PVH 18e jaargang – 2011 nr. 21, p. 047-050

Door Sanne IJzermans
S.A.M. IJzermans, student-assistent van de faculteit Beleid & Management
Gezondheidszorg, afdeling Recht & Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit
te Rotterdam

INLEIDING

In februari 2010 is het Burgerinitiatief Voltooid Leven
gelanceerd, gericht op het bieden van de mogelijkheid
tot sterven in waardigheid aan ouderen die hun leven
voltooid achten en kiezen voor het einde van hun leven.
Dit burgerinitiatief werd in mei 2010 met 116.871
steunbetuigingen aan de Tweede Kamer aangeboden.
In februari van dit jaar is de Tweede Kamer begonnen
met de behandeling van het burgerinitiatief.1 Uit het
aantal steunbetuigingen kan wel worden afgeleid dat het
onderwerp van het burgerinitiatief veel mensen raakt. Er
lijkt een grote groep mensen te zijn die behoefte heeft
aan een verruiming van de mogelijkheid tot sterven
onder begeleiding. Is de oplossing die de initiatiefgroep
Uit Vrije Wil met het Wetsvoorstel Toetsing Stervenshulp
aan Ouderen probeert te bieden echter wel een goede
oplossing?

INHOUD VAN HET WETSVOORSTEL

Het Wetsvoorstel Toetsing Stervenshulp aan Ouderen
ligt op dit moment ter behandeling bij de Tweede
Kamer. Kort samengevat houdt het wetsvoorstel in dat
het mogelijk moet worden voor mensen van 70 jaar
of ouder die hun leven voltooid achten en graag stervenshulp
zouden willen krijgen, hiertoe een vrijwillig,
weloverwogen en duurzaam verzoek te doen en daarmee
stervenshulp te verkrijgen.2 Volgens de initiatiefgroep
Uit Vrije Wil bestaat een grote behoefte aan een dergelijke
regeling, 5 à 10% van de ouderen (deze groep
beslaat in totaal zo’n 100.000 à 200.000 ouderen) zou
lijden aan een chronische doodswens.3 Om die reden
is dan ook een wetsvoorstel opgesteld. Ik betwijfel ook
niet dat er inderdaad behoefte zal zijn aan een dergelijke
regeling. Sommige mensen voelen zich in de steek
gelaten door de dood: zij zijn alleen achtergebleven, met
niemand om voor te zorgen en niemand die voor hen
zorgt. Vrienden en familie hebben zij om hen heen weg
zien vallen. Deze mensen zijn alleen en slijten hun dagen
met wachten op de dood, wat
inderdaad tragisch is.

DE PIL VAN DRION

De initiatiefgroep hanteert voor het sterven uit vrije wil
een leeftijdsgrens van 70 jaar. Deze leeftijdsgrens is onder
andere bepaald aan de hand van de opmerkingen van de heer
Huib Drion. Huib Drion is een van de eersten die het probleem
van ouderen die graag willen sterven, maar een lichaam hebben
dat niet opgeeft, op de kaart zette. Dit deed hij in 1991, door
middel van een artikel in het NRC Handelsblad.4 Hierin pleitte
Huib Drion voor een manier waarop ouderen waardig konden
sterven indien zij dit wensten, met behulp van een
middel waarmee ouderen op aanvaardbare wijze uit het
leven zouden kunnen stappen.5 Over deze zogenaamde
‘Pil van Drion’ wordt heden ten dage nog steeds gesproken.
Huib Drion heeft in zijn artikel duidelijk aangegeven
dat een dergelijke ‘pil’ alleen verstrekt zou moeten
worden aan ouderen “wier leven in het stadium is gekomen
van de neergaande lijn die karakteristiek is voor de
laatste fase van hen die niet – door ziekte of een ongeval –
te vroeg gestorven zijn”.6

