Op 10 februari stemde de Tweede Kamer voor het wetsvoorstel waarmee de verplichte minimale beraadtermijn voor een abortus moet worden afgeschaft. De indieners van het wetsvoorstel willen een flexibele beraadtermijn: een bedenktijd die afhangt van de wensen van de vrouw. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Juristenvereniging Pro Vita (JPV) vindt een afschaffing van de vaste beraadtermijn echter zorgwekkend en onwenselijk.

De indieners van het wetsvoorstel[1] willen met de afschaffing van de vaste beraadtermijn[2] meer autonomie voor zwangere vrouwen die een abortus willen. Ze noemen de vaste termijn “evident paternalistisch”[3], omdat volgens hen veel vrouwen het beste zelf kunnen bepalen hoeveel tijd ze nodig hebben om te beslissen of ze kiezen voor een abortus. JPV beseft dat niet elke situatie hetzelfde is en dat er vrouwen zijn die prima zelf deze beslissing kunnen nemen. Dat zij geen vijf dagen nodig hebben, is begrijpelijk. Maar de beraadtermijn is niet tot stand gekomen vanuit paternalistische overwegingen. Deze procedurele én inhoudelijke voorwaarde biedt namelijk bescherming aan het ongeboren mensenleven dat wordt beëindigd bij een abortus. Bij een eventuele aanpassing van de beraadtermijn moet ook deze waarde meewegen.

Wetsvoorstel is gevaar voor delicaat evenwicht

Verder meent de JPV dat het wetsvoorstel in strijd is met het delicate evenwicht in de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) tussen het belang van de zwangere vrouw en dat van het ongeboren leven. In hun wetsvoorstel hebben de indieners namelijk vooral de autonomie van de vrouw voor ogen en is er geen aandacht voor het waarborgen van de belangen van het ongeboren leven. De balans slaat daarmee door naar de autonomie van de zwangere vrouw. Ook de Raad van State stelde in zijn advies over het wetsvoorstel dat de Memorie van Toelichting “de nadruk legt op het belang van de autonomie van de vrouw” en adviseerde de indieners meer aandacht te besteden aan het belang van het beschermen van het ongeboren leven.[4]

Beraadtermijn is onderdeel van zorgvuldige besluitvorming

De JPV vreest ook dat de zorgvuldige besluitvorming die moet plaatsvinden op grond van de Wafz onder druk komt te staan. Juist de minimale beraadtermijn is een onderdeel van deze zorgvuldigheid. Afschaffing van een vaste beraadtermijn raakt met name kwetsbare vrouwen die bijvoorbeeld onder druk ‘kiezen’ voor abortus. Ook een aantal abortusklinieken spraken zich uit tegen een flexibele beraadtermijn. Zo maken ze het in de abortuskliniek Stimezo in Zwolle met “enige regelmaat” mee dat vrouwen baat hebben bij de wettelijke bedenktijd. “Er zijn veel mondige vrouwen die in de kliniek komen en exact denken te weten wat ze willen. En vervolgens hebben ze spijt omdat ze te snel hebben gehandeld,” aldus een bestuurslid van de abortuskliniek.[5]

Stap richting decriminalisering abortus

In het wetsvoorstel ziet de JPV ook een stap richting decriminalisering van abortus. Nu is een abortusarts strafbaar als hij de zwangerschapsafbreking uitvoert binnen de beraadtermijn van vijf dagen. Deze strafbaarheid vervalt in het wetsvoorstel. De initiatiefnemers willen de wet namelijk zo veranderen dat de strafbaarstelling “geen functie meer vervult”. En ook al blijven de bestaande mogelijkheden van toezicht op het zorgvuldig handelen van artsen en de eventuele disciplinaire vervolgstappen bestaan,[6] de JVP ziet het vervallen van de strafbaarheid als een kwalijke ontwikkeling. Abortus is en blijft tenslotte het beëindigen van menselijk leven, en staat dan ook strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht.

