Categorie: Thema's aangaande Levensbegin (PVH)

Killing Grga: een late abortus-zaak die Kroatië schokte

2 april 2023 April 2022 kreeg Mirela, een 39-jarige yoga-instructrice uit  Kroatië, te horen dat haar ongeboren kind Grga een hersentumor had bij zes maanden zwangerschap. Mirela besloot om Grga,…

2 april 2023

April 2022 kreeg Mirela, een 39-jarige yoga-instructrice uit  Kroatië, te horen dat haar ongeboren kind Grga een hersentumor had bij zes maanden zwangerschap. Mirela besloot om Grga, die ze tijdens de zwangerschap zo noemde, te aborteren. Ze vroeg een late abortus aan bij vier grote Kroatische ziekenhuizen. Nadat ze niet het gehoopte antwoord kreeg, nam ze een advocaat in de arm en maakte ze haar verhaal openbaar. Toen brak de hel los.(1).

Kroatië staat abortus toe tot 10 weken na de bevruchting en alleen in gevallen van verkrachting, foetale handicap of bij levensgevaar voor de moeder (2). Late abortussen moeten worden goedgekeurd door ziekenhuiscomités, een eerste en een tweede comité.  Als een late abortus door het eerste comité wordt geweigerd, kan de betrokkene in beroep gaan bij het tweede comité, waarvan de beslissing definitief is. Veel landen in de regio, zoals Slovenië en Servië, hebben zeer vergelijkbare wetgevingen, die voortkomen uit de abortuswet van de oude Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Dit is belangrijk omdat Grga’s verhaal de hele regio omspant.

Opgewekte vroegtijdige bevalling of feticide

In tegenstelling tot wat wordt beweerd, werd Mirela de afbreking van haar zwangerschap niet geweigerd. Als het gaat om zwangerschappen na de levensvatbaarheid, laat de wettelijke uitdrukking “zwangerschapsafbreking” in de praktijk twee opties toe: opgewekte vroegtijdige bevalling of feticide. Zoals is gebleken, was geen enkele Kroatische arts bereid om na 22 weken zwangerschap feticide te plegen. In feite bestaat er een landelijk medisch protocol voor het behoud van het leven van de baby wanneer deze buiten de baarmoeder kan overleven.  Mirela kreeg een meer ethische vorm van zwangerschapsafbreking aangeboden, waarna Grga relevante zorg zou krijgen. Maar Mirela wilde Grga dood, en volgens de wet had ze dat recht ook.

Beroep op gewetensbezwaar

De media hebben de zaak vertroebeld door Mirela’s zaak ten onrechte in verband te brengen met het medisch gewetensbezwaar. Het idee dat mensen niet mogen worden aangenomen als gynaecoloog als ze van plan zijn zich te beroepen op gewetensbezwaar tegen abortus werd van de ene op de andere dag een sensatie.

Hoewel gebonden aan een bijna identieke abortuswet, hebben gynaecologen uit buurland Slovenië geen verschillende medische protocollen met betrekking tot abortus vóór en na levensvatbaarheid van de foetus. In een interview (3) prees Mirela de Sloveense artsen omdat zij “ouders niet dwingen de rest van hun leven voor een geestelijk gehandicapt kind te zorgen”. Mirela was was zeven maanden zwanger van Grga toen zij in Slovenië om abortus verzocht. Zes fragmenten van de gebeurtenissen die volgden:

Een. Verschillende Kroatische niet-gouvernementele organisaties  zamelden (4) de 3.000 euro  (ongeveer 3.050 USD) in voor het doden van Grga in Slovenië. Het bedrag dat in de eerste 48 uur werd ingezameld was tien keer het streefbedrag.(5).

Twee. Sloveense abortusartsen beschimpten hun Kroatische  collega’s omdat ze “niet wisten hoe ze feticide moesten uitvoeren”(6). Servische collega’s pochten hoe “effectief” hun ziekenhuis ethische commissies zijn als het gaat om abortus, vooral in gevallen van ernstige foetale handicaps (7).

Drie. De uitdrukking “te leven als een plant” werd een modewoord voor Grga: door Mirela zelf, door pro-choice artsen, juristen, abortus-activisten en plaatselijke theoretici.  De mainstream media mijmerden over het nut van het bieden van medische zorg aan een “leven zonder enige menselijke waardigheid”(8).

Vier.   Mirela publiceerde een brief aan Grga, waarin ze schreef over hoe Grga haar in een droom influisterde: “We doen het juiste”.(9).

Vijf. In tien Kroatische steden ontstonden pro-abortus protesten, (10) ter ondersteuning van Mirela’s recht om te kiezen wie zij levend ter wereld wil brengen en om vrijheid van godsdienst en gewetensvrijheid te eisen. Ook werden er marsen voor het leven in elf steden gehouden (11), waarbij ouders van medisch complexe kinderen in het openbaar spraken over de inherente waarde en waarde van hun kinderen.

Zes. Toegevend aan de wettelijkheid van Mirela’s keuze, kondigde het Kroatische ministerie van Volksgezondheid dat het staatsziekenfonds alle kosten van Mirela’s abortus in Slovenië zou dekken. De niet-gouvernementele organisaties die het Grga-dodende fonds bijeenbrachten zeiden dat het geld “bestemd zou zijn voor vrouwen die geen toegang hebben tot wettelijk gegarandeerde reproductieve zorg”(12). Deze affaire houdt geen regelrechte ontmenselijking in. Dit is een verwrongen humanisering; Grga is tegelijkertijd afgeschilderd als volledig menselijk en volledig mensonwaardig. De grens tussen een kind (dat zijn instemming met de dood fluistert) en een plant (die zinloos bestaat) is grondig vervaagd als het nieuwe normaal van “reproductieve rechten”. Dit is ook geen gewoon verhaal over een individu dat vecht tegen een bekwaam systeem.  Het is andersom.  Kroatië is het enige land in de regio met een aanzienlijk aantal pro-life gynaecologen. Het was deze medische gemeenschap die vocht tegen de idee om zorg te weigeren aan baby’s met een slechte prognose. Onder druk van het publiek organiseerden de belangrijkste medische verenigingen van Kroatië een forum waar zij het beleid van behoud van leven en geweten verdedigden.  De vice-voorzitter voor ethiek van de nationale artsenvereniging zei: “We moeten ons bewust zijn van de politiek die streeft naar het elimineren van mensen wiens leven de staat als kostbaar beschouwt, en alleen al het feit dat we dit erkennen betekent dat we ons ervan bewust zijn dat het niveau van beschaving wordt afgemeten aan de manier waarop we omgaan met mensen die zwak, gehandicapt en kwetsbaar zijn.”(13).

Register voor gewetensbezwaarden

Intussen heeft de Kroatische minister van Volksgezondheid een register opgesteld van alle artsen die zich beroepen op gewetensbezwaren tegen abortus. Pro-choice groepen hebben opgeroepen tot een referendum om het recht op abortus weer in de grondwet op te nemen; dit alles in perfecte overeenstemming met “abortus als een mensenrecht”, voorgeschreven door het beruchte “Matić-rapport” van de EU – genoemd naar het Kroatische parlementslid dat dit rapport schreef.(14) Grga is nu vrijwel zeker dood, gedood door een injectie met kaliumchloride rechtstreeks in het hart.  Het medische protocol staat niets anders toe dan zijn kleine lichaam in een biologische afvalbak te gooien. De ware aard van zijn toestand zal nooit  bekend zijn.

Het ziekenhuis dat Mirela aanvankelijk afwees voor een abortus zal waarschijnlijk worden beboet. Een gezondheidsinspectie van de overheid ontdekte dat de eerste commissie van het ziekenhuis verzuimde Mirela te informeren dat ze het recht had in beroep te gaan bij de tweede commissie.

Spektakel van ontmoederen

Het eugenetische spektakel van ontmoederen heeft alles gewonnen: de harten, de geesten en het systeem. Kroatische pro-life artsen zullen voortaan aan een kortere leiband worden gehouden. Het publiek is eerst getraind om ziekte en invaliditeit te verwerken als een ontkenning van de menselijke waarde, en dan om een late abortus uitsluitend te verwerken door de blik van ouderlijk lijden en het recht van de vrouw op een dood kind.

Rust in vrede, kleine Grga. Wat betreft de pro-lifers van de regio, gaat de strijd door.

Bron: Life Matters Journal V.10 Issue augustus 2022

Reactie: overweging Patrick Garré

In bovenstaand artikel uit het digitale tijdschrift “Life Matters” van de Amerikaanse pro-life beweging Rehumanize International, vindt u het verhaal van een Kroatische vrouw die omwille van medische redenen een late abortus wou laten doorvoeren. De ziekenhuizen van dat land die deze vrijwillige zwangerschapsafbreking niet wilden doorvoeren, ontlokten heel wat verontwaardiging en protest van de publieke opinie. Dat het hier ging om een kind met een zware handicap dat net als ieder mens recht heeft op bescherming en liefde, kwam nauwelijks aan bod tijdens het maatschappelijk debat in Kroatië en Slovenië. Maar hoe zit het in België en Nederland? Wat voorzien de Belgische en Nederlandse abortuswetgevingen als het gaat om vrijwillige laattijdige zwangerschapsafbrekingen?

Zowel in Nederland als België bestaat er de mogelijkheid om een laattijdige abortus te laten uitvoeren, maar zijn de voorwaarden anders.

De Belgische wetgever maakt sinds de gedeeltelijke depenalisering van abortus in 1990[1], en ook bij de aanpassing van de abortuswet in 2018, een duidelijk onderscheid tussen een zwangerschap vóór en na 12 weken. Tot 12 weken kan een abortus op eenvoudig verzoek van de vrouw (de voorwaarde van de noodsituatie werd enkele jaren geleden geschrapt) en mits de ingreep wordt uitgevoerd onder medisch verantwoorde omstandigheden en door een arts. Na 12 weken kan de zwangerschap slechts vrijwillig worden afgebroken, als het voltooien van de zwangerschap een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van de vrouw of als vaststaat dat het kind zal lijden aan een uiterst zware kwaal die als ongeneeslijk wordt erkend op het ogenblik van de diagnose. In dat geval moet de arts tot wie de vrouw zich heeft gewend, de medewerking vragen van een tweede arts, wiens advies bij het dossier wordt gevoegd.[2]

Begrippen zoals “een ernstige kwaal” bij het kind of “ een ernstig gevaar voor de vrouw” moeten worden ingevuld door de betrokken artsen of, wat meestal het geval is, door de ethische comités van de ziekenhuizen. Uit het meest recente verslag van de Nationale Commissie voor de evaluatie van de abortuswet in 2018 blijkt dat vooral in “het belang van het kind” een laattijdige abortus plaatsvindt, terwijl de reden omwille van een ernstig gevaar voor de vrouw nauwelijks voorkomt.[3]

De Nederlandse wetgever laat abortus toe tot aan de levensvatbaarheid van het kind buiten de baarmoeder.  Dit betekent dat tot 24 weken de zwangerschap – in de praktijk op 22 weken – kan worden afgebroken op basis van haar toestemming, bij een noodsituatie, onder verantwoorde medische omstandigheden en door een arts. Nadien is een abortus strafbaar, ook om medische redenen.[4] Omdat er  een schemerzone bestond tussen de periode na 24 weken tot aan de geboorte en er een nood zou bestaan aan een regeling voor ongeborenen na 24 weken en pasgeborenen tot één jaar met een zware medische problematiek, werd een specifieke regeling uitgewerkt.[5] Voor het uitvoeren van deze late zwangerschapsafbrekingen (categorie 2[6]) gelden een aantal voorwaarden. Zo moet de arts de overtuiging hebben gekregen dat de ongeborene een aandoening of een combinatie van aandoeningen heeft die van zodanige aard is dat na de geboorte zou worden afgezien van een medische behandeling, omdat ingrijpen naar heersend medisch inzicht zinloos zou zijn en naar heersend medisch inzicht geen redelijke twijfel bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. [7] De arts moet ook overtuigd zijn van het feit dat er bij de ongeborene sprake is van actueel of te voorzien uitzichtloos lijden.[8] Ook het lichamelijk en psychisch lijden van de moeder onder de situatie wordt in rekening gebracht, wat enigszins kan vergeleken worden met de voorwaarde van een noodsituatie in de Nederlandse abortuswet.[9] Toch gaan heel wat Nederlandse vrouwen naar België voor een late zwangerschapsafbreking: uit de praktijk blijkt dat vrouwen niet altijd worden ingelicht over het bestaan van de uitzonderingsregeling.[10]

Hoe verder de zwangerschap is gevorderd, hoe tastbaarder en hoe reëler het ongeboren kind een plaats inneemt in het leven van de moeder (en de vader). De beschermwaardigheid van het ongeboren leven wordt in de Belgische als Nederlandse wetgeving hoger geschat naarmate de vrouw zich in een verder stadium van de zwangerschap bevindt. Toch blijven de gehanteerde voorwaarden (zoals ernst en zwaarte van de handicap en het lijden in zowel de Belgische wetgeving als in de Nederlandse regeling, afhankelijk van de wijze waarop ouders, artsen en bij uitbreiding de hele samenleving kijken naar de zinvolheid van leven dat kwetsbaar is en niet voldoet aan onze maatschappelijke verwachtingen. De mens heeft echter een inherente waardigheid, die de mens toekomt, onafhankelijk van zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid.[11] Is er daarom voor deze mensen nog een zorgzame en warme plaats in onze samenleving ? Dit zijn fundamentele vragen die de kern van ons mens-zijn raken.

Noten Killing Grga: Een late abortus-zaak die Kroatië schokte

  1. “Thousands Rally in Croatia After Woman Denied Abortion.” The Associated Press.

https://abcnews.go.com/Health/wireStory/thousands-rally-croatia-woman-denied-abortion-84679046

  1. Abortion Policy,  Croatia.

https://web.archive.org/web/20110514055117/

http://www.un.org/esa/population/publications/abortion/doc/croati1.doc

  1. Dauenhauer, Nenad  Jarić.  ”  “Beba  mi  ima  golemi  tumor,  umrijet  će  ili živjeti kao biljka. Ne daju mi da pobacim.” Index.hr.

https://www.index.hr/vijesti/clanak/beba-mi-ima-golemi-tumor-umrijet-ce-ili-zivjeti-kao-biljka-ne-daju-mi-da-pobacim/2361526.aspx

  1. “Poziv na hitnu donatorsku akciju ‘PODRŽIMO MIRELU!'” Udruga PaRiter.

https://pariter.hr/poziv-na-hitnu-donatorsku-akciju-podrzimo-mirelu/

  1. “U 48 sati prikupljeno 220.687,31 HRK za Mirelu!” Udruga PaRiter.

https://pariter.hr/u-48-sati-prikupljeno-220-68731-hrk-za-mirelu/

  1. Godeč, Željka. “Slovenski ekspert: ‘Tvrdnje vaših liječnika zvuče kao izgovor, postupak feticida  brzo  se  nauči‘.”  Jutarnji  list.

https://www.jutarnji.hr/vijesti/hrvatska/slovenski-ekspert-tvrdnje-vasih-lijecnika-zvuce-kao-izgov-or-postupak-feticida-brzo-se-nauci-15194195

  1. “URANAK Odobren  abortus  Mireli  Čavajdi  u  Hrvatskoj  |  Dr  Snežana Rakić, dr Ivan Bojović, Bruno Šimleša.”

https://youtu.be/jksKkt5HUnY

  1. Toma, Ivanka. “Kakvog smisla ima borba za goli život ako je on lišen ljudskog dostojanstva?” Jutarnji   list.   https://www.jutarnji.hr/vijesti/hrvatska/kakvog-smisla-ima-borba-za-goli-zivot-ako-je-on-lisen-ljudskog-dostojanstva-15195359
  2. “Objavljujemo potresno  pismo  Mirele  Čavajde.”  Index.hr.

https://www.index.hr/amp/vijesti/clanak/objavljujemo-potresno-pismo-mirele-cavajde/2363747.aspx

  1. ” Thousands Rally in Croatia After Woman Denied Abortion.” The Associated Press.

https://abcnews.go.com/Health/wireStory/thousands-rally-croatia-woman-denied-abortion-84679046

  1. “Thousands attend March for Life in Croatia” Right to Life News. https://righttolife.org.uk/news/thousands-attend-march-for-life-in-croatia
  1. Solidarna – zaklada za ljudska prava i solidarnost. https://www.facebook.com/1613596262283008/posts/pfbid0kTCCw2Fa5a9wrkJiHPtqr4t49HrgQzVMhTTNBdKesPSRGrskdAzrF7zYvtZM7ZuTl/?d=n
  1. Palatinuš, Vlatka Polšak. “U totalnoj ofanzivi na priziv savjesti stručnjaci stali  u  obranu  ovog  instituta:  ‘Nitko  nas  nema  pravo  prozivati  i  osuđivati.’”