Op basis van deze opmerkingen van Huib Drion heeft
de initiatiefgroep dan ook besloten de leeftijdsgrens
van 70 jaar te hanteren. Volgens de initiatiefgroep zijn
ouderen door hun opgedane levenservaring in de positie
terecht gekomen dat zij kunnen besluiten of zij nog verder
willen leven. Jongere mensen zouden deze mogelijkheid
niet hebben, omdat hun leven zich door de jaren
heen nog verder kan ontwikkelen en jongere mensen
niet zomaar moeten kunnen beslissen dat hun leven ten
einde is.7 Hier kan ik mijzelf ook in vinden. Immers,
mijns inziens kan een jonger persoon niet zomaar besluiten dat zijn
leven ten einde is. Een chronische doodswens
kan uiteraard ook bij jongeren voorkomen, maar
dit heeft over het algemeen minder te maken met het in
de steek gelaten voelen door de dood nu iedereen om
een persoon is weggevallen en meer met het ongelukkig
zijn in het leven.

DE LEEFTIJDSGRENS: DISCUTABEL?

Het is dan ook logisch dat er een leeftijdsgrens wordt
vastgesteld voor voltooid leven. Een wet waarbij iedereen,
van elke leeftijd, de mogelijkheid zou krijgen om te
kiezen voor het einde van het leven en bij de beëindiging
van het leven begeleid zou moeten worden, levert
morele en praktische problemen op. Morele problemen,
omdat het voor velen moeilijk te begrijpen zal zijn waarom
iemand die nog jong en fysiek volledig gezond is,
geholpen moet worden bij het beëindigen van het leven.
Ook praktisch zal een dergelijke wet waarschijnlijk problemen
opleveren: allereerst de vraag of de medische
beroepsbeoefenaars die begeleiders zijn bij het sterfproces,
welwillend staan tegenover het beëindigen van het
leven van een jongere, een gezond persoon, iemand die
waarschijnlijk nog familie en vrienden om zich heen
heeft. Daarnaast zou een dergelijke wet sterk ingaan
tegen het recht op leven wat wij allemaal hebben gekregen
vanuit artikel 2 van het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens. Wat zou dit artikel nog betekenen
als iedereen op elk gekozen moment een einde aan het
leven kan maken, hierbij zelfs ondersteund door mensen
die hiervoor zijn opgeleid? Mij lijkt niets.

Ook de initiatiefgroep heeft tot een dergelijk besluit niet
willen komen. Deze groep bepaalt de leeftijdsgrens voor
de stervenshulp aan ouderen op de leeftijd van 70 jaar,
omdat zij van mening is dat op deze leeftijd de mens een
‘brevet van leven’ zou hebben behaald.8 Maar kan
dit van tevoren wel zomaar worden gezegd? Het lijkt logischer
om dit per individueel geval te bekijken.9 Als bijvoorbeeld
gekeken wordt naar het Chabot-arrest10, dan blijkt
dat het ook mogelijk is dat iemand jonger dan 70 jaar
lijdt aan het leven. In dit geval was er wel sprake van een
patiënt die ook zwaar psychisch leed, maar ook hier ging
het om iemand die fysiek gezien nog geheel gezond was
en wegens omstandigheden en gebeurtenissen klaar was
met het leven. Zo iemand zou dan geen beroep kunnen
doen op de Wet Stervenshulp aan Ouderen, omdat
de persoon niet oud genoeg is. Valt hier dan geen gat
voor diegenen die ook graag stervenshulp zouden willen
ontvangen, maar hiervoor niet oud genoeg zijn? De initiatiefgroep geeft
zelf aan deze leeftijdsgrens enkel te hanteren, omdat zij zonder deze
leeftijdsgrens helemaal geen kans zouden maken in het parlement.11
Maar als stervenshulp in de zin zoals de initiatiefgroep Uit Vrije
Wil dit wil toegestaan moet zijn, dan lijkt mij dat het
hanteren van een leeftijdsgrens hieromtrent niet bijdraagt
aan de houdbaarheid van dit standpunt. Immers, als stervenshulp
als zodanig toegestaan zou zijn, waarom dan
niet voor iedereen?

