj.admin.ch/f/index.html

5. Zie hierover ook Günter Heine, Schweiz, in Albin
Eser und Hans Georg Koch (Hrsg.), Materialen zu
Sterbehilfe. Eine internationale      Dokumentation, Freiburg
im Bresigau 1991, pp. 593-649, m.n. p. 594.

6. http://www.dignitas.ch/seite5.htm

7. Die SAMW bekräftigt ihr Nein zu aktiver Sterbehilfe,
Schweizerische Ärztezeitung 2002; 83:Nr 1/2 , p.47

8. Zie Georg Bosshard und Walter Bär, a.w., p. 409

9. Zie Georg Bosshard und Walter Bär, a.w., p. 407

10. http://www.cottagehealthsystem.org?HealthNews/reuters/NewsStory0913200232.htm