Narod.hr. https://narod.hr/hrvatska/u-totalnoj-ofanzivi-na-priziv-savjesti-strucnjaci-stali-u-obranu-ovog-instituta-nitko-nas-nema-pravo-prozivati-i-osudivati

  1. “REPORT on the situation of sexual and reproductive health and rights in the EU, in the frame of women’s health.” European Parliament.

https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-9-2021-0169_EN.html

Noten overweging Patrick Garré

[1] De Wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking.

[2] Artikel 2, 5° van de Wet van 15 oktober 2018 betreffende de vrijwillige zwangerschapsafbreking, tot opheffing van de artikelen 350 en 351 van het Strafwetboek, tot wijziging van de artikelen 352 en 383 van hetzelfde Wetboek en tot wijziging van diverse wetsbepalingen (1)

[3] Nationale Commissie voor de evaluatie van de wet van 15 oktober 2018 betreffende de zwangerschapsafbreking, Verslag ten behoeve van het parlement (1/1/2018-31/12/2019), pp. 54-56.

[4] Artikelen 82a, 289 en 296 van het Wetboek van Strafrecht.

[5] Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 december 2015, kenmerk 885614-145412-PG, houdende instelling van een commissie voor de beoordeling van gemelde gevallen van late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (hierna “Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen” genaamd).

[6] Categorie 2: De afbreking van een late zwangerschap in geval van een aandoening waarbij bij de ongeborene sprake is van één of meer aandoeningen die tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen leidt of leiden die of omdat voor de ongeborene naar redelijke verwachting een beperkte kans op overleven bestaat:    https://www.om.nl/onderwerpen/late-zwangerschapsafbreking

[7] Artikel 6. a. van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen

[8] Artikel 6. b. Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen

[9] Artikel 5, 2 b. van de Wet van 1 mei 1981 houdende regelen met betrekking tot het afbreken van de zwangerschap.

[10] De Morgen, 5 juni 2021: Waarom Nederlandse vrouwen voor een late abortus naar België komen: ‘Artsen hebben angst voor justitie’ (demorgen.be)

[11] Zorgnet Icuro, Ethisch Advies 13: het zorgproces inzake zwangerschapsafbreking na prenatale diagnostiek, 24 april 2008, https://www.zorgneticuro.be/publicaties/ethisch-advies-13-het-zorgproces-inzake-zwangerschapsafbreking-na-prenatale-diagnostiek

Reacties uitgeschakeld voor Killing Grga: een late abortus-zaak die Kroatië schokte

Doden van een mens als mensenrecht?

27 februari 2023 Dinsdag 6 december ging de Eerste Kamer akkoord met de verstrekking van de abortuspil bij de huisarts. Het is niet de eerste versoepeling van de toegang tot…

27 februari 2023

Dinsdag 6 december ging de Eerste Kamer akkoord met de verstrekking van de abortuspil bij de huisarts. Het is niet de eerste versoepeling van de toegang tot abortus in Nederland. Eerder dit jaar werd de vaste beraadtermijn afgeschaft. In november dienden D66-Kamerleden Sjoerd Sjoerdsma en Wieke Paulusma namelijk een initiatiefmotie in waarmee ze het kabinet opriepen de toegang tot abortus te verheffen tot een mensenrecht. Ze riepen daarbij het kabinet op om met gelijkgestemde landen gezamenlijk te pleiten voor het vastleggen van een recht op abortus in zowel het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU Handvest) als het Internationaal Verdrag voor burgerrechten en politieke rechten. De twee Kamerleden streven zo naar een Europa met abortuszorg, zonder begrenzingen.

Internationale roep om abortus als mensenrecht

Het idee is niet nieuw: begin dit jaar stelde president Macron dit al voor bij de start van het voorzitterschap van Frankijk van de Europese Unie. En later dit jaar nam het Europees Parlement – naar aanleiding van de uitspraak van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten die een einde maakte aan het constitutioneel abortusrecht – een resolutie aan waarin het ook opriep om abortus als mensenrecht op te nemen in het EU Handvest.

Ook vanuit de Verenigde Naties poogt men belemmeringen tot de toegang tot abortus weg te nemen en abortus tot aan het einde van de zwangerschap mogelijk te maken om elke reden. Zo adviseerde het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties (VN) in 2018 dat zwangerschapsafbreking viel onder het recht op leven. En uit de Richtlijnen voor abortuszorg van de WHO die dit jaar verschenen, bleek dat ook deze organisatie streeft naar een onbelemmerde toegang tot abortus.

Een mensenrecht op abortus is een volgende stap in deze ontwikkeling. Maar deze pogingen – en dus ook de initiatiefmotie – tonen een gebrek aan kennis van het internationaal recht en mensenrechten, en is vanuit menselijk perspectief betreurenswaardig.

Strijd met doel mensenrechten: beschermen van menselijke waardigheid

Het doel van mensenrechten is tenslotte het beschermen van de menselijke waardigheid. Zo noemt het EU Handvest in het eerste artikel de menselijke waardigheid “onschendbaar” en iets dat “geëerbiedigd en beschermd” moet worden. Ook bepaalt het Handvest dat “eenieder” recht op leven heeft. Abortus als mensenrecht opnemen in nota bene datzelfde document, is daarmee in strijd: er is niets waardigs aan het doden van een ander kwetsbaar mens dat zichzelf niet kan verdedigen.

En dan kunnen we wel naar onze ongeboren medemens verwijzen met benamingen als ‘foetus’, ‘klompje cellen’ of zelfs ‘parasiet’ – benamen die in wezen de ongeborene ontmenselijkt – maar dat doet niets af aan de wetenschappelijke realiteit: het is menselijk leven. En als een ongeborene deel uitmaakt van de menselijke soort heeft het ook een waardigheid die bescherming verdient. Daardoor kan men in de geest van het mensenrechtenrecht de ongeborene hiervan ook niet volledig uitsluiten. Laat staan een mensenrecht creëren gericht op het doden ervan.

Ongeborene kent vindt beschermwaardigheid in internationaal en Europees recht

Deze erkenning van de menselijkheid en de beschermwaardigheid van de ongeborene is ook terug te vinden in het internationaal en Europees recht. Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt bijvoorbeeld dat de doodstraf niet mag worden uitgevoerd op zwangere vrouwen, juist vanuit humanitaire overwegingen en met oog voor het belang van het ongeboren kind. Ook het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Oviedo Biogeneeskundeverdrag erkennen de menselijkheid van de ongeborene. Verder bieden de Verdragen van Genève een bijzondere bescherming aan zwangere vrouwen en oordeelde het Europees Hof voor de rechten van de Mens dat de embryo en foetus behoren tot het menselijk ras en ze bescherming verdienen uit naam van de menselijke waardigheid. Ook erkende het Hof van Justitie van de Europese Unie de menselijkheid en de waardigheid van de ongeborene vanaf het moment van conceptie.

Geen consensus in internationale gemeenschap

Maar de Kamerleden Sjoerdsma en Paulusma gaan met hun motie ook volledig voorbij aan het feit dat er binnen de internationale gemeenschap geen consensus is over het bestaan van een recht op abortus. Dit blijkt onder meer uit de Geneva Consensus Declaration die inmiddels door 36 landen is ondertekend. De ondertekenaars verklaren vóór vrouwenrechten te zijn, maar bevestigen dat er geen internationaal recht op abortus bestaat. En onlangs stemde zelfs het normaal gesproken pro abortus gestemde Frankrijk tegen een constitutioneel recht op abortus. Ook negeert de motie het feit dat landen zelf hun abortuswetgeving mogen bepalen. Die afspraak staat in twee belangrijke documenten voor vrouwenrechten, de Programme of Action en de Beijing Declaration and Platform for Action. De indieners van de motie verwijzen ook naar de VN-verdragsorganen die een relatie zien tussen abortus en mensenrechten. Maar deze vermeende relatie is slechts een interpretatie. Daarbij ontberen deze organen juridische bindende kracht. Landen zijn dus niet gehouden om de uitingen van de verdragsorganen te volgen.

Tot slot: abortus is geen louter juridisch vraagstuk. Het is vooral een ethisch en menselijk vraagstuk dat zowel de vrouw als het kind raakt. En of we de ongeborene een persoon noemen of niet, of rechten toekennen of niet, we mogen de wetenschap niet negeren dat het altijd gaat om een mens met waardigheid. En vanuit dat uitgangspunt dienen we het (internationaal) recht toe te passen.

Dit artikel verscheen eerder als opiniestuk in het ND.

Reacties uitgeschakeld voor Doden van een mens als mensenrecht?

Over (on)kwaliteit van leven

19 oktober 2022 Mensen met een medische geschiedenis, chronische ziekte of handicap – zelfs mensen zoals ik, die een kind met een handicap hebben – zijn maar al te goed…

19 oktober 2022

Mensen met een medische geschiedenis, chronische ziekte of handicap – zelfs mensen zoals ik, die een kind met een handicap hebben – zijn maar al te goed bekend met het concept van kwaliteit van leven. Deze drie woorden duiken voortdurend op: in dokterspraktijken, in literatuur over bepaalde gezondheidskwesties, in alledaagse gesprekken. Als elektronen rond de kern zoemen ze rond in onze intieme omgang met afhankelijkheid en vormen ze een stilzwijgend systeem dat de manier bepaalt waarop we de kwetsbaarheid van ons bestaan conceptualiseren. Het concept lijkt echter nogal ongrijpbaar: het verschijnt zowel als een nobel doel als een verraderlijk criterium in de medische praktijk; het dient als een algemene term voor hoe goed het met individuele mensen gaat, en ook als een middel om te beoordelen hoe een samenleving functioneert. Wat is kwaliteit van leven precies?

Geschiedenis: 50 tinten vooruitgang

Het begrip kreeg bekendheid in de jaren zestig, toen de naoorlogse liefde van de samenleving voor materiële vooruitgang enkele dystopische trekjes begon te vertonen. Sociale wetenschappers en belanghebbende partijen uit de technocratische wereld wilden een antwoord formuleren op de sterk oplopende verschillen tussen technologische en economische vooruitgang enerzijds en diverse sociale vraagstukken anderzijds. Er waren vele aandachtspunten. Vervreemding, burgerlijke onrust, sektes, misdaadcijfers, drugsmisbruik.

Net als in het huidige imaginarium denkbeeld van naderend onheil, behoorden overbevolking en vervuiling tot de hot topics van de mainstream. Levenskwaliteit was dus een antwoord op de ontgoocheling van  een oprechter doel voor sociaal-economisch ontwikkeling, vaak herleid tot geluk dat voortkomt uit financiële en sociale stabiliteit, gezondheid gerelateerd welzijn, onderwijs, netheid, middelen, enz.

Vanaf dat moment splitste het concept zich in twee richtingen: de ene leidde tot verschillende metingen van sociale indicatoren die op de bureaus van welwillende technocraten werden gestapeld, terwijl de andere geleidelijk de vorm aannam van een medisch besluitvormingsinstrument dat bekend staat als gezondheids-gerelateerde levenskwaliteit.

Tegenwoordig is de eerste reeks aanwezig in talrijke vormen van algemene bevolkingsmetingen. Die van de OESO, de Wereldgezondheidsorganisatie en de Europese Unie beoordelen bijvoorbeeld allemaal factoren als opleiding, welvaart, fysieke veiligheid, natuurlijke en leefomgeving, enz.

Op het gebied van “eerst en vooral, doe geen kwaad” begon dit concept in de jaren zeventig aan belang te winnen. Sommige auteurs pleitten onomwonden voor abortus en sterilisatie om de algemene levenskwaliteit te verbeteren, terwijl anderen hun bezorgdheid deelden over gezinnen met lage inkomens die kinderen baren met handicaps en andere “stoornissen”. Het leven van mensen met het syndroom van Down, spina bifida, dementie, diabetes en geestelijke gezondheidsproblemen werd onverbloemd neergezet als “mislukkingen van succes”. Het feit dat technologische doorbraken in de geneeskunde blijkbaar leidden tot een ongecontroleerd aantal mensen wier leven afhing van de gezondheidszorg, verontrustte velen.

De medische praktijk brengt moeilijke beslissingen met zich mee, vooral als het gaat om het verlengen van het sterven van patiënten. Het dilemma of men moet doorgaan met agressieve en pijnlijke behandelingen of in plaats daarvan moet beginnen met palliatieve zorg bestaat al minstens sinds de Medische Renaissance. De Katholieke Kerk formuleerde een verfijnde doctrine van gewone en buitengewone zorg, waarbij de laatste verwijst naar behandelingen die “fysieke of morele onmogelijkheid” voor de patiënt inhouden. De voorstanders van gezondheids-gerelateerde levenskwaliteit stuitten soms op deze kwesties bij het verspreiden van hun beweegredenen. Het begrip kwaliteit wurmde zich echter een weg naar de bredere praktijk door tegelijkertijd een beroep te doen op empathie en een tolerantiedrempel voor biomedische afwijkingen te impliceren. Zo werd het al snel een algemeen kader voor het aanpakken van het doel van een medisch ondersteund leven, dat heel anders is dan het doel van klinisch verlengd sterven.

Praktijk: scores die je onderuit halen

Niet lang na de opkomst van gezondheids-gerelateerde levenskwaliteit werd de constructie zo geformuleerd als een expliciete numerieke devaluatie van een zorgbehoevend leven, verpakt en verkocht als ‘aangepaste kwaliteitslevensjaren’, afgekort QALY (naar het Engelse ‘quality-adjusted life years’).

Tegenwoordig dient QALY als een besluitvormingsinstrument voor de toewijzing van middelen voor de gezondheidszorg. Deze bizarre tool buigt het tijdruimte-continuüm om een levensjaar te verkleinen van mensen die zorg nodig hebben om te overleven. Het is heel intuïtief: als wordt voorspeld dat een technologie (medicatie, behandeling, apparatuur) u één extra levensjaar geeft bij volledig welzijn, dan is uw leven één aangepast kwaliteitslevensjaar lang. Maar alle 365 dagen van uw jaar zijn misschien niet gelijk aan één aangepast kwaliteitslevensjaar als uw welzijn in die periode niet absoluut was. In dat geval is uw jaar geen jaar van een gezond persoon – het wordt verminderd met een decimaal tussen 0 (dood persoon) en 1 (absoluut gezond  en uiterst gelukkig persoon). Hoe korter het jaar wordt (uw jaar kan bijvoorbeeld 0,36 van een ideaal persoonsjaar zijn), hoe kleiner de kans dat een specifieke gezondheidstechnologie in de algemene praktijk wordt ingevoerd.