EEN NIEUWE BEROEPSGROEP: DE STERVENSHULPVERLENERS

Volgens artikel 2 lid 1 sub a is de inhoudelijke zorgvuldigheidseis
waaraan moet zijn voldaan dat er een
‘vrijwillig, weloverwogen en duurzaam verzoek’ om
stervenshulp wordt gedaan. Of dit inderdaad het geval is,
moet worden bepaald door een zogenaamde stervenshulpverlener
(artikel 2 lid 1 Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen).
Deze stervenshulpverlener zou een nieuwe
geregistreerde beroepsgroep worden, die opgenomen
dient te worden in de Wet BIG. Voordat iemand een stervenshulpverlener
is, moet diegene allereerst een getuigschrift
behalen (artikel 3 lid 1 Wet Toetsing Stervenshulp
aan Ouderen). Deze stervenshulpverleners hoeven volgens
de Memorie van Toelichting bij de wet geen artsen
te zijn. Wel is van belang dat de potentiële stervenshulpverlener
ervaring heeft met de terminale en existentiële
problematiek. Hierdoor zouden volgens de Memorie van
Toelichting ook psychologen, verplegers, geestelijk verzorgers
en filosofen de mogelijkheid moeten hebben om
een stervenshulpverlener te worden.

Zoals in de Memorie van Toelichting ook duidelijk staat
aangegeven kiezen deze professionals er zelf voor om
stervenshulpverlener te worden. Waar bij een (huis)arts
de vraagstukken rondom euthanasie nog ‘part of the job’
zijn, of de arts dit nu wil of niet, de stervenshulpverlener
besluit zelf te kiezen voor een professie die zich
enkel richt op de stervenshulp en de hulp bij zelfdoding.
Maar zou iemand die niets met dergelijke stervenshulp
te maken wil hebben, hiervoor ook een opleiding willen
doen? Of zal een dergelijke opleiding alleen worden
gedaan door mensen die al voorstander zijn van dit
wetsvoorstel? Ik denk dat dit laatste het geval zal zijn.
De professionals uit de genoemde beroepsgroepen zullen
waarschijnlijk geen opleiding tot stervenshulpverlener
volgen, indien zij geen voorstander zijn van de wet. Dit
leidt er automatisch toe dat juist de voorstanders van de
wet wél een opleiding tot stervenshulpverlener zullen volgen.
Kunnen deze mensen nog wel objectief genoeg
kijken naar de wens van de oudere, indien zij zo’n grote
voorstander zijn van de stervenshulpverlening en de
mogelijkheid van de oudere om op een zelfgekozen
moment uit het leven te stappen?

Ook na het behalen van het getuigschrift lijkt mij de
functie van stervenshulpverlener en de toetsingsbevoegdheid
die deze stervenshulpverlener heeft problematisch.
Niet alleen het feit dat waarschijnlijk alleen degenen die
voorstander zijn van deze wet een opleiding tot stervenshulpverlener
zullen doen zal voor problemen zorgen,
maar ook het feit dat door de stervenshulpverlener moet
worden bepaald of het verzoek dat door de oudere is
gedaan vrijwillig, weloverwegen en duurzaam is zal op
problemen stuiten. De vraag is namelijk hoe een stervenshulpverlener
gaat bepalen dat een verzoek vrijwillig,
weloverwogen en duurzaam is gedaan. Dit zijn nog steeds
subjectieve criteria en de beoordeling of er sprake is van
een zodanig verzoek zal dan waarschijnlijk ook van hulpverlener
tot hulpverlener verschillen.12 Er is dan ook nog
steeds geen zekerheid dat het zelfbeschikkingsrecht in zijn
volledigheid kan worden gewaarborgd door de wet.

