PVH 7e jaargang – 2000 nr. 3, p. 94-95

Door W.L.H.Smelt en V.G.H.J.Kirkels (red)
Publicatie van het Thijmgenootschap Uitgeverij Valkhof Pers.
ISBN 90 5625 0639

In het boekje ‘Grenzen aan het medisch handelen’ staan
de nader uitgewerkte lezingen van de Zwolse Artsendagen uit 1998. Uit
de inhoud blijkt een brede opzet zowel wat betreft het aantal professies
als levensbeschouwingen.

Het pleidooi van prof.van de Berg voor een nieuwe medische ethiek wordt
door meerdere auteurs aangehaald. De inleiding begint met de suggestie
van prof. Van de Berg om de oorspronkelijke grondwet van geneeskunde
ter discussie te stellen. Het is daarbij zijn bedoeling aandacht te
vragen voor het overschrijden van medisch-ethische grenzen.

Grenzen van economisch– en maatschappelijk karakter, grenzen aan
het medisch kunnen, aan de curatie. Zelfs de conditie of leeftijd van
de patiënt die lange tijd als beperkende factor gold, ook deze
grens, is er bijna niet meer.
Deze onderwerpen worden door diverse auteurs uitgewerkt.
Ruim besproken wordt de ethiek van het medisch handelen.
Dorothea Touwen: geneeskunde is gebaseerd op weldoen, maar houdt dat
in ’tegen elke prijs redden wat er te redden valt? En de dood te vlug
af zijn in plaats van op een bepaald moment de dood zijn beloop laten
krijgen en zich schikken in het onvermijdelijke?’
Zolang mensen blijven denken dat ook valse hoop doet leven, zolang zullen
gesprekken over de grenzen van het medisch handelen van levensbelang
blijven. En dit is de thematiek zo zegt Touwen die aan het begin van
de moderne medische ethiek staat. Over het medisch perspectief zegt
ze heel behartigenswaardig dat dit maar één perspectief is, het
totaalbelang van een patiënt is meer dan alleen het medische belang.

De legitimatie van medisch handelen en de rol van waardeoordelen is
het onderwerp van R.J.M.Dillmann.
Daar waar ‘medische macht’ staat voor de technische mogelijkheden is
de vraag naar medische legitimatie bedoeld om het gebruik van deze mogelijkheden
te toetsen aan het doel van de geneeskunde. Dillmann stoot meteen door
naar de vraag over levensbeëindigend handelen als hij schrijft:
In de context van medisch handelen rond het levenseinde, waar de balans
tussen voor en nadelen van medisch handelen zo precair is, moet de
vraag naar de legitimatie steeds voorop staan. In het verlengde daarvan
ligt natuurlijk het antwoord op de vraag of een behandeling begonnen
dan wel gestaakt dient te worden waarna de vraag over levensbeeëindiging
aan de orde komt. Aldus Dillman.

Theo H.Boer wijst op belangrijke rol van het christendom in de medische ethiek
en is ervan overtuigd dat het christelijk geloof ook nu nog een constructieve
bijdrage kan leveren. De verwoording ervan (51) is het besef dat de moraal voor
de mens uitgaat, dat de doelen van het menselijk bestaan zijn ingegeven in plaats
van door ons gemaakt…
Het boeiende pad dat hij gaat markeert zich door drie ‘uitzichtpunten’: ten
eerste de verdeling van de schaarse zorg, vervolgens de vraag wat valt onder
de noemer ‘medisch’ en tenslotte hoeveel ruimte het autonomieprincipe inneemt.
Onderweg blijken er talloze interessante plekken waar op gewezen wordt omdat
er zoveel te ‘zien’ is om diepte geven, begrip en inzicht over waar de grenzen
liggen.

In zijn bijdrage Als het niet meer hoeft laat W.J.Eijk uitgaande van Renate
Dorresteins-‘Want dit is mijn lichaam’ bijna voelen in welke maakbaarheidscultuur
we leven. Het einde van de twintigste eeuw is gekenmerkt door een ongekende
onverschilligheid ten aanzien van levensbeschouwing of politieke kleur of richting.
Vanuit de vraag over de heiligheid van het leven en de daaruit af te leiden consequenties
via essentiële vragen als ‘alles doen om het leven te behouden, grenzen
aan de zorgplicht en wie beslist’ gaat hij in op de vraag: Als het niet meer
hoeft, wat dan?
Het persoonlijke vertrekpunt- al of niet gevangen zijn in een maakbaarheidscultuur-
bepaalt het handelen of dit nu levensbeëindigend dan wel krampachtig
levensverlengend is.
Als er een einde is aan de ‘cure’ en de overgang naar het ‘care’ niveau wordt
gemaakt, veronderstelt dit dat alle werkers in de gezondheidszorg zich op menselijk
vlak met de patiënten en diens worsteling met het lijden durven inlaten.(72)
Als voorbeeld noemt Eijk het werk van Moeder Theresa en als ultiem voorbeeld
de Gewonde Genezer bij uitstek, Jezus, die door Zijn Menswording ons bestaan
met Zijn lijden heeft gedeeld om ons te verlossen. Dit leidt tot andere -zelfs
fundamentelere- zaken waaraan de patiënt behoefte heeft ‘als het niet meer
hoeft.’

En als dan al die grenzen zijn gepasseerd en de grenssituatie bereikt is wat
dan? Daarover handelt het hoofdstuk van Dr.Z.Zylicz. Hij stelt dat de keuzen
in de palliatieve zorg sterk bepaald worden door de behoeften van de terminale
patiënten.
Het is wenselijk dat hulpverleners inzicht hebben in de niveaus waarop die behoeften
gelegen zijn, ja, dit inzicht behoort tot de inventaris van de palliatieve hulpverlener.
Zylicz ondescheidt drie niveaus:
1. preventie van het verlies
2. somatische benadering van de ziekte via de symptomen, en
3. de spirituele en psychosociale zorg.
Aan de hand van voorbeelden maakt hij de betekenis van de niveaus en wat zich
er op afspeelt duidelijk.
De inleiding van het boek wordt de lezer geconfronteerd met het gevoel dat de
medische macht zich tegen de mens keert.(9). In het laatste hoofdstuk van J.A.G.P.Cremers
met de roots in de Moderne Devotie lezen we over kenmerken die de geesteshouding
en weerbaarheid van patiënten versterken.
Enkele uitspraken van de Moderne Devoten:
– het inzicht moet rijpen dat tegenvallers in het leven onvermijdelijk zijn;
– leven en geluk in dit leven moet gerelativeerd worden;
– ieder mens moet plooibaarheid, incasseringsvermogen, aanpassingsvermogen aanleren;
– een mens moet zo weerbaar zijn dat hij zichzelf in bepaalde omstandigheden
kan helpen.

Alle bijdragen in het boekje zijn de moeite van lezen meer dan waard. Het is
te waarderen dat het Thijm genootschap de moeite genomen heeft de voordrachten
te bundelen zodat een breder publiek er kennis van kan nemen.
Ik hoop ten zeerste dat dit ook gebeurt.

A.C. van Beest