QALY-getallen worden eerst gegenereerd via getuigenissen van patiënten die via verschillende vragenlijsten worden verzameld, gecombineerd met monitoring in klinische proeven, en worden vervolgens gegroepeerd in databanken die voor gebruik door de besluitvormers worden gepubliceerd. Van daaruit worden de QALY-getallen opgenomen in een formule voor de kosteneffectiviteit van een bepaalde gezondheidstechnologie, en het resultaat wordt vergeleken met een financiële drempel van aanvaardbare kosten. Deze drempel wordt willekeurig vastgesteld, rekening houdend met het gezondheidsbudget van het land, het sociale beleid en de sociaaleconomische politiek, enz.

In het algemeen is de gezondheids-gerelateerde levenskwaliteit, samen met de instrumenten die de scores opleveren, vaak gepromoot als een stem voor de patiënten. Maar deze stem is sterk voorgekauwd en bevat een vrijbrief voor sociale vooroordelen. Er zijn vele metingen en modellen. Bijvoorbeeld, de SF-36 vragenlijst en de Health Status Index (HSI) produceren scores afhankelijk van hoe mensen functioneren, zich voelen, socialiseren, bewegen, enz.. Zij bevatten alle een impliciete veronderstelling dat een beperkt aantal activiteiten noodzakelijkerwijs de levenskwaliteit verlaagt. Bovendien vormt de niet-beoordeelde maar reeds bestaande toestand van de omgeving – gebrek aan middelen, gebrek aan toegankelijkheid, gebrek aan beschikbare behandeling, gebrek aan acceptatie, gebrek aan steun, alomtegenwoordig validisme   (vooroordelen of discriminatie tegen mensen met een functiebeperking, noot van de vertaler) en leeftijdsdiscriminatie, met inbegrip van geïnternaliseerde discriminatie – een enorme maar als normaal beschouwd stuk in het taartdiagram van de redenen waarom mensen lager kunnen scoren, en de scores verschillen grotendeels in verband met deze factoren.

Vanuit het oogpunt van handicap worden de eigen stemmen van mensen gebruikt als versterkers van vooroordelen en stigmatisering; deze dubbele, vooraf bepaalde verlaging van de scores vermindert aantoonbaar de kans dat mensen vooroordelenvrije of betaalbare zorg krijgen – wat betekent dat dit instrument een slechte omgeving nog slechter maakt. Uiteindelijk, met vele herhalingen van de formule die de impliciete constanten van ongegronde vooroordelen en obstakels bevat, kan het hele proces alleen maar leiden tot een beperkte toegang tot levensreddende zorg en een veronachtzaming van de toegankelijkheid.

Bovenop dit alles is er ook een flagrante minachting voor de mening van mensen met een handicap die niet in het verhaal past. Zo verklaart 99% van de mensen met het syndroom van Down dat ze tevreden zijn met hun leven, en toch dringen artsen aan op beëindiging van hun leven in naam van de levenskwaliteit. Dit leidt tot een gemeenschappelijk trauma bij de ouders van kinderen met het syndroom van Down – veel voorkomend, maar verre van terecht gedocumenteerd in de arena van de onderzoeksrapporten. Voorvechters van personen met een handicap wijzen al lang op hun tevredenheid, zelfs met pijn en ongemak, en ondanks enorme sociale obstakels, met weinig of geen gevolgen voor de berekeningen van de levenskwaliteit.

Al deze zaken tonen aan dat het QALY-apparaat leidt tot een bijna niet te veronachtzamen standaardisering van het medische model van invaliditeit, dat van boven tot onder wordt verankerd in de besluitvormingsprocessen, waardoor het sociale model van invaliditeit, dat de ingewikkelde wijze waarop de samenleving de concepten van invaliditeit die over de beperkingen van mensen hangen, construeert en bestuurt, volledig buiten werking wordt gesteld.

Het valt niet te ontkennen dat er altijd een of andere rationale nodig zal zijn bij de verdeling van middelen in de gezondheidszorg, maar waarom zouden we ons niet richten op de kwaliteit van de zorg in plaats van op de “kwaliteit van het leven”? Vanaf het begin is het concept van levenskwaliteit gebruikt om de verantwoordelijkheid van het systeem voor het leveren van kwaliteitszorg te verschuiven naar de zorg-vragende mensen zelf, volgens hun biomedische “kwaliteit”. Het nut van een interventie of behandeling zal een factor blijven, maar er zijn al minder discriminerende instrumenten voorgesteld om dit aan te pakken.

Ideologische voorgrond en achtergrond: utilitarisme en bio-kracht

Vandaag de dag is er een hele reeks dodelijke medische praktijken die verband houden met kwaliteit van leven, waardoor het als een ongeleid projectiel van systemische vooringenomenheid naar voren komt: druk om gehandicapte kinderen te aborteren, het weigeren van medische zorg aan kinderen met geboren afwijkingen, het weigeren van orgaantransplantatie aan gehandicapte baby’s, neonatale euthanasie, het geven van niet-geïnformeerde bevelen om niet te reanimeren, het weigeren van medische zorg aan gehandicapten, ongeoorloofde euthanasie.

Sinds levenskwaliteit in de medische wereld ingang heeft gevonden, is het verweven met “onnodig lijden” en “maximalisatie van kwaliteit”. Beide komen overeen met de kernbeginselen van het utilitarisme, een morele doctrine die gericht is op het bereiken van het grootste geluk voor het grootste aantal mensen.

Geluk wordt gedefinieerd als plezier of gebrek aan lijden. Dus het streven naar utilitair geaggregeerd geluk via hedonische berekeningen vindt zijn medische tegenhanger in de productie van geaggregeerde biomedische kwaliteit via beoordelingsinstrumenten, die beide draaien om het “minimaliseren van lijden”. In deze epistemologisch beperkte kaders is het lijden echter zelden geanalyseerd met aandacht voor de manier waarop mensen zich verhouden tot, nadenken over en omgaan met lijden. Beide worden gekenmerkt door een aanzienlijke veronachtzaming van alles wat we weten of intuïtief aanvoelen over het menselijk vermogen om zin en vreugde te vinden ondanks of juist dankzij ons lijden. Wanneer het gaat om onvermijdelijke of vooraf gegeven omstandigheden zoals een gebrekkige gezondheid of een handicap, brengt een diepere analyse bovendien één van de meest uitgesproken blinde vlekken van deze benaderingen aan het licht: mensen worden vaak gelijkgesteld met lijden, en hun bestaan met moreel onrecht. Dat wil zeggen: mensen worden gevormd als subjecten van kwaliteit door de lijders te reduceren tot lijdende objecten. Deze objectivering is precies waarom de medische weergave van het utilitarisme zo dodelijk is, van prenatale uitroeiing tot systematische discriminatie in andere levensfasen.

Beide kaders zijn ook epistemologisch niet in staat om in te gaan op de vraag hoe lijden zijn semantiek aanneemt via verschillende machtsvectoren die de processen beheersen van het vormen van verwachtingen van ons lichaam en onze geest. Met andere woorden, hoe wij handicaps construeren en noties van lijden creëren door vooroordelen, stigmatisering, validisme en leeftijdsdiscriminatie. Het is ironisch, bijna op het punt van karikatuur, dat utilitaire popsterren (bijvoorbeeld Richard Dawkins, en de iets geraffineerdere, maar even achteloze Peter Singer) voelbaar lijden hebben veroorzaakt in de hele gehandicaptengemeenschap.

Wat is het uiteindelijke doel? Het is niet om de kosten van medisch gedefinieerde kwaliteit te beheersen – dat is slechts een deel van het mechanisme. Het is niet om geluk te maximaliseren of lijden te minimaliseren – dat is slechts een rookgordijn. In deze berekeningen is de uiteindelijke drager van geluk/kwaliteit niemand, niemand en iedereen: de sociale orde zelf. Dit inzicht stelt ons in staat deze kaders te zien voor wat ze zijn, en daarvoor moet ik nog wat lenen van Foucault: het zijn methodes van bio-kracht. Dit is macht over het leven en het lichaam van mensen: zij vormt, handhaaft en investeert in het leven, of desinvesteert erin tot de dood erop volgt, volgens het criterium van systemische geschiktheid. Individuen zijn niet alleen onderworpen aan bio-kracht, ze produceren en kanaliseren die ook. Dit is geen loze theorie, het is heel concreet. Ouders die zwangerschappen afbreken vanwege een handicap, mensen die om hulp bij zelfdoding vragen, mensen die red-mij-niet orders op het bed van cognitieve gehandicapten leggen, mensen die anderen beoordelen om te zien of de kwaliteit van hun leven slecht genoeg is voor euthanasie, willekeurige mensen die medelijden hebben met gehandicapten, filosofen die criteria verzinnen voor morele statussen binnen de soort, enzovoort.

Pleiten voor gelijkheid zal de werking van de bio-kracht niet tegengaan; het ondermijnt de relevantie van gelijkheid op minstens twee manieren: door het verspreiden van dodelijkheid naar individuele beslissingen, en door het creëren van subgroepen die verschillende morele statussen bezitten. Wijzen op de oorspronkelijke ethiek van de geneeskunde volstaat niet – op dit moment wordt deze herschreven om met de tijd mee te gaan. Wetten worden al omgebogen naar de productie van “vitale bevolking” door processen van absolute uitsluiting aan beide polen van het menselijk leven.

Maar hiervan ben ik zeker: de weg naar bevrijding begint met het opheffen van de notie van functionele uniformiteit van de mensheid. Ja, we hebben relevante abstracte eigenschappen, maar we belichamen ze allemaal in verschillende mate, terwijl onze wederzijdse afhankelijkheid, geactualiseerd in de cultuur van rechtvaardigheid, een zo breed mogelijk scala aan individuele manieren van functioneren mogelijk maakt. De denkbeeldige lijn tussen biomedische normaliteit en abnormaliteit moet worden uitgewist als we ooit een cultuur willen bereiken die radicale aanvaarding biedt in plaats van gecontroleerde inclusie. Dit pad zal worden geëffend door “niet zelfredzaamheid maar zelfbeschikking, niet onafhankelijkheid maar onderlinge afhankelijkheid, niet het functionele afscheiden maar persoonlijke verbondenheid, niet fysieke autonomie maar menselijke gemeenschap,” zoals Longmore het briljant uitdrukte. Dan zullen we bereid zijn om met de bestaanswijze van een ander om te gaan in plaats van de kwaliteit van andermans leven te beoordelen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Life Matters Journal, V.10 Issue februari 2022.

Lees ook
Kwaliteit van leven – een bruikbare term in de geneeskunst?
Kwaliteit van leven

Noten:

  1. M.J. Sirgy et al. “The Quality-of-Life (QOL) Research Movement: Past, Present, and Future”, Soc Indic Res 76, 343–466, 2006, accessed December 8, 2021,, http:// www.miqols.org/howb/wp-content/uploads/2016/06/Sirgy-et-al.-2006The-QOLResearch-Movement-SIR-1.pdf
  2. Ruut Veenhoven, “Quality-Of-Life And Happiness: Not Quite The Same”, published in Italian in: G. DeGirolamo et al. (eds), ‘Salute e qualità dell vida’, Centro Scientifico Editore, 2001, accessed December 8, 2021, https://personal.eur.nl/veenhoven/Pub2000s/2001e-full.pdf
  3. “What is Better Life Index?”, OECD Better Life Index, accessed December 8, 2021, https://www.oecdbetterlifeindex.org/about/better-life-initiative/ 4. “WHOQOL: Measuring Quality of Life”, World Health Organization, accessed December 8, 2021, https://www.who.int/tools/whoqol/whoqol-bref
  4. “Quality of Life”, European Commision, Eurostat, accessed December 8, 2021, https://ec.europa.eu/eurostat/web/quality-of-life
  5. CE Flowers, Jr. “Improving the quality of life”, Ala J Med Sci, 1970 Jul;7(3), accessed December 8, 2021, https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/5479670/
  6. Irving Abrams et al. “Improving the quality of life”, Journal of School Health, Vol. 41/6, 1971, accessed December 8, 2021, https://onlinelibrary.wiley.com/ doi/10.1111/j.1746-1561.1971.tb07067.x 8. Ernest M. Gruenberg “The failures of success”, The Milbank quarterly vol. 83/4, 1977, accessed December 8, 2021, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/ PMC2690285
  7. Francisco de Vitoria, “Lectue on Homicide”, Commentary on [Thomas Aquinas] Summa Theologiae 2A 2AE, Q64, A.5, The Ethics of Suicide Digital Archive, accessed December 8, 2021, https://ethicsofsuicide.lib.utah.edu/selections/francisco-de-vitoria/
  8. Luis H Toledo-Pereyra, “Medical Renaissance”, J Invest Surg, 2015, accessed December 8, 2021, https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/26065591/
  9. “Ethical and Religious Directives for Catholic Health Care Services”, Fifth Edition, United States Conference of Catholic Bishops, November 17, 2009, accessed December 8, 2021, https://www.usccb.org/issues-and-action/human-life-and-dignity/health-care/upload/Ethical-Religious-Directives-Catholic-Health-Care-Services-fifth-edition-2009.pdf
  10. Hales, Zimmermann and Rodin, “The Quality of Dying and Death”, Arch Intern Med. 2008;168(9), accessed December 8, 2021, https://jamanetwork.com/journals/ jamainternalmedicine/article-abstract/414216
  11. Chang Li-Cheng, “On cost effectiveness analysis and fairness: Normalizing control of and resistance to NICE technology appraisals”, Financial Accountability and Management in Goverments, Public Services and Charities, 37(1), May 2020, accessed December 8, 2021, https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/ faam.12235#faam12235-bib-0051
  12. Melanie Calvert, Daniel Conor and Ethan Bash, “Harnessing the patient voice in real-world evidence: the essential role of patient-reported outcomes” Nature Reviews Drug Discovery 18, 2019, accessed December 8, 2021, https://www.nature. com/articles/d41573-019-00088-7
  13. Hays, Ronald & Reeve, B.B.. (2008). “Measurement and Modeling of Health-Related Quality of Life”, International Encyclopedia of Public Health, December 2008, accessed December 8, 2021, https://www.researchgate.net/publication/285812406_ Measurement_and_Modeling_of_Health-Related_Quality_of_Life
  14. “36-Item Short Form Survey Instrument (SF-36)”, Rand Corporation, accessed December 8, 2021, https://www.rand.org/health-care/surveys_tools/mos/36-itemshort-form/survey-instrument.html
  15. S. Fanshel, J. W. Bush, “A Health-Status Index and its Application to Health-Services Outcomes”, Operations Research 18(6), December 1970, accessed December 8, 2021, https://pubsonline.informs.org/doi/10.1287/opre. 18.6.1021 18. Skotko, Brian G et al. “Self-perceptions from people with Down syndrome”, American journal of medical genetics, Part A vol. 155A, September 2011, accessed December 8, 2021, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3740159/
  1. “36-Item Short Form Survey Instrument (SF-36)”, Rand Corporation, accessed December 8, 2021, https://www.rand.org/health-care/surveys_tools/mos/36-itemshort-form/survey-instrument.html
  2. S. Fanshel, J. W. Bush, “A Health-Status Index and its Application to Health-Services Outcomes”, Operations Research 18(6), December 1970, accessed December 8, 2021, https://pubsonline.informs.org/doi/10.1287/opre.
  3. 18.6.1021 18. Skotko, Brian G et al. “Self-perceptions from people with Down syndrome”, American journal of medical genetics, Part A vol. 155A, September 2011, accessed December 8, 2021, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3740159/
  1. Charlie Jones, “Down’s syndrome: In all honesty we were offered 15 terminations”, BBC.com, October 2020, accessed December 8, 2021, https://www.bbc.com/ news/uk-england-beds-bucks-herts-51658631
  2. “On prenatal screening for Down syndrome”, Down Syndrome Australia, October 2021, accessed December 8, 2021, https://www.downsyndrome.org.au/ blog/2021/10/07/our-discussion-paper-on-prenatal-screening-for-down-syndrome/
  3. Sara Goering, “‘You Say You’re Happy, but…’: Contested Quality of Life Judgments in Bioethics and Disability Studies”, Bioethical Inquiry, May 2008, accessed December 8, 2021, http://bioethics.pitt.edu/sites/default/files/publication-images/Messer2019/Resources/Session%201%20Goering%20-%20You%20Say%20 You%27re%20Happy%20But.pdf
  4. Marie Johnston, “Models of Disability”, The Psychologist, Vol. 9 No. 5, May 1996, accessed December 8, 2021, https://www.researchgate.net/publication/262801184_ Models_of_Disability
  5. Ron Admundson, “Disability, Ideology, and Quality of Life: A Bias in Biomedical Ethics”, In: Wasserman, David; Bickenbach, Jerome, and Wachbroit, Robert, eds. “Quality of life and human difference.” Cambridge University Press, 2005, accessed December 8, 2021 https://www.researchgate.net/profile/Ron-Amundson/publication/292362100_Disability_Ideology_and_Quality_of_Life_A_Bias_in_Biomedical_Ethics/links/57bf83f808aeda1ec386c423/Disability-Ideology-and-Quality-of-Life-A-Bias-in-Biomedical-Ethics.pdf?origin=publication_detail
  6. National Council on Disability, “Quality-Adjusted Life Years and the Devaluation of Life with Disability”, November 2019, accessed December 8, 2021, https:// ncd.gov/sites/default/files/NCD_Quality_Adjusted_Life_Report_508.pdf
  7. Jehan Casinader, “’They almost broke me’: Parents fighting to give birth to children with Down syndrome”, Stuff.com, July 2021, accessed December 8, 2021, https://www.stuff.co.nz/national/health/125739984/they-almost-broke-me-parents-fighting-to-give-birth-to-children-with-down-syndrome
  8. Jacqueline H. Abernathy, “Sick and Disabled Infants Starved and Dehydrated: Britain’s Modern Baby Doe”, Charlotte Lozier Institute, December 2012, accessed December 8, 2021, https://lozierinstitute.org/sick-and-disabled-infants-starvedand-dehydrated-britains-modern-baby-doe/
  9. Cassy Fiano-Chesser, “Baby with Down syndrome dies after being denied a heart transplant”, LiveAction.com, October 2021, accessed December 8, 2021, https://www.liveaction.org/news/baby-syndrome-dies-denied-heart-transplant/ 28. Vizcarrondo, Felipe E. “Neonatal euthanasia: The Groningen Protocol.” The Linacre quarterly vol. 81,4, November 2014, accessed December 8, 2021, https://www. ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4240050/ 29. Joseph Shapiro, “Oregon Hospitals Didn’t Have Shortages. So Why Were Disabled People Denied Care?”, NPR.org, December 2020, accessed December 8, 2021, https://www.npr.org/2020/12/21/946292119/oregon-hospitals-didnt-have-shortages-so-why-were-disabled-people-denied-care rome-dies-denied-heart-transplant/
  1. Vizcarrondo, Felipe E. “Neonatal euthanasia: The Groningen Protocol.” The Linacre quarterly vol. 81,4, November 2014, accessed December 8, 2021, https://www. ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4240050/
  2. Joseph Shapiro, “Oregon Hospitals Didn’t Have Shortages. So Why Were Disabled People Denied Care?”, NPR.org, December 2020, accessed December 8, 2021, https://www.npr.org/2020/12/21/946292119/oregon-hospitals-didnt-have-shortages-so-why-were-disabled-people-denied-care
  3. Joseph Shapiro, “One Man’s COVID-19 Death Raises The Worst Fears Of Many People With Disabilities”, NPR.org, July 2020, accessed December 8, 2021, https:// www.npr.org/2020/07/31/896882268/one-mans-covid-19-death-raises-the-worstfears-of-many-people-with-disabilities
  4. Tuffrey-Wijne, I., Curfs, L., Finlay, I. et al. Euthanasia and assisted suicide for people with an intellectual disability and/or autism spectrum disorder: an examination of nine relevant euthanasia cases in the Netherlands (2012–2016). BMC Med Ethics 19, 17, March 2018, accessed December 8, 2021, https://bmcmedethics. biomedcentral.com/articles/10.1186/s12910-018-0257-6
  5. Hiram Crespo, “Whose Pleasure? Whose Pain? Applying the Hedonic Calculus to Public Policy”, TheHumanist.com, April 2015, accessed December 8, 2021, https://thehumanist.com/magazine/may-june-2015/up-front/whose-pleasure-whose-pain-applying-the-hedonic-calculus-to-public-policy/
  6. Foucault, Michel. “The Subject and Power.” Critical Inquiry 8, no. 4, 1982, accessed December 8, 2021, http://www.jstor.org/stable/1343197
  7. Kristina Artuković, “Nonsense and Disability: In Response to Richard Dawkins on Disability Abortion”, SavingDowns.org, May 2021, accessed December 8, 2021, http://savingdowns.org/nonsense-and-disability-in-response-to-r-dawkins-on-disability-abortion/
  8. Katie Booth, “What I learned about disability and infanticide from Peter Singer”, Aeon.com, January 2018, accessed December 8, 2021, https://aeon.co/ideas/what-ilearned-about-disability-and-infanticide-from-peter-singer
  9. Anish Chhibber, “Biopower”, GlobalSocialTheory.org, accessed December 8, 2021, https://globalsocialtheory.org/concepts/biopower/
  10. “Rights of persons with disabilities: Report of the Special Rapporteur on the rights of persons with disabilities”, Human Rights Council Forty-third session 24 February–20 March 2020, United Nations, December 2019, accessed December 8, 2021, https://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/HRC/43/41&Lang=E
  11. Eva Feder Kittay, “At the Margins of Moral Personhood”, Ethics, Vol. 116, No. 1, Symposium on Disability, October 2005, Chicago Journals, accessed December 8, 2021, http://evafederkittay.com/wp-content/uploads/2014/11/At-the-Margins-ofMoral-Personhood.pdf
  12. Kristina Artuković, “Normalization of Medical Violence: Conscientious Objection Under Global Threat”, Rehumanize.org, August 2021, accessed December 8, 2021, https://www.rehumanizeintl.org/post/normalization-of-medical-violence-conscientious-objection-under-global-threat
  13. “Euthanasia & Physician-Assisted Suicide (PAS) around the World”, Britannica ProCon.org, November 2021, accessed December 8, 2021, https://euthanasia.procon.org/euthanasia-physician-assisted-suicide-pas-around-the-world/
  14. Roach, T. J., “Sense and Sexuality: Foucault, Wojnarowicz, and Biopower”, Nebula. 6 (3), 20, September 2009, accessed December 8, 2021, http://www.nobleworld.biz/images/ Roach.pdf
  15.  Paul K. Longmore, “The Second Phase: From Disability Rights to Disability Culture”, DISABILITY RAG & RESOURCE, Sept/Oct 1995, accessed December 8, 2021, www.independentliving.org/docs3/longm95.html
Reacties uitgeschakeld voor Over (on)kwaliteit van leven

Adoptie als alternatief voor abortus: waarom niet of … wel?

21 september 2022 Samenvatting België en Nederland hebben enkele decennia geleden vrijwillige zwangerschapsafbreking gelegaliseerd onder bepaalde voorwaarden. In beide wetgevingen moet de abortusarts ook nagaan of er andere mogelijkheden bestaan…

21 september 2022

Samenvatting

België en Nederland hebben enkele decennia geleden vrijwillige zwangerschapsafbreking gelegaliseerd onder bepaalde voorwaarden. In beide wetgevingen moet de abortusarts ook nagaan of er andere mogelijkheden bestaan om tegemoet te komen aan de hulpvraag van de vrouw. In deze bijdrage gaat de auteur na in hoeverre adoptie een redelijk alternatief kan zijn voor een abortus. Daaruit blijkt dat adoptie vaak niet aan bod komt bij het abortusverzoek waardoor er zowel voor de vrouw, het ongeboren kind als de samenleving kansen verloren gaan om alsnog een zwangerschapsafbreking te vermijden.

Inleiding

Dit jaar kwam de problematiek van wettelijke adoptie zowel in Vlaanderen als in Nederland uitgebreid in het nieuws. In Nederland heeft het overheidsrapport in verband met de tekortkomingen en de misbruiken bij internationale adoptie heel wat inkt doen vloeien.[1] De Nederlandse overheid schorst daarom tijdelijk de interlandelijke adoptieprocedure en zal geen nieuwe aanvragen in behandeling nemen.[2] In Vlaanderen zit het aantal adopties, zowel de binnenlandse als de interlandelijke, al jaren in dalende lijn. Zo waren er in 2020 nog maar 39 adopties. Daar tegenover staat een wachtlijst met honderden (823 in november 2020) kandidaat-adoptanten.[3]

Naar aanleiding van de Nederlandse perikelen ontstond ook in België een debat over de wenselijkheid van adoptie uit het buitenland,[4] met mogelijks een grondige hervorming van de hele adoptieprocedure.[5] Binnenlandse adoptie is nog zeldzamer: de laatste jaren doen in Nederland gemiddeld 15 tot 25 moeders per jaar afstand ter adoptie,[6] terwijl in Vlaanderen, waar de Belgische abortuswet van toepassing is, in 2020 slechts 16 moeders afstand deden van hun kind voor adoptie.[7]

In deze bijdrage wil ik onderzoeken in hoeverre adoptie ook kan gelden als alternatief voor abortus. De Nederlandse en Belgische abortuswetgevingen voorzien immers uitdrukkelijk dat de abortusarts de alternatieven bij een verzoek om een zwangerschapsafbreking moet vermelden.

Zou een dergelijk alternatief ook geen adoptie kunnen zijn? Immers, adoptie is een wettelijke mogelijkheid als er geen andere duurzame familiale opvang mogelijk is.[8] Ik wil nagaan of het vermelden van die mogelijkheid als alternatief voor de zwangerschapsafbreking kan bijdragen tot een bewuste en geïnformeerde keuze die zowel de vrouw als het ongeboren kind en de samenleving ten goede komt.

De abortuswetgevingen in België en Nederland

In 1984 en 1990 legaliseerden respectievelijk Nederland[9] en België[10] het vrijwillig afbreken van de zwangerschap, waarbij de wetgevers uit beide landen het ongeboren menselijk leven wilden beschermen en tegelijkertijd hulp aanboden aan vrouwen die onbedoeld zwanger waren.

Het belang van de rechtsbescherming van het ongeboren menselijk leven en hulpverlening aan vrouwen die door een ongewenste zwangerschap in nood verkeerden, sluiten elkaar niet noodzakelijk uit: de wetgever is erop gericht een zorgvuldige besluitvorming in verband met zwangerschapsafbreking te bevorderen.[11]

Tegenover het recht van de vrouw om geen ongewenste zwangerschap te moeten ondergaan, staat de even fundamentele waarde van eerbied voor het ongeboren leven vanaf de bevruchting.[12] Abortus is, wanneer de oorspronkelijke bedoeling en de geest van de wetgevingen in Nederland en België worden gevolgd, pas in laatste instantie een optie. Alle andere mogelijkheden om de noodsituatie op te lossen moeten onhaalbaar of onrealistisch zijn voor de vrouw alvorens er kan worden overgegaan tot zwangerschapsafbreking.

Het voorstellen van alternatieven: betuttelend?

Het huidige wettelijk kader in beide landen bepaalt dat alternatieven ter sprake moeten komen bij de vraag om zwangerschapsafbreking. De Nederlandse abortuswet (officieel: Wet afbreking zwangerschap) verplicht de abortusarts om verantwoorde voorlichting te geven over andere oplossingen van de noodsituatie dan het afbreken van de zwangerschap.[13] Welke alternatieven er moeten worden voorgesteld, vermeldt de Nederlandse abortuswet niet.

De Belgische wetgever voorziet eveneens in de verplichting om te informeren over de verschillende opvangmogelijkheden voor het kind dat zal geboren worden:[14] de gezondheidsinstelling waar de abortus zal plaatsvinden, moet verbonden zijn met een voorlichtingsdienst die ook informatie kan geven over adoptie.[15] In België zijn het de abortuscentra en de ziekenhuizen die het eerste en vaak enige gesprek voeren wanneer de vrouw zich aanmeldt voor een abortus. Pas vanaf dat ogenblik begint ook de bedenktermijn van zes dagen te lopen, zelfs al heeft de vrouw haar voornemen om de zwangerschap af te breken reeds aan haar huisarts kenbaar gemaakt.

In Nederland wordt twee derde van de vrouwen doorverwezen door de huisarts naar de instelling waar de ingreep plaatsvindt. De termijn van zes dagen in Nederland begint echter al te lopen vanaf het tijdstip dat de vrouw haar arts (vaak de huisarts) heeft bezocht en daarbij haar voornemen met hem heeft besproken.[16] De Nederlandse wetgeving is echter niet zo duidelijk over de precieze rol van de huisarts als het gaat over de besluitvorming. Dient hij de vrouw ook volledig te informeren over onder andere de alternatieven voor abortus en de beschikbaarheid van ondersteuning (keuzehulpverlening)?[17] De Nederlandse abortuswet verplicht de huisarts alleszins niet om de verschillende mogelijkheden, andere dan het afbreken van de zwangerschap, aan te kaarten bij zijn patiënte.

In tegenstelling tot België is in Nederland al heel wat informatie verzameld over de abortusprocedure doordat reeds tweemaal een grondige evaluatie van de abortuswet met bijbehorend onderzoek werd uitgevoerd.[18] Daaruit blijkt dat de huisartsen bijna altijd de reden(en) bespreken waarom de vrouw abortus overweegt, de beraadtermijn, de vrijwilligheid van het besluit en de visie van de directe omgeving. Het minst besproken worden adoptie en pleegzorg, het verloop van de abortusbehandeling, en steun bij de zwangerschap en opvoeding.[19] Ook in de abortusklinieken is er weinig animo om alternatieven op abortus ter sprake te brengen.[20]

Uit de evaluaties van de abortuspraktijk in beide landen blijkt dat de hulpverleners die zwangerschappen afbreken de optie van adoptie meestal niet vermelden: de abortuscentra geven zelfs openlijk toe dat ze de wet op dit punt niet naleven,[21] en alternatieven worden enkel aangehaald als de vrouw die zelf naar voren schuift.[22] Andere oplossingen dan het afbreken van de zwangerschap, zoals afstaan ter adoptie of andere hulp, komen niet standaard bij elk intakegesprek aan de orde.[23]

Op sommige websites van Belgische abortuscentra staat letterlijk vermeld dat in de mate dat de vrouw het wenst, alle opties worden uitgediept, zoals adoptie, behoud van zwangerschap – eventueel met tijdelijke ondersteuning in de vorm van pleegzorg – en zwangerschapsafbreking.[24] Het is vaak de telefonist(e) die bekijkt of een vrouw al zeker is van haar beslissing om zich te laten aborteren. Indien deze medewerker overtuigd is dat de vrouw bij haar besluit blijft, dan ontvangt zij geen wettelijke uitleg over mogelijke alternatieven zoals adoptie, aangezien men oordeelt dat dit de vrouw nodeloos belast.[25] Sommige hulpverleners vinden het zelfs onethisch om over adoptie te beginnen en geven aan dat zij geen alternatieven zien.[26]

Als een vrouw haar keuze al heeft gemaakt, is het volgens de ervaringen van de abortuszorgverleners weinig zinvol om deze alternatieven dan toch aan de orde te stellen.[27] Ook het Nederlands Genootschap van Abortusartsen ziet geen reden om zich aan de wettelijke informatieverplichting te houden: omdat de meeste vrouwen die zich aanmelden bij een hulpverlener, abortuskliniek of ziekenhuis met verzoek tot zwangerschapsafbreking de beslissing om de zwangerschap af te breken al genomen hebben, is het niet wenselijk om iedere vrouw ongevraagd over alternatieven te informeren.[28] Het meest recente wetsvoorstel rond de versoepeling van de abortusvoorwaarden in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers bepaalt trouwens dat de arts niet langer moet ingaan op de verschillende opvangmogelijkheden die bestaan voor het kind indien het toch geboren zou worden.[29]

In Nederland vermeldt de arts op het registratieformulier niet de reden van de abortus. Tot voor kort was dit in België wel het geval, maar door het afschaffen van de voorwaarde van de noodsituatie in 2018 zijn artsen niet langer verplicht om de reden te vermelden. Meer dan een derde van de Belgische vrouwen deelde daarom in 2019 niet meer mee waarom zij de zwangerschap willen beëindigen,[30] zodat het moeilijker wordt om betrouwbare conclusies te trekken uit de overblijvende data.