HET RECHT OP ZELFBESCHIKKING

Is het ook wel ooit de bedoeling geweest dat het zelfbeschikkingsrecht
zo ver strekt dat dit ook het recht
om te sterven, indien iemand dit wil en weloverwogen
heeft besloten, waarborgt? Het argument dat mensen
een vrije wil hebben en op basis hiervan weloverwogen
kunnen besluiten te willen sterven, is een argument dat
vaak door voorstanders van euthanasie wordt gebruikt
ter rechtvaardiging van euthanasie.13 Ook in de Memorie
van Toelichting bij het Wetsvoorstel wordt het zelfbeschikkingsrecht
aangehaald ter rechtvaardiging van de
wet. Ik vraag mij echter af of dit zelfbeschikkingsrecht
wel zo ver moet strekken als de initiatiefgroep Uit Vrije
Wil zou willen. Uiteraard, het zelfbeschikkingsrecht is
een belangrijk recht. Mensen moeten het recht hebben
te beschikken over hun eigen leven, zij hoeven
hun leven niet volledig in de handen van een ander te
geven. Ik zet er echter vraagtekens bij of de mogelijkheid
tot de beëindiging van het leven wel onder het
zelfbeschikkingsrecht moet vallen. Immanuel Kant heeft
in dit kader het volgende gezegd: “Vanuit je zelfbeschikkingsrecht
mag je in principe alles beslissen, uitgezonderd
de beslissingen die leiden tot de teloorgang van je eigen
zelfbeschikking”.14 Hiermee heeft Kant wel een
belang aan zelfbeschikking, maar dit belang strekt niet zo ver dat
tot de zelfbeschikking ook de mogelijkheid tot het zelf
bepalen van de dood behoort.

De vraag is ook in hoeverre er echt sprake is van zelfbeschikking
bij een verzoek in lijn met de Wet Toetsing
Stervenshulp aan Ouderen. Wanneer kan een oudere
nog zelfstandig besluiten dat hij of zij wil sterven? Ook
indien een oudere wilsbekwaam is, betekent dit niet
automatisch dat een verzoek te willen sterven altijd op
goede gronden wordt gedaan. Mogelijk voelt een oudere
zich op een gegeven moment meer en meer een last
voor zijn omgeving en vindt de oudere de oplossing in
de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen.15 Is dit echt
iets wat een wet mogelijk zou moeten maken? Dat de
oudere zich overbodig begint te voelen en een makkelijke
oplossing voor de problemen die hij zelf denkt
te geven denkt te vinden door middel van deze wet? Ik
denk niet dat het dit is wat de initiatiefgroep met deze
wet mogelijk heeft willen maken, maar het is wel een
mogelijk gevolg van deze wet. Binnen de Wet Toetsing
Levensbeëindiging op Verzoek en Hulp bij Zelfdoding
is euthanasie of hulp bij zelfdoding om een dergelijke
reden sowieso niet nodig, omdat er allereerst sprake moet
zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden.

DE SAMENLOOP VAN DE HUIDIGE EUTHANASIEWETGEVING EN DE WET TOETSING

STERVENSHULP AAN OUDEREN

De samenloop van de huidige euthanasiewetgeving en
de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen lijkt dan ook
moeizaam. Indien een oudere vanwege zijn naar eigen
mening ondraaglijk en uitzichtloos lijden een verzoek
tot euthanasie indient volgens de huidige euthanasiewetgeving,
kan dit afgewezen worden omdat er volgens
een arts geen sprake is van een dergelijk ondraaglijk en
uitzichtloos lijden. Indien de Wet Toetsing Stervenshulp
aan Ouderen wordt ingevoerd, dan kan er na een dergelijke
afgewezen aanvraag alsnog een verzoek in worden
gediend, maar dan bij een stervenshulpverlener. Dit is de
makkelijkste weg voor de oudere. Immers, de wet houdt
dezelfde zorgvuldigheidseisen aan, maar heeft niet de eis
van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Naar verwachting
zullen ouderen daarom eerder voor de ‘makkelijke weg’
kiezen, waar de kans groter is dat hun verzoek wordt
ingewilligd.16 Indien de Wet Toetsing Stervenshulp aan
Ouderen naast de Wet Toetsing Levensbeëindiging op
Verzoek en Hulp bij Zelfdoding zal bestaan, dan zal deze
laatste waarschijnlijk uiteindelijk overbodig worden.