Verzwakte positie van abortusarts

Tevens rijst de vraag wat een arts doet als een vrouw nog vóór het verlopen de afgesproken beraadtermijn terugkeert voor een abortus. In de Nota naar aanleiding van het Verslag staat dat de arts zich ervan dient te vergewissen dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd in vrijwilligheid.[7] Maar tijdens het plenair debat op 27 januari zegt Tweede Kamerlid Ploumen: “Uiteindelijk is de vrouw degene die het besluit neemt”. De JPV voorziet een verzwakking van de positie van de abortusarts. Want wat kan een arts nog inbrengen tegen een vrouw die eerder dan afgesproken terugkeert? Die wellicht onder druk staat en niet autonoom deze beslissing kan nemen en voor een abortus kiest die ze eigenlijk niet wil? En doordat de strafbaarheid van het uitvoeren van een abortus binnen de beraadtermijn is opgeheven, kan een arts zich daar ook niet meer op beroepen.

Behoefte aan afschaffing vaste beraadtermijn bij vrouwen niet bekend

Ten slotte is het onduidelijk hoe groot de behoefte werkelijk is aan de afschaffing van de vaste beraadtermijn. In de Memorie van Toelichting wordt onder meer verwezen naar de Tweede Evaluatie van de Wafz. Maar die biedt geenszins een representatief beeld van de ervaringen met en gevoelens over de beraadtermijn van vrouwen die een abortus hebben gehad. Iets dat de onderzoekers zelf toegeven in het rapport! Zo maakten de zorgverleners namelijk zelf een selectie van de vrouwen die meededen aan het onderzoek. Slechts 57 vrouwen vulden de vragenlijst in en slechts zes vrouwen stonden open voor een verdiepend interview. De uitkomsten noemen de onderzoekers ‘onbruikbaar’. [8] Toch gebruiken de indieners de evaluatie als bron. Al halen ze in de Memorie van Toelichting alleen zorgverleners en maatschappelijke organisaties aan die voor afschaffing van de vaste beraadtermijn zijn.

Conclusie

De JPV kant zich tegen de afschaffing van de vaste beraadtermijn. De huidige vijf dagen bedenktijd biedt zowel aan de vrouw als aan de arts de nodige waarborgen dat de beslissing vrijwillig en overwogen wordt genomen. Deze voorwaarde is één van de fundamentele voorwaarden die de doelstelling van de Wafz, namelijk de bescherming van het ongeboren leven én hulp bieden aan een zwangere vrouw in nood, garandeert. Tevens ziet de JPV in het wetsvoorstel ook een stap richting decriminalisering van abortus, omdat de strafbaarheid vervalt voor de abortusarts die handelt binnen een afgesproken beraadtermijn. Maar abortus is en blijft het beëindigen van menselijk leven en is strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Ten slotte is het onduidelijk hoe groot onder vrouwen de behoefte werkelijk is naar de afschaffing van de vaste beraadtermijn. Zo biedt de Tweede evaluatie van de Wafz geen representatief beeld van de wensen en ervaringen van vrouwen zelf.

Voetnoten

[1] Initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen

[2] Artikel 3 lid 1 Wet afbreking zwangerschap

[3] Memorie van Toelichting bij Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen, Vergaderjaar 2020–2021, 35 737, nr. 3.

[4] Advies van de Raad van State, 31 maart 2021, Kamerstukken II 2020/21, 35737, nr. 5 https://www.raadvanstate.nl/@124486/w13-21-0045-iii/ (laatste bezocht: 9 februari 2022)

[5] https://www.rtvoost.nl/nieuws/2056292/Overijsselse-abortusklinieken-tegen-mogelijke-afschaffing-van-verplichte-bedenktijd (laatste bezocht: 9 februari 2022)

[6] Memorie van Toelichting bij Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen, Vergaderjaar 2020–2021, 35 737, nr. 3, p. 12

[7] Voorstel van wet van het Tweede Kamerlid Jetten tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen, 35 737, nr. 8, p.28

[8] Tweede evaluatie Wet afbreking zwangerschap, april 2020, p.25