Toch kan de reden van de abortus nuttige informatie bevatten voor het beleid om onder andere de hulpverlening bij ongewenste zwangerschap te verbeteren, om lessen te trekken op het vlak van voorlichting rond geboorteplanning of het uitwerken van oplossingen, andere dan een zwangerschapsafbreking. Uit vroegere Belgische cijfers blijkt dat vooral persoonlijke redenen aan de basis liggen om tot een abortus over te gaan, zoals geen kinderwens, een voltooid gezin of te jonge leeftijd.[31] Een meerderheid van de Nederlanders vindt trouwens dat de reden voor een abortus moet worden geregistreerd.[32]

Adoptie: geen waardig alternatief?

Een van de mogelijke alternatieven voor abortus is de keuze voor een adoptie. Niemand ontkent de vele moeilijkheden en problemen die een dergelijke beslissing met zich brengt. De moeder kan blijvend lijden onder verdriet, gemis en schuldgevoel, terwijl het kind opgroeit in een familie waarmee het geen biologische verwantschap heeft en wat gevoelens van vervreemding en ontheemding met zich kan brengen.[33] De procedure ‘Afstaan Ter Adoptie’ is een zeer specifiek proces met grote en vaak pijnlijke gevolgen en is het gevolg van het feit dat het om adopties van (zeer) jonge kinderen gaat waarbij de vrouw en/of de partner niet in staat zijn om op dat ogenblik voor hun zoon of dochter te zorgen. Adoptie zou dus volgens onderzoek geenszins een alternatief zijn voor een zwangerschapsafbreking.[34] In een grote meerderheid ging het in deze studie echter om vrouwen voor wie abortus geen optie meer was omdat de wettelijke abortustermijn (wettelijk 24 weken in Nederland, in de praktijk 22 weken) was overschreden.[35] In die situaties waren zelf opvoeden, pleegzorg en adoptie dan ook de enige reële mogelijkheden.

De problemen met betrekking tot adoptie gelden trouwens ook in gevallen waarbij abortus niet ter sprake komt. Bovendien gaf de studie vooral aan dat er veel schort aan intense begeleiding en ondersteuning van zowel de afstandsmoeder als de adoptieouders en het kind, met voldoende controle door de overheid. De recente onthullingen in zowel België als Nederland tonen tot slot aan dat ook adoptie uit het buitenland allesbehalve vlekkeloos verloopt en er vaak sprake is van misbruik, corruptie en zelfs regelrechte ontvoering.

Niet alleen de zwangerschapsafbreking zelf, maar ook de wijze waarop een samenleving kijkt naar de geboortemoeder die afstand doet van haar kind is vaak problematisch: wordt zij niet eerder beschouwd als een slechte moeder?[36] De schaamte over de adoptie weegt mee in de wijze waarop een vrouw zichzelf veroordeelt en in haar angst om in de toekomst door haar afstandskind te worden veroordeeld.[37]

Adoptie: kansen voor het kind

Is het alternatief, namelijk het afbreken van ongeboren leven, dan echter zoveel beter? Voorstanders van het afschaffen van de informatieplicht over andere oplossingen dan abortus vinden het immoreel om deze opties voor te stellen aan een vrouw in nood: zij heeft reeds een beslissing genomen om de zwangerschap af te breken door haar vraag om abortus en dit kan niet meer ter discussie worden gesteld.[38] Een abortus lost nochtans de achterliggende nood van de vrouw niet op, terwijl het bespreken van alternatieve oplossingen en het bieden van goede ondersteuning wel noodzakelijk zijn om te verkennen of de noodsituatie van de vrouw verminderd of weggenomen kan worden.[39] Door ervan uit te gaan dat de beslissing tot abortus al is genomen, wordt een van de basisprincipes van ons gezondheidssysteem, namelijk het nemen van beslissingen op basis van de juiste en volledige informatie (‘informed consent’) ondermijnd. Zelfs bij vrouwen die wel vastbesloten zijn, is het goed om na te gaan of ze wel goed geïnformeerd tot een besluit zijn gekomen.[40]

Door vrouwen niet in te lichten over de alternatieven wordt hun essentiële informatie onthouden op basis waarvan zij tot een weloverwogen, geïnformeerde keuze kunnen komen of waaraan zij een al gemaakte keuze kunnen spiegelen.[41] Het achterwege laten van deze voor de vrouw cruciale informatie om tot een weloverwogen afweging te kunnen komen of een al genomen besluit te toetsen, enkel en alleen omdat de arts verwacht dat het aannemelijk is dat alternatieven niet te overwegen opties zijn, doet dan ook tekort aan het wettelijke recht dat vrouwen hebben op deze informatie.[42] In geval van ongewenste zwangerschap kan het bespreken van alle opties op een systematische wijze de patiënt ondersteunen in haar besluitvorming.[43]

Elke zwangerschapsafbreking betekent het einde van een leven dat geen kans krijgt om zich te ontwikkelen en deel uit te maken van onze samenleving. De wetgever heeft juist dit evenwicht tussen de nood van de vrouw en de bescherming van het ongeboren leven willen garanderen bij de legalisering van abortus. Hoewel volgens sommigen de hulpvraag en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw leidend zouden moeten zijn,[44] blijft dit evenwichtsprincipe ook nu nog gehandhaafd in het beslissingsproces. Abortus gebeurt in Nederland bovendien in een groot aantal situaties in een vergevorderde fase, nauwelijks een paar weken voorafgaand aan de wettelijke grens van 24 weken. In België geldt de wettelijke grens van 12 weken (behalve bij levensgevaar voor de moeder of in geval van een ernstige kwaal bij het ongeboren kind), en voor situaties waarin die grens wordt overschreden laten veel Belgische vrouwen zich aborteren in Nederland. Om die reden is er in België een chronisch gebrek aan precieze cijfers.[45]

In Nederland werden in 2018 2506 zwangerschappen afgebroken met een zwangerschapsduur tussen 18 en 23 weken.[46] In deze categorie zit weliswaar een aantal foetussen met een zware handicap en waarvan de levenskansen zeer beperkt zijn, maar ook een groot aantal relatief gezonde ongeboren kinderen die niet gewenst zijn omwille van onder andere sociale, persoonlijke en economische redenen. Kan er geen brug worden gebouwd tussen abortus en adoptie: minder vaak aborteren, kinderen geboren laten worden en ze laten adopteren door partners met een uitgesproken maar onvervulde kinderwens.[47]

Prolife organisaties zoals het Nederlandse Schreeuw om Leven kanten zich principieel tegen elke vrijwillige zwangerschapsafbreking, tenzij het leven van de vrouw in gevaar is. Elke andere mogelijkheid, zoals adoptie of pleegzorg, is in hun ogen beter dan abortus. Het feit dat deze prolife organisaties deze opties promoten, is voor sommigen al voldoende om elk alternatief als onrealistisch of vrouwonvriendelijk te bestempelen. Dit is echter geen reden om adoptie als wettelijk en haalbaar alternatief helemaal niet ter sprake te brengen.

Beperkte adoptiemogelijkheden

Het adopteren van een Nederlands kind is vrijwel onmogelijk geworden doordat er nauwelijks kinderen worden afgestaan,[48] en ook in Vlaanderen zijn er heel wat kandidaat-adoptieouders die al vele jaren op een wachtlijst staan. Adoptie is nooit een gemakkelijk verhaal, want alle betrokken partijen, zowel het kind als de adoptieouders, maar ook de biologische ouders, krijgen te maken met verdriet, verlies en onmacht. Veel adoptieouders vatten hun engagement aan met een grote dosis idealisme, maar ze mogen niet in de val trappen te denken dat ze de pijn die deze kinderen meedragen helemaal kunnen wegnemen.[49] Wanneer adoptie nochtans als meer positief wordt voorgesteld, zijn er ongetwijfeld vrouwen die hun kind deze toekomst willen geven en zo kinderloze echtparen meer kans geven om via binnenlandse adoptie een kind te ontvangen.[50]

Een betere controle op de naleving van de abortuswetten in beide landen op het vlak van de informatieplicht is dus zeker nodig. Nu zijn de contacten met bijvoorbeeld de Belgische adoptiecentra zeer schaars, terwijl wettelijk is voorzien dat adoptie als een alternatief moet worden aangeboden.[51] Minder vaak aborteren, kinderen geboren laten worden en hen laten adopteren door partners die een grote kinderwens hebben:[52] zelfs al leert de praktijk dat dit een moeilijk te bewandelen pad blijft, toch is het de moeite waard om deze optie blijvend te promoten en te ondersteunen. Ook het aanmoedigen van pleegzorg of het zelf opvoeden van het kind zou nog meer dan nu het geval is een plaats moeten krijgen in de hulpverlening. Uit Nederlands onderzoek blijkt alvast dat 60% van de bevolking ervoor pleit om vaker te kijken naar alternatieven zoals adoptie of pleegzorg.[53]

Een onafhankelijke hulpverlener

De tussenkomst, al dan niet verplicht, van een gespecialiseerde hulpverlener bij ongewenste zwangerschap zouden de vrouw en haar partner kunnen helpen om tot een goede besluitvorming te komen. Deze vorm van hulpverlening zou moeten losstaan van een organisatie waarin vrouwen een behandeling kunnen ondergaan die gericht is op het afbreken van zwangerschap.[54] Dit garandeert de onafhankelijkheid en de neutraliteit van het advies. Ook de voorlichting aan vrouwen die ongewenst zwanger zijn, kan het best worden gedaan door onafhankelijke hulpverleningsinstanties.[55]

‘Keuzehulpverlener’ is een relatief nieuw begrip dat niet alleen betrekking heeft op de abortushulpverlening: het gaat om een (externe) professional die ervaring heeft in en/of gecertificeerd is voor het voeren van besluitvormingsgesprekken.[56] In Duitsland is de consultatie van een dergelijke hulpverlener zelfs verplicht alvorens de zwangerschap kan worden afgebroken.[57] Dit kan bijdragen tot een meer bewuste en goed geïnformeerde keuze die zowel de vrouw als het ongeboren kind ten goede komt. Het gaat ten slotte om een kwestie van leven of dood en sluit ook aan bij de doelstellingen van beide wetgevingen, namelijk het evenwicht bewaren tussen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw over haar eigen lichaam en het beschermen van het ongeboren leven.

Dergelijke organisaties zijn reeds lange tijd actief en hebben heel wat ervaring opgebouwd met de problematiek van ongewenste zwangerschappen, maar er bestaat nog geen verplichte doorverwijzing of een voorafgaande verplichte consultatie. In Nederland gaat het onder andere om Siriz[58] en Fiom,[59] en in België is er de VZW Fara.[60]

Conclusies

Zowel in Nederland als in België voorziet de wetgeving expliciet dat bij het gesprek met de arts of de hulpverlener in het abortuscentrum bij de vraag om de zwangerschap af te breken de andere oplossingen ter sprake komen. Uit de praktijk blijkt dat de hulpverleners die abortus aanbieden deze wettelijke verplichting niet nakomen omdat ze het voorstellen van alternatieven zoals adoptie als betuttelend beschouwen dat alleen maar het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw aantast. Daardoor overtreden zij niet alleen de wet, maar wordt aan de vrouw de mogelijkheid ontzegd om op basis van voldoende informatie een bewuste keuze te maken. Een controle op de naleving van de informatieplicht rond bijvoorbeeld adoptie is dan ook noodzakelijk, zelfs al blijft deze optie geen gemakkelijke keuze met heel wat moeilijkheden en valkuilen.

Zwangerschapsafbreking zou slechts de laatste ultieme optie mogen zijn als alle andere alternatieven niet mogelijk of wenselijk zijn. Om de vrouw en de eventuele partner hierbij te helpen zou een samenleving ervoor kunnen kiezen om, alvorens er daadwerkelijk een abortus plaatsvindt, de keuzebegeleiding en de ondersteuning door een gespecialiseerde en onafhankelijke hulpverlener wettelijk te verplichten. Enkel als alle andere opties dan zwangerschapsafbreking effectief ter sprake komen, kan de vrouw een doordachte en geïnformeerde keuze maken die zowel de vrouw als haar ongeboren kind en de samenleving ten goede komt.

Dit artikel verscheen eerder in het  Nederlandse Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2022, aflevering 1.

Voetnoten

[1] Commissie onderzoek interlandelijke adoptie, Rapport Commissie onderzoek interlandelijke adoptie, februari 2021, www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/02/08/tk-bijlage-coia-rapport.

[2] Minister van Rechtsbescherming S. Dekker, Kamerbrief met beleidsreactie op rapport Commissie onderzoek interlandelijke adoptie, 8 februari 2021, p. 5.

[3] ‘Vlaamse Ombudsdienst trekt aan alarmbel over adoptieprocedure’, De Standaard 27 januari 2021.

[4] ‘Adoptie heeft nog altijd een toekomst’, De Standaard 14 februari 2021.

[5] ‘Minister Beke te vinden voor adoptiepauze om ingrijpende hervorming door te voeren’, Knack 2 september

2021.

[6] Website FIOM: Cijfers en feiten – Afstand ter adoptie | Fiom.

[7] Website Het Vlaams Agentschap Opgroeien in: Binnenlandse adoptie Opgroeien.

[8] Kind en Gezin, Vlaams Centrum voor Adoptie, Adoptie, stap voor stap, Brussel 2016, p. 3.

[9] Wet van 1 mei 1981 houdende regelen met betrekking tot het afbreken van zwangerschap, hierna ‘de Nederlandse abortuswet’ genoemd.

[10]De initiële Wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, tot wijziging van de artikelen 348, 350, 351 en 352 van het Strafwetboek en tot opheffing van artikel 353 van hetzelfde Wetboek, werd vervangen door de Wet van 15 oktober 2018 betreffende de vrijwillige zwangerschapsafbreking, hierna ‘de Belgische abortuswet’ genoemd.

[11] Memorie van antwoord: Wet afbreking zwangerschap, Kamerstukken II 1979/80, 15475, nr. 6, p. 6.

[12] Senaat, Buitengewone zitting, Voorstel van de Wet betreffende de zwangerschapsafbreking, strekkende de zwangerschapsafbreking, strekkende om de artikelen 348, 350 en 351 van het Strafwetboek te wijzigen en de artikelen 352 en 353 van hetzelfde Wetboek op te heffen, 1987-88, 19 april 1988, p. 7.

[13] Art. 5 lid 2a Nederlandse abortuswet.

[14] Art. 2 lid 2° b Belgische abortuswet.

[15] Art. 2, lid 1° b Belgische abortuswet.

[16] Art. 3 lid 2 Nederlandse abortuswet.