CONCLUSIE

In mijn ogen is de Wet Toetsing Stervenshulp aan
Ouderen zoals die nu bestaat, nog niet klaar voor de
invoering hiervan in het huidige stelsel van wetten. De
wet zoals die nu bestaat, geeft problemen waar op dit
moment nog geen oplossing voor is. Het vraagstuk van
de leeftijdsgrens van 70 jaar bijvoorbeeld; wat is de rechtvaardiging
hiervan? Ook de professie van stervenshulpverlener
lijkt mij nog niet volledig duidelijk en ingekaderd.
Ik vraag mij of hoe bijvoorbeeld een filosoof zou
kunnen besluiten dat er bij de oudere sprake is van een
vrijwillig, weloverwogen en duurzaam verzoek. Mijns
inziens is hiervoor een mate van kennis van de menselijke
psyche nodig, die een filosoof naar aanleiding van
zijn opleiding waarschijnlijk niet zal hebben.

Van belang is ook de vraag of het recht op zelfbeschikking
wel zo ver hoort te strekken als de initiatiefgroep
zou willen zien. Mijns inziens is dat niet het geval. Het
recht om te sterven toeschrijven aan het zelfbeschikkingsrecht,
lijkt mij een stap te ver. Ook het feit dat
de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen naast de
bestaande euthanasiewetgeving waarschijnlijk problemen
zal opleveren voor de laatstgenoemde en deze
waarschijnlijk ook overbodig zal maken, lijkt mij een
probleem dat opgelost zal moeten worden voordat een
wet zoals de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen kan
worden ingevoerd.

NOTEN

1. http://www.uitvrijewil.nu/

2. Artikel 2 lid 1 sub a en b van de Wet Toetsing Stervenshulp aan Ouderen.

3. J. Peters, E. Sutorius e.a., Uit Vrije Wil – Waardig sterven op hoge
leeftijd, Amsterdam: Boom Uitgeverij, 2011, p. 30.

4. J. Peters, E. Sutorius e.a., Uit Vrije Wil – Waardig sterven op hoge
leeftijd, Amsterdam: Boom Uitgeverij, 2011, p. 58.

5. H. Drion, ‘Het zelfgewilde einde van oudere mensen’, NRC Handelsblad 19 oktober 1991.

6. J. Peters, E. Sutorius e.a., Uit Vrije Wil – Waardig sterven op hoge
leeftijd, Amsterdam: Boom Uitgeverij, 2011, p. 31.

7. J. Peters, E. Sutorius e.a., Uit Vrije Wil – Waardig sterven op
hoge leeftijd, Amsterdam: Boom Uitgeverij, 2011, p. 31.

8. NRC Handelsblad 16 maart 2011, ‘Maak van stervenshulp geen mensenrecht’.

9. NRC Handelsblad 16 maart 2011, ‘Maak van stervenshulp geen mensenrecht’.

10. HR 21 juni 1994, NJ 1994, 656.

11. G. van Dijk, ‘Wetsvoorstel Uit Vrije Wil kent belangrijke problemen’,
Medisch Contact 16 maart 2011.

12. G. van Dijk, ‘Wetsvoorstel Uit Vrije Wil kent belangrijke problemen’,
Medisch Contact 16 maart 2011.

13. Th.A. de Boer, ‘De Ethiek van Euthanasie’, In Perspectief11
(1998), p. 1.

14. Th.A. de Boer, ‘De Ethiek van Euthanasie’, In Perspectief11
(1998), p. 1.

15. Th.A. de Boer, ‘De Ethiek van Euthanasie’, In Perspectief11
(1998), p. 1.

16. G. van Dijk, ‘Voltooid leven en de rol van artsen’, Medisch
Contact 13, 1 april 2010, p. 604.