[17] M.C. Ploem e.a., Tweede Evaluatie Wet Afbreking Zwangerschap, Den Haag 2020, p. 69.

[18] M.R.M. Visser e.a., Evaluatie van de wet afbreking zwangerschap, Den Haag 2005; Ploem e.a. 2020.

[19] Ploem e.a. 2020, p. 80.

[20] Idem, p. 89.

[21] Sortir l’avortement du Code pénal Belge, actes des colloques, Belgische Senaat 27 januari 2017, p. 36.

[22] Ploem e.a. 2020, p. 78.

[23] Visser e.a.  2005, p. 122.

[24] Zie bijv. de website van het abortuscentrum Luna in Gent: www.abortuscentrum-gent.be/vragen/steun.

[25] Memorandum aan het parlement: Aanbevelingen en besluiten naar aanleiding van de tweejaarlijkse verslagen 2014, 2016 en 2018, februari 2020, p. 29.

[26] Visser e.a. 2005, p. 112.

[27] Ploem e.a. 2020, p. 88.

[28] Nederlands Genootschap van Abortusartsen, Richtlijn begeleiding van vrouwen die een zwangerschapsafbreking overwegen, Utrecht 2011, p. 73.

[29] Wetsvoorstel tot versoepeling van de voorwaarden om tot een zwangerschapsafbreking over te gaan, Advies van de Raad van State nr. 66.881/AV van 24 februari 2020, p. 6.

[30] Nationale Commissie voor de evaluatie van de wet van 15 oktober 2018 betreffende de zwangerschapsafbreking, Verslag ten behoeve van het parlement van 1 januari 2018-31 december 2019, februari 2021 ,p. 47.

[31] Nationale Commissie van de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, Verslag ten behoeve van het parlement, 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017, Brussel, februari 2020, p. 24.

[32] S. Paauw, ‘Nederlanders: registreer reden abortus’, Medisch Contact 2 april 2016.

[33] A. Werdmuller, ‘Het afstaan van een kind is een ingrijpende gebeurtenis’, Trouw 4 december 2019.

[34] P. Bos, F. Reysoo & A. Westmuller, In één klap moeder, en ook weer niet, 2011, p. 164.

[35] Idem, p. 82.

[36] E. van Stichel & S. Brants, Zwangerschapskeuzes bij ongeplande zwangerschap: bedenkingen bij een maatschappelijk en politiek debat’, Ethische Perspectieven 2015-2, p. 116.

[37] Bos, Reysoo & Westmuller 2011, p. 158-159.

[38] Sortir l’avortement du Code pénal Belge, actes des colloques, Belgische Senaat 27 januari 2017, p. 125.

[39] Kamerstukken II 2019/20, 35338, nr. 3, p. 10.

[40] E. Kreulen en redactie gezondheid en zorg, Bespreek bij abortus ook andere opties; Door Betere voorlichting huisarts krijgt zwangere minder snel spijt, Trouw 29 juli 2014.

[41] Kamerstukken II 2019/20, 35338, nr. 3, p. 11.

[42] Kamerstukken II 2019/20, 35338, nr. 3, p. 8.

[43] M.S. Goenee e.a., ‘Decision-making concerning unwanted pregnancy in generally practice’, Family Practice 2014-5, p. 570.

[44] Ploem e.a. 2020, p. 39.

[45] Nationale Commissie voor de evaluatie van de wet van 15 oktober 2018 betreffende de zwangerschapsafbreking, Verslag ten behoeve van het parlement van 1 januari 2018-31 december 2019, p. 118.

[46] Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Jaarrapportage 2018 van de Wet Afbreking Zwangerschap, p. 32.

[47] H. Nijhuis,‘Kunnen we misschien een brug bouwen tussen abortus en adoptie?’, Trouw 23 november 2019.

[48] R. Hoksbergen, Vijftig jaar adoptie in Nederland: een historisch-statische beschouwing, Afdeling Adoptie Universiteit Utrecht 2006, p. 12.

[49] C. Janssens, ‘Adoptie is geen feel-good-verhaal, wel een boeiend avontuur’, De Standaard 27 februari 2021.

[50] Memorandum aan het parlement, Aanbevelingen en besluiten naar aanleiding van de tweejaarlijkse verslagen 2014, 2016 en 2018, februari 2020, p. 36.

[51] Memorandum aan het parlement, Aanbevelingen en besluiten naar aanleiding van de tweejaarlijkse verslagen 2014, 2016 en 2018, februari 2020, p. 38.

[52] Nijhuis 2019.

[53] S. Raaijmakers, I. van der Dries & T. de Beer, Nederlanders jegens abortus, TNS NIPO, 8 april 2016.

[54] Kamerstukken II 2019/20, 35338, nr. 3, p. 17.

[55] Paauw 2016.

[56] Ploem e.a. 2020, p.20.

[57] Par. 219 Strafgesetzbuch: Beratung der Schwangeren in einer Not- und Konfliktlage.

[58] hwww.siriz.nl/. De Nederlandse organisatie definieert zich als de specialist bij onbedoelde zwangerschap en biedt preventie, ondersteuning en zorg aan.

[59] https://fiom.nl/: Fiom biedt hulp bij ongewenste zwangerschap en vragen over afstamming.

[60] www.fara.be/: Deze Belgische vereniging luistert, informeert en begeleidt vrouwen, koppels en hun omgeving die tijdens hun zwangerschap met een moeilijke beslissing geconfronteerd worden.

Reacties uitgeschakeld voor Adoptie als alternatief voor abortus: waarom niet of … wel?

Abortusdiscussie: zelfbeschikkingsrecht of menselijke waardigheid

24 juli 2022 De abortusdiscussie is weer terug van weggeweest. Daar is alle aanleiding toe. In Nederland worden door de wetgevende macht in snel tempo de laatste beperkingen uit de…

24 juli 2022

De abortusdiscussie is weer terug van weggeweest. Daar is alle aanleiding toe. In Nederland worden door de wetgevende macht in snel tempo de laatste beperkingen uit de wetgeving, waarvan nog enige bescherming van het ongeboren leven verwacht kan worden afgeschaft. Alsof dat niet genoeg is bepleiten sommige politici een beperking van de vrijheid van meningsuiting van tegenstanders van abortus. Het Europees Parlement keurde onlangs (op 9 juni 2022) een resolutie goed voor een recht op abortus, dat zelfs in het Handvest van de grondrechten van de  Europese Unie zou moeten worden opgenomen. Die resolutie anticipeerde op de herroeping voor het Amerikaanse Hooggerechtshof van zijn uitspraak uit 1973 (Roe versus Wade), waarin het een voorheen niet bestaand recht op abortus construeerde uit een in de Constitutie niet expliciet verankerd recht op privacy. Dat was een welhaast onovertroffen voorbeeld van een “rechterlijke machtsgreep” die inging tegen de wetgevende macht in de grote meerderheid van de Amerikaanse staten. Op 24 juni 2022 is het Hooggerechtshof hier inderdaad op teruggekomen.

Door de herziening Roe versus Wade wordt abortus nu weer een zaak van de wetgevende macht in de afzonderlijke staten van Amerika. Dit opent de mogelijkheid van adequate rechtsbescherming voor het ongeboren menselijk leven. Deze uitspraak leidde tot vreugde en dankbaarheid bij pro-life groepen maar tot grote woede en verontwaardiging bij pro-abortus activisten, tot zelfs op de Dam in Amsterdam.  In het abortusdebat speelt het zogenoemde zelfbeschikkingsrecht van de vrouw een grote rol. Het is daarom de moeite waard de status en betekenis van dit recht opnieuw aan de orde te stellen.

Zelfbeschikkingsrecht

Het zelfbeschikkingsrecht van individuen, oftewel het recht op autonomie, vinden we niet letterlijk terug in wetten of verdragen. Het komt het hier en daar wel voor in de jurisprudentie en dat in toenemende mate. In de rechtswetenschappelijke literatuur speelt het al vele jaren een prominente rol. Tijdens de op 12 juni 2009 gehouden jaarvergadering van de Nederlandse Juristenvereniging over Humane Biotechnologie en Recht bleek hoe springlevend het zelfbeschikkingsrecht is. Een van de inleiders, Somsen verdedigde een op individuele autonomie gebaseerde benadering en zijn collega Bovenberg koos zijn uitgangspunt in het zelfbeschikkingsrecht dat door hem als rechtsbeginsel werd gekwalificeerd. De derde inleider, Van Beers, stelde daar tegenover een op de menselijke waardigheid georiënteerde benadering.[1]

Een uitspraak van de Hoge Raad (HR) waarin het recht op zelfbeschikking met zoveel woorden genoemd wordt, is die in het arrest inzake Baby Kelly. Zij kwam ter wereld tegen de wens van haar ouders. Zij had een erfelijke aandoening die tijdens de zwangerschap door een fout van de verloskundige niet was ontdekt. Was die aandoening wel ontdekt dan hadden de ouders hun ongeboren kind willen laten doden (aborteren). De fout van de verloskundige werd door de HR als een onrechtmatige daad aangemerkt. De vraag of aan de moeder een recht op de vergoeding voor immateriële schade toekwam beantwoordde ons hoogste rechtscollege bevestigend, met een verwijzing naar het recht van de moeder tot afbreking van haar zwangerschap dat zou voortvloeien uit het fundamentele recht van de moeder tot zelfbeschikking.[2] Hij overweegt daar onder meer het volgende:

‘In onze rechtsorde is het recht van de moeder tot afbreking van haar zwangerschap (…) binnen zekere grenzen erkend, welke grenzen in het onderhavige geval niet zouden zijn overschreden. Die erkenning berust op het fundamentele recht van de moeder tot zelfbeschikking.[3] Wanneer aan de moeder de uitoefening van haar keuzerecht wordt onthouden door een fout van een verloskundige en zij daarmee, zoals in de onderhavige zaak, niet ervoor heeft kunnen kiezen de geboorte van een zwaar gehandicapt kind te voorkomen, wordt een ernstige inbreuk gemaakt op haar zelfbeschikkingsrecht (…). Een zo ingrijpende aantasting als in dit geding aan de orde van een zo fundamenteel recht moet worden aangemerkt als een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW, zonder dat nodig is dat geestelijk letsel is vastgesteld.’

Het Kelly-arrest verbijstert om allerlei redenen, waarop we hier niet kunnen ingaan,  maar ook vanwege deze overweging. Uit de decriminalisering van abortus provocatus leidt de HR zonder nadere toelichting af dat het laten uitvoeren van een zwangerschapsafbreking berust op een fundamenteel recht van de vrouw, te weten haar recht op zelfbeschikking. Alsof het opheffen van strafbaarheid samenvalt met de erkenning van een recht of zelfs van een fundamenteel recht op het verrichten van de voorheen verboden handeling! Ons hoogste rechtscollege heeft zich de leus van de pro-abortus beweging – ‘baas in eigen buik’ – in een gesoigneerde vorm eigen gemaakt door te spreken van een zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. De terughoudendheid ten aanzien van het gebruik van de term zelfbeschikkingsrecht, die kenmerkend is voor de euthanasiejurisprudentie, heeft plaatsgemaakt voor een uitdagende proclamatie van dat recht in verband met abortus. Het blijkt dat het zelfbeschikkingsrecht ook kan gaan over het beschikken van het leven van een ander! In die richting wijst ook de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 20 maart 2007 in de zaak van Tysiac tegen Polen. Het Hof brengt daarin immers de toepassing van de abortuswetgeving in dat land in verband met ‘the right to personal autonomy’ van de vrouw.[4]

Kritische kanttekeningen bij het zelfbeschikkingsrecht

Het subject van het zelfbeschikkingsrecht

Het wordt tijd om kritische kanttekeningen te plaatsen bij het zelfbeschikkingsrecht. Het Kelly-arrest bepaalt ons al bij een eerste punt: naar wie verwijst het ‘zelf’ in de samenstelling ‘zelfbeschikkingsrecht’? Volgens de HR kennelijk naar de vrouw die het leven van haar ongeboren kind wil laten beëindigen. Even kennelijk valt daaronder volgens de HR niet de ongeborene. Aan hem komt geen zelfbeschikkingsrecht toe. Nu kunnen we ons ook moeilijk wat voorstellen bij het

‘beschikken’ van een ongeborene over zichzelf. Hij is met alles verbonden aan het lichaam van zijn moeder en het is te hopen dat hij in haar schoot veilig is. Deze onmogelijkheid geldt echter niet slechts voor een ongeboren kind. Ook van geboren kinderen, zeker in hun eerste levensjaren, kunnen wij veilig aannemen dat van ‘zelfbeschikking’ geen sprake kan zijn. Ouders of opvoeders nemen beslissingen over vrijwel alle aspecten van het leven van een kind en we moeten maar vertrouwen dat deze beslissingen een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het kind. Later komen daar andere gezagsdragers bij, bijvoorbeeld onderwijzers, en zij bepalen op hun beurt in belangrijke mate de levensgang van het kind. Als we doordenken moeten we vaststellen dat niet alleen bij ongeboren of geboren kinderen van zelfbeschikking geen sprake kan zijn. Dit geldt ook voor allerlei categorieën van volwassenen, zoals verstandelijk gehandicapten. Ook zij kunnen niet over zichzelf beschikken, zeker niet als hun handicap van ernstige aard is. Zij zijn afhankelijk van de goede zorgen van hun omgeving of van die van zorginstellingen. Hopelijk leven zij in een samenleving waarin voor hun bestaan meer respect dan in Nazi-Duitsland.[5] En wat te denken van lichamelijk gehandicapten of ernstig zieke patiënten? Zij kunnen weliswaar op allerlei punten hun wil bepalen, maar zijn voor de verwezenlijking van hun plannen vaak volledig op anderen aangewezen, terwijl tal van voor andere mensen eenvoudig te realiseren voornemens in het geheel niet uitvoerbaar zijn.

Het hanteren van het zelfbeschikkingsrecht als een fundamenteel rechtsbeginsel, dat ten grondslag zou liggen aan meer specifieke mensenrechten beperkt het subject van de mensenrechten tot een beperkte categorie mensen, kort gezegd die van de gezonde volwassenen. In de wetenschappelijke literatuur vinden we inderdaad voorstellen om het subject van de mensenrechten in deze zin af te grenzen.[6] Dit is desastreus voor de mensenrechten als zodanig en brengt ons in de sfeer van het denken in termen van het ‘ lebensunwerten Leben’.[7]

Een zodanige afgrenzing is overigens ook in flagrante tegenspraak met verdragen die de rechten van kinderen en van gehandicapten vastleggen. Hun rechten vinden ook uitwerking in nadere regels van Europees en nationaal recht.

De inhoud van het zelfbeschikkingsrecht: een recht op abortus?

Nog veel minder vanzelfsprekend is om met de HR in het Kelly-arrest aan te nemen dat uit het zelfbeschikkingsrecht voortvloeit dat een vrouw over het leven van een ander, namelijk het kind waarvan zij zwanger is, kan beschikken. Een zo verwrongen uitleg kan alleen maar gevolgd worden als aan de ongeborene categorisch het recht op leven ontzegd kan worden en het kind wordt gezien als niet meer dan een deel van het lichaam van zijn moeder. Wanneer we kijken naar de belangrijke declaraties en verdragen op het gebied van de rechten van de mens, is er echter veel voor te zeggen dat ook de ongeborene onder de bescherming van het recht op leven valt. Juristen hebben volgens de toenmalige Duitse rechter Ress in zijn dissenting opinion bij het oordeel van het Europese Hof in de zaak van Vo tegen Frankrijk, onder de term ‘everyone’ altijd mede de mens vóór zijn geboorte begrepen. Verder hebben zij ‘life’ verstaan als het leven dat begint bij de conceptie, wanneer zich een onafhankelijk bestaan gaat ontwikkelen, tot aan de dood. De geboorte is dan slechts een fase in de ontwikkeling. Ress stelt dat uit verschillende recente conventies op biogenetisch terrein en uit het verbod van het reproductief klonen van mensen in artikel 3 lid 2 d van het Handvest van de Grondrechten van de EU opgemaakt kan worden dat de bescherming van het menselijk leven zich uitstrekt tot de beginfase daarvan.[8] Steun voor een interpretatie die ook het recht op leven van de ongeborene omvat kan verder gevonden worden in De Verklaring inzake de Rechten van het Kind (1959), die in de Preambule verwijst naar de rechtsbescherming voor de geboorte, een passage die letterlijk wordt geciteerd in de Preambule van het in 1989 tot stand gekomen Verdrag inzake de Rechten van het Kind: ‘the child by reason of his physical and mental immaturity, needs special safeguards and care, including appropriate legal protection, before as well as after birth’.

De levensbeschouwelijke achtergrond

De kritiek op het zelfbeschikkingsrecht, treft ten slotte, de levensbeschouwelijke achtergrond van dit recht. De wortels daarvan zijn te vinden in de geestesstroming die we aanduiden als de Verlichting, die in zijn diepste kern de antithese is van een op Godsgeloof, openbaring en traditie gebaseerde cultuur. In het Verlichtingsdenken staat een leven volgens door het individu autonoom bepaalde keuzes centraal. Die autonomie is voor velen in onze tijd de ultieme norm. De mens stelt zich, als het er op aan komt, zelf de wet.  Exponent hiervan is de nog steeds zeer populaire liberale filosoof John Stuart Mill (1806-1873). Hij stelde: ‘Over zichzelf, over zijn eigen lichaam en geest, is het individu soeverein.’[9] Vanuit dit morele principe omschrijft Mill de rol van het recht als het garanderen van de morele vrijheid en het verzekeren dat de vrijheid van de een met die van de ander kan samengaan. Het recht mag slechts beperkende maatregelen opleggen indien en voor zover dat ter bescherming van de vrijheid van anderen noodzakelijk is.

In een in 2002 verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de rechtsstaat vinden we het voorgaande terug. De WRR stelt vast dat we te maken hebben met een vergaand individualise­ringsproces, dat als volgt wordt omschreven: ‘Een relatieve materiële en morele verzelfstandi­ging van individuen binnen de marges die geboden worden door de collectieven waarvan men in toenemende mate afhankelijk is.’[10] Het rap­port geeft aan dat mensen in sterke mate zelf bepalen wat goed en kwaad is. Mensen laten zich steeds minder leiden door tradi­ties. Een uitzonde­ring maakt het rapport voor degenen die nog in sterk religieu­ze subculturen leven. Voor de grote meerderheid bepalen secularisatie en ontzuiling het beeld.[11]

Kritiek op het zelfbeschikkingsrecht betekent uiteindelijk kritiek op de uitgangspunten van dit ‘ verlichte’ mensbeeld. Die kritiek? is te ontlenen aan de Joodse en christelijke wortels van de westerse cultuur. Zij vormen de grondslag voor het alternatief voor het zelfbeschikkingsrecht: het recht op de menselijke waardigheid. 

Het alternatief: de menselijke waardigheid

De menselijke waar­dig­heid is een belangrijk rechtsbeginsel dat kan bogen op een eerbied­waardige geschiedenis.[12] Volgens sommigen is de menselijke waardigheid voor een ieder evi­dent; het is voor hen de uit­drukking ‘van een oorspronke­lijke en autono­me ethische erva­ring.’[13] Voor mij is het de ver­woording van de erkenning van de mens als schep­sel, gescha­pen naar Gods beeld en gelij­kenis.[14] De menselijke waardigheid begrepen in het licht van zijn histori­sche, godsdienstige en filosofi­sche wortels, duidt erop dat de mens respect verdient, omdat zijn bestaan als zodanig zin heeft, zelfs wanneer die mens daar zelf niet van overtuigd is. De menselij­ke waardigheid verwijst naar de plaats van de mens in de scheppingsorde.[15] Die is uniek ten opzich­te van andere schepse­len. Alleen aan de mens komt daarom deze waar­dig­heid toe. Voor de medische ethiek en het gezondheidsrecht lijkt ons van fundamentele betekenis dat de menselijke waardigheid en niet de individuele zelfbeschikking voorop­staat in een opsomming van mensenrechten.[16] De menselijke waardigheid is een gegeven; het is geen verworvenheid die weer kan worden prijsgegeven.

Het is van belang hierbij te onderstrepen dat deze waardigheid betrekking heeft op ieder mens, ongeacht de fase van zijn ontwikkeling, zijn fysieke of mentale vermogens en zijn conditie. De notie dat de mens is geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God wordt verbonden met de heiligheid van het leven in Genesis 9:6: ‘Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt.’[17] De heiligheid van het leven houdt in dat het leven van ieder mens ongeacht leeftijd of conditie respect verdient, ook wanneer de betrokkene daarvan afstand wil doen. Het leven staat ook aan het subject niet ter beschikking: hij of zij heeft het ontvangen. Dat geldt uiteraard ook voor de ongeborene. Zoals rabbijn Evers schrijft: ‘…durven wij de vrucht, de beloning van God, te doden?’[18]

In de beroemde Amerikaanse Declaration of Independence van 1776 wordt in dezelfde lijn duidelijk gemaakt dat het recht op leven een gegeven en daarom onvervreemdbaar recht is: ‘Wij beschouwen deze waarheden vanzelfsprekend: dat alle mensen in gelijkheid worden geschapen; dat zij door hun Schepper zijn begiftigd met zekere onvervreemdbare rechten; dat tot deze behoren leven, vrijheid en het streven naar geluk.’[19]

Ook in het positief recht vinden we belangrijke aanknopingspunten voor de erkenning van de menselijke waardigheid als rechtsbeginsel in de bovenbedoelde zin. Artikel 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie legt vast dat de menselijke waardig­heid onschend­baar is en dat deze moet worden beschermd en geëerbie­digd. Deze bepaling kent geen parallel in de Neder­landse rechtsorde en evenmin in de Europe­se verdragen.De tekst is echter vrijwel woordelijk gelijk aan art. 1 lid 1 van het Duitse Grundge­setz. In de toelichting wordt dit beginsel de grondslag van alle grondrechten genoemd. Dat sluit goed aan bij de verwijzing naar de mense­lijke waardigheid in de preambules van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in een aantal belangrijke VN-mensenrechtenverdragen.

In de toepassing van artikel 1 lid 1 van het Grundgesetz zijn, tenslotte,  aanwijzingen te vinden dat het beginsel van de menselijke waardigheid voor het ge­zondheidsrecht van betekenis is. Een belangrijk voorbeeld is de uitspraak van het Duitse Bundesverfassungsgericht uit 1975 inzake de legalisering van de abortus provocatus in de voormalige Bondsrepubliek. In die beslissing viel de afweging tussen het recht  op zelfbeschikking van de vrouw en het recht op leven van haar ongeboren kind ten gunste van laatstgenoemde uit met een beroep op het beginsel van de menselijke waardigheid.[20] Abortus is tenslotte geen mensenrecht, maar de schending van een mensenrecht.

Voetnoten

[1] Humane Biotechnologie en Recht, Preadviezen van Prof. dr. J. Somsen, Mr. dr J.A. Bovenberg, Mr. drs. B.C. van Beers, Handelingen Nederlandse Juristenvereniging 139e jaargang 2009-I

[2] HR 18 maart 2005, NJ 2006, 606, ro. 4.8.

[3] Mijn cursivering MdB.

[4] EHRM 20 maart 2007, Tysiac t. Polen, Reports of Judgments and Decisions 2007-I, p. 247, par. 107.

[5] Zie J.A. Emerson Vermaat, Euthanasie: herhaalt de geschiedenis zich?, Utrecht 2001.

[6] Zie bijvooorbeeld Kurt Baier, When does the Right to Life Begin?, in: J. Roland Pennock and John W. Chapman (eds.) Human Rights, New York and London 1981, pp.201-229 en James Griffin, On Human Rights, Oxford 2008.

[7] Zie Karl Binding en Alfred Hoche, Die Freigabe der Vernichtung lebensunwerten Lebens, Leipzig 1920.

[8] Vo t. Frankrijk, 8 juli 2004.Zie voor de dissenting opinion van Ress: Reports of Judgments and Decisions 2004-VIII, pp. 56-60.

[9] ‘Over himself, over his own body and mind, the individual is sovereign’. John Stuart Mill, On Liberty (1859), Penguin Classics, London 1985, p. 69. De vertaling is te vinden in Pauline Westerman, Rechtsfilosofie. Teksten, Heerlen 1998, p.57.

[10] Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), De toekomst van de nationale rechtsstaat, Den Haag 2002,  p. 91.

[11] Idem, pp. 96-97.

[12] Zie bijvoorbeeld Ernst Bloch, Naturrecht und menschliche Würde, Frankfurt am Main 1972; Alfred Verdross, La dignité de la personne humaine base des Droits de l’Homme, Österreichi­sches Zeitschrift für öffentliches Recht und Völkerrecht 31, 271-277 (1980).

[13] D.F. Scheltens, Het prejuridische subjectieve recht als fundamenteel rechtsbeginsel, in: G.J. Scholten, D.F. Scheltens en H.J. van Eikema Hommes, Rechtsbeginselen, Zwolle 1980, pp. 15-31.

[14] Genesis 1:26-27. Zie bijvoorbeeld Johannes Messner, Die Idee der Men­schenwürde im Rechtssaat der pluralistische Gesellschaft, in: Gerhard Leibholz (Hrsg.), Men­schenwürde und freiheitliche Rech­tsordnung, Festschrift für Willy Geiger zum 65. Geburt­stag, Tübingen 1974, pp. 221-241 en Abraham Joshua Heschel, Het geheiligde mensbeeld, in: De sabbat & Vernieuwing vanuit e traditie, een Joodse visie, Amsterdam 2006, pp. 135-157

[15] Zie bijvoorbeeld Jacques Maritain, Les Droits de l’Homme et la Loi Naturelle, New York 1942, m.n. pp. 16-17

[16] Zie veel uitgebreider Matthijs de Blois, Self-Determinati­on or Human Dignity; The Core Principle of Human Rights, in: Mielle Bul­terman, Aart Hendriks en Jacqueli­ne Smith (eds), To Baehr in Our Minds. Essays on Human Rights from the Heart of the Ne­therlands, SIM Special No. 21, Utre­cht, 1998, p. 523-539. Zie ook M.A.J.M. Buijsen, De keuze voor het geen-bezwaarsysteem: een kwestie van principe, in: Pro Vita Humana, nr. 1 2004. In dit artikel worden zeer behartigenswaardige dingen gezegd over de betekenis van de menselijke waardigheid voor het gezondheidsrecht.

[17] In deze zin Herbert Chanan Brichto, The Hebrew Bible on Human Rights, in: David Sidorsky (ed.), Essays on human Rights. Contemporary Issues and Jewish Perspectives, pp. 215-233, op p. 218.

[18] Nederlands Israëlitisch Weekblad (NIW), 17 juni 2022-18 sivan 5782, p.12

[19] De vertaling is ontleend aan H. Bonger, Leraar der mensenrechten. Thomas Jefferson, Arnhem 1951, p. 28.

[20] Uitspraak van 25 februari 1975, opgenomen in: Rolf Lamprecht en Wolfgang Malanowski, Richter machen Politik, Frankfurt am Main 1979, pp. 186-238.

Reacties uitgeschakeld voor Abortusdiscussie: zelfbeschikkingsrecht of menselijke waardigheid

Afschaffing recht op abortus in de Verenigde Staten en de impact op Europa

6 juli 2022  Vrijdag 24 juni maakte het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten van Amerika (VS) een einde aan het constitutionele recht op abortus in de zaak Dobbs v. Jackson…

6 juli 2022 

Vrijdag 24 juni maakte het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten van Amerika (VS) een einde aan het constitutionele recht op abortus in de zaak Dobbs v. Jackson Women’s Health Organization. De uitspraak was wereldnieuws. Voorstanders van het recht op abortus vrezen nu voor de gezondheid en veiligheid van vrouwen, de tegenstanders reageren verheugd. En niet alleen in de VS. Want hoewel de uitspraak juridisch gezien alleen geldt voor het Amerikaanse land, heeft deze wel een politieke en maatschappelijke impact op de rest van de wereld, inclusief Europa.

De uitspraak was niet helemaal verrassend: in mei van dit jaar was de conceptversie al uitgelekt.[1] In Dobbs beoordeelden de federale rechters onder meer de vraag of de uitspraak Roe v. Wade uit 1973 terecht een constitutioneel recht had gecreëerd. Dat was volgens het hoogste Amerikaanse gerechtshof dus niet het geval, met een herziening van Roe v. Wade tot gevolg. Dit maakte een einde aan het constitutionele recht op abortus. De uitspraak creëert overigens geen algeheel verbod op abortus in de VS. De individuele staten mogen nu zelf hun eigen abortusregelgeving bepalen.

Geen strijd met mensenrechten

Veel abortusactivisten beweren nu dat de uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof de fundamentele rechten of de mensenrechten van vrouwen beperkt en in gevaar brengt. Maar de uitspraak is niet in strijd met het internationaal recht noch met mensenrechten. Tenslotte is abortus geen mensenrecht. Toch dragen de verdragsorganen van de Verenigde Naties al jaren het standpunt uit dat abortus deel uitmaakt van het mensenrechtenrecht en diverse grote mensenrechtenorganisaties en landen namen dit standpunt over. De verdragsorganen hebben bovendien geen bindende bevoegdheden, waardoor de VN-lidstaten niet aan deze interpretatie gebonden zijn. Daarentegen is juist afgesproken in twee belangrijke documenten over vrouwenrechten dat abortusregelgeving alleen kan worden geregeld op nationaal of lokaal niveau.[2]

Nu staten zelf hun abortusregelgeving mogen bepalen, zullen naar verwachting 26 staten abortus beperken of nagenoeg verbieden. Hiervan hadden 13 staten vóór de uitspraak al zogenoemde ‘trigger laws’ die abortustoegang beperken.[3] Trigger laws zijn wetten die automatisch in werking traden bij de herziening van Roe v. Wade. Daarentegen werpt Californië zich juist op als een veilige haven voor ‘abortusvluchtelingen’ die van buiten de staat komen.[4]

Politiek Europa roept om vastlegging toegang tot abortus als fundamenteel recht

Hoewel juridisch gezien de uitspraak alleen gevolgen heeft voor de VS, laat het de politiek in Europa en in Nederland niet onberoerd. In Europa zien we de roep om versterking van de toegang tot abortus. Zowel juni vorig jaar als in juni van dit jaar nam het Europees Parlement (EP) een resolutie aan over de toegang tot abortus. Vorig jaar riep het EP de lidstaten van de Europese Unie op om abortus als recht te erkennen.[5] Dit jaar reageerde het EP vooral op het uitlekken van de conceptuitspraak van het­ Hooggerechtshof. Daarin riep het – in navolging van de Franse president Macron[6] – onder meer op om het recht op abortus op te nemen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.[7] Na de uitspraak herhaalde Macron op Twitter[8] – foutief dus – dat abortus een “fundamental right” is. Ook liet de Franse minister president Élisabeth Borne weten een eventuele wet te steunen die abortus wil opnemen in de Franse grondwet. Dat voorstel komt van Aurore Bergé van de Renaissance groep.[9] En eind juni verzocht Renew Europe – de politieke partij in het Europees Parlement waar onder meer D66 lid van is – de voorzitter van het EP Roberta Metsola om pro-life organisaties te weren uit het Europees Parlement, omdat zij “streven naar het inperken van de fundamentele rechten op lichamelijke autonomie, zelfbeschikking en toegang tot gezondheid voor vrouwen”.

In Nederland liet minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken via Twitter weten dat de uitspraak ons eraan herinnert “dat de strijd voor de rechten van vrouwen nooit voorbij is”. Ook schreef hij dat Nederland sterk staat “voor de gezondheid en rechten van alle vrouwen en meisjes over de hele wereld, om te kunnen beslissen over hun eigen lichaam en leven.” [10] Verder twitterde het Humanistisch Verbond[11] dat de regelgeving in Nederland ook kwetsbaar is en riep volgers op hun petitie te ondertekenen om abortus uit het Wetboek van Strafrecht te halen.[12]

Nederland liberaliseert abortuswetgeving

Overigens ligt in Nederland – los van de Dobbs-uitspraak – de aandacht vooral bij het verruimen van de toegang tot abortus. Zo stemde op 14 juni de Eerste Kamer in met het afschaffen van de vaste minimale beraadtermijn bij abortus. [13] Ook ligt er een wetsvoorstel voor het verstrekken van de abortuspil via de huisarts.[14] Deze wet is al aangenomen door de Tweede Kamer en ligt nu bij de Eerste Kamer.[15] Wanneer de Eerste Kamer hierover stemt, is op moment van schrijven nog niet bekend.

Het is duidelijk: binnen Europa prevaleert het streven naar een recht op abortus nog steeds boven het pro-life gedachtengoed.

Pro-life organisaties putten hoop uit uitspraak

Hoewel op politiek niveau diverse actoren pleiten voor een versterking van het abortusrecht, biedt het juist hoop aan diverse pro-life-organisaties. Ze hopen dat de uitspraak het debat heropent en er dingen kunnen veranderen. De Serbian alliance of prenatal justice zegt: “Door de beslissing om het recht op leven vanaf de conceptie en de belangen van de moeder in de handen te leggen van het Amerikaanse volk en hun democratisch gekozen vertegenwoordigers, schetste het Amerikaanse Hooggerechtshof een volledig tegenovergestelde richting van de richting die de Europese Unie inslaat.” En onder verwijzing naar de pogingen van het Europees Parlement om van abortus een recht te maken, noemt de alliantie de uitspraak “een solide en wereldwijd belangrijk tegenwicht voor dergelijke politiek”. Verder put Matteo Fraioli, directeur van CitizenGO Italië, er hoop uit dat de abortuswet in Italië niet onoverkomelijk is. Dr. Daniel Thomas, voorzitter van Love March Movement in Jamaica noemt het “een geweldige dag voor Amerika” en voegt er aan toe dat het hoop geeft aan het Caribisch gebied en de rest van de wereld. “Dit laat zien dat reuzen zeker vallen!”, schrijft hij.

Conclusie

De uitspraak creëert in de VS geen verbod op abortus. De individuele staten mogen nu hun eigen abortusregelgeving bepalen. Hoe die regelgeving er in elke staat uit gaat zien, hangt af van het democratische proces in de betreffende staat. Maar de impact van de uitspraak is zowel binnen de VS als daarbuiten groot. Pro-life-organisaties putten hoop uit de uitspraak, maar voorstanders van abortusrechten verhevigen hun strijd voor een recht op abortus. Welke kant het op zal gaan? De tijd zal het leren.

Voetnoten

[1] https://www.politico.com/news/2022/05/02/supreme-court-abortion-draft-opinion-00029473, laatst bezocht 2 juli 2022

[2] Par. 8.25, Programme of Action aangenomen tijdens de International Conference on Population and Development, 5-13 September 1994, Cairo; artikel 106 sub k Beijing Declaration and Platform for Action, aangenomen tijdens The Fourth World Conference on Women, 4-15 September 1995, Beijing

[3] https://www.nbcnewyork.com/news/national-international/us-states-guide-where-abortion-will-be-illegal-or-severely-restricted/3748432/, laatst bezocht 2 juli 2022

[4] https://www.bloomberg.com/news/articles/2022-06-24/california-to-redouble-efforts-as-safe-haven-for-abortion-rights, laatst bezocht 2 juli 2022

[5] Resolutie van het Europees Parlement van 24 juni 2021 over de situatie op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in de EU, in verband met de gezondheid van vrouwen (2020/2215(INI))

[6] Emmanuel Macron zei in het Europees Parlement op 19 januari 2022 dat het recht op abortus in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet worden opgenomen. Hij sprak die dag over de prioriteiten van het Franse EU-voorzitterschap. Zie https://www.youtube.com/watch?v=irJPTHztdhg (14:57)

[7] Resolutie van het Europees Parlement van 9 juni 2022 over wereldwijde bedreigingen van abortusrechten: het mogelijk terugdraaien van het recht op abortus in de VS door het Hooggerechtshof (2022/2665(RSP)), paragraaf 24

[8] “Abortion is a fundamental right for all women. It must be protected. I wish to express my solidarity with the women whose liberties are being undermined by the Supreme Court of the United States.” 24 juni 2022, zie https://twitter.com/EmmanuelMacron/status/1540393817609740288?s=20&t=E0pyXVv3YQviXKsc8YXGYg

[9] https://www.connexionfrance.com/article/French-news/France-proposes-bill-to-enshrine-right-to-abortion-in-constitution, laatst bezocht op 2 juli 2022.

[10] “Today is a reminder that the struggle for the rights of women is never over. The Netherlands stands firmly for the health and rights of all women and girls around the world, to be able to decide about their own bodies and lives.” https://twitter.com/WBHoekstra/status/1540403803538718720?s=20&t=jgGj3kX_c-uKPElcmudj8w, 24 juni 2022

[11]#RoeVsWade in de Verenigde Staten laat zien wat er kan gebeuren als #abortus niet wettelijk is verankerd. Ook in Nederland is de regelgeving kwetsbaar. Teken nu onze petitie om abortus uit ons Wetboek van Strafrecht te halen: https://humanistischverbond.nl/watwedoen/onze-programmas/leven-liefde-en-dood/abortus-geen-misdaad/”, zie https://twitter.com/humanverbond/status/1540349799442038785?s=20&t=jgGj3kX_c-uKPElcmudj8w, 24 juni 2022

[12] https://www.eur.nl/nieuws/waarom-abortus-strafbaar-gesteld-het-wetboek-van-strafrecht, laatst bezocht op 2 juli 2022

[13] https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/35737_initiatiefvoorstel

[14]https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?cfg=wetsvoorsteldetails&qry=wetsvoorstel%3A34891

[15] https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/34891_initiatiefvoorstel_ellemeet

Reacties uitgeschakeld voor Afschaffing recht op abortus in de Verenigde Staten en de impact op Europa

Down Syndroom: is abortus een mensenrecht?

Naar aanleiding van een rechtszaak over de toepassing van eugenetische abortus die voorligt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), publiceerde het European Centre for Law…

Naar aanleiding van een rechtszaak over de toepassing van eugenetische abortus die voorligt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), publiceerde het European Centre for Law & Justice (ECLJ) een opiniestuk met bijbehorende petitie. Hieronder vindt u de vertaling. De oorspronkelijke Engelstalige versie vindt u hier. Op deze pagina kunt u ook de petitie ondertekenen waarbij de ondertekenaars de intrinsieke waarde van elk menselijk leven bevestigen, ongeacht de ontwikkelingsstadium.

Het ECLJ is een internationale, niet-gouvernementele organisatie die zich inzet voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten in Europa en wereldwijd en waarvan dr. Grégor Puppinck de directeur-generaal is.

Deze 21e maart, op Wereld Down Syndroom Dag, vraagt een groep voormalige rechters van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, van het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens en van VN-experts aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), samen met het ECLJ, om te erkennen dat eugenetische abortus van kinderen met het Down Syndroom verboden kan worden, en zelfs verboden moet worden uit respect voor de rechten van mensen met een handicap.

Ongekende stap in geschiedenis van Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Deze stap is ongekend in de geschiedenis van het Europees Hof. Het is de eerste keer dat voormalige rechters op deze manier voor het Hof optreden en dat de kwestie van eugenetische abortus op zo’n directe manier aan de orde wordt gesteld. Het moet gezegd dat de kwestie van de eugenetica centraal staat in het debat over abortus in de Verenigde Staten, de Verenigde Naties en nu ook in Europa.

In de Verenigde Staten hebben twaalf staten medisch personeel verboden abortussen uit te voeren wanneer op discriminerende wijze om abortus wordt verzocht wegens de diagnose van het syndroom van Down. Sommige staten verbieden ook abortus op grond van het geslacht of het “ras” van het kind.

Stereotypering van handicaps als onverenigbaar met een goed leven

Toen verklaarde het VN-Comité inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD) – bestaande uit een meerderheid van personen met een handicap – dat “wetten die abortus expliciet toestaan op grond van een handicap in strijd zijn met het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap”, met name omdat dergelijke abortus “noties van stereotypering van handicaps als onverenigbaar met een goed leven bestendigt.” (2018). Als het leven van een persoon met een handicap al vóór de geboorte waardeloos is, waarom zou het daarna dan nog waardevol zijn?

Sinds 2011 heeft dit Comité ten aanzien van Spanje, Oostenrijk en Hongarije al geoordeeld dat foetale handicaps niet onder een specifieke abortusregeling mogen vallen. Het Comité heeft het Verenigd Koninkrijk aanbevolen “zijn abortuswetgeving dienovereenkomstig aan te passen”, waarbij het stelt dat “de rechten van vrouwen op reproductieve en seksuele autonomie moeten worden gerespecteerd zonder selectieve abortus op grond van foetale deficiëntie te legaliseren” (2017). Abortuswetten moeten gelijkelijk van toepassing zijn op ongeboren kinderen, ongeacht hun gezondheidstoestand, maar ook ongeacht hun geslacht, zoals het VN-vrouwenrechtencomité (CEDAW) heeft verklaard. Een voormalige voorzitter van het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap behoort tot de ondertekenaars van de opmerkingen van het ECLJ aan het Europese Hof.

Abortus op grond van handicap is schending menselijke waardigheid

Na de Verenigde Staten en een Comité van de Verenigde Naties oordeelde het Poolse Constitutionele Hof op 22 oktober 2020 dat abortus op grond van de handicap van een kind een schending van de menselijke waardigheid is en daarom moet worden afgeschaft. Deze uitspraak werd door sommige Europese instanties scherp veroordeeld en aan de kaak gesteld.

In Polen, net als in de Verenigde Staten, voeren dezelfde pro-abortuslobby’s daarentegen juist juridische actie om een recht op eugenetische abortus te garanderen, soms zelfs tot aan de geboorte, zoals dit in Frankrijk al het geval is. In de Verenigde Staten heeft dit gelobby ertoe geleid dat de toepassing van deze wetten in sommige staten is opgeschort en in andere staten is gehandhaafd, afhankelijk van de vraag of rechters van mening zijn dat de keuze om wettelijke voorwaarden te stellen voor de toegang tot abortus in overeenstemming is met de Amerikaanse grondwet.

Over deze kwestie zal binnenkort op federaal niveau worden beslist door het Amerikaanse Hooggerechtshof in de zaak Dobbs v. Mississippi. De uitkomst van deze zaak zou de beroemde Roe v. Wade-beslissing uit 1973, die abortus – onvoorwaardelijk tot 24 weken – tot een grondwettelijk recht maakte, op losse schroeven kunnen zetten.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en verbod op eugenetische abortus

Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens behandelen de rechters een zaak (M. L. tegen Polen, nr. 40119/21) die is aangespannen door een vrouw die klaagt dat zij in Polen geen abortus kon laten uitvoeren omdat zij in verwachting was van een kind met het syndroom van Down. Zij vordert een schadevergoeding voor het ongemak dat zij heeft geleden en voor de 1220 euro die zij heeft uitgegeven om naar Nederland te gaan voor een abortus. Afgezien van deze specifieke eis, is de echte vraag of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens lidstaten toestaat eugenetische abortus te verbieden, en meer nog of dit verbod een schending van de mensenrechten inhoudt.

Voorvechters voor het leven van personen met een handicap kunnen zich niet alleen beroepen op het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, maar ook op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waarop het Europees Verdrag is gebaseerd. De opstellers van de Universele Verklaring hebben namelijk geweigerd een uitzondering op de eerbiediging van het recht op leven op te nemen om “het voorkomen van de geboorte van geestelijk gehandicapte kinderen” en van kinderen “geboren uit ouders die aan een geestesziekte lijden” mogelijk te maken. De reden voor deze weigering was de gelijkenis van deze bepaling met de circulaire van 13 september 1934, waarin het naziregime heimelijk abortus toestond bij vrouwen die “erfelijk zieke nakomelingen” zouden kunnen voortbrengen.

Twee cruciale vragen…

Meer in het algemeen werpt deze zaak van eugenetische abortus twee cruciale vragen op.

Ten eerste roept het de belangrijke vraag op naar de aanvaarding van de eugenetica in onze samenleving, die wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van de biotechnologieën. Twee opvattingen over de mens en zijn grondrechten staan tegenover elkaar: zijn de mensenrechten voor of tegen eugenetica? Moeten zij ons ertegen beschermen om onze menselijkheid te bewaren, of moeten zij er juist toegang toe verschaffen in naam van de vooruitgang van de menselijke conditie? Als het onderdrukken van een kind in de baarmoeder, omdat het genetisch onvolmaakt is, een mensenrecht is, wat is dan ons concept van mens-zijn?

Ten tweede is de kwestie van eugenetische, racistische of seksistische abortussen radicaal in tegenspraak met het “recht” op abortus, omdat het de twee grondslagen ervan ondermijnt, namelijk de miskenning van de menselijkheid van de foetus en de waardering van de wil van de vrouw. Rekening houden met het eugenetische, seksistische of racistische karakter van abortus herinnert ons er immers aan dat de foetus menselijke kenmerken heeft – een geslacht, een ras, een gezondheidstoestand – die hij deelt met geboren mensen. De erkenning van deze kenmerken in de foetus is de impliciete erkenning van hun menselijkheid. Evenzo laten eugenetische, seksistische of racistische abortussen zien dat de wil van een vrouw kan worden gedreven door discriminerende bedoelingen, bedoelingen die in het algemeen verboden zijn door de rechten van de mens.

Dus, zodra kritisch gekeken wordt naar de waarde van de wil van de vrouw en rekening wordt gehouden met de menselijkheid van de foetus, wordt de logica van een algemeen recht op abortus aan het wankelen gebracht. Dan komen de tegenstrijdigheden van het “recht” op abortus aan het licht, waaruit men zich slechts kan bevrijden door het te verabsoluteren – zoals de tendens is in West-Europa – of, integendeel, door het te relativeren, zoals de tendens is in de Verenigde Staten en bij de verdedigers van de rechten van de personen met een handicap.

Ten slotte stellen deze gevallen van eugenetische abortus ons vragen over onze eigen menselijkheid

Reacties uitgeschakeld voor Down Syndroom: is abortus een mensenrecht?

Down Syndroom: is abortus een mensenrecht?

11 mei 2022 Naar aanleiding van een rechtszaak over de toepassing van eugenetische abortus die voorligt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), publiceerde het European…

11 mei 2022

Naar aanleiding van een rechtszaak over de toepassing van eugenetische abortus die voorligt bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), publiceerde het European Centre for Law & Justice (ECLJ) een opiniestuk met bijbehorende petitie. Hieronder vindt u de vertaling. De oorspronkelijke Engelstalige versie vindt u hier. Op deze pagina kunt u ook de petitie ondertekenen waarbij de ondertekenaars de intrinsieke waarde van elk menselijk leven bevestigen, ongeacht de ontwikkelingsstadium.

Het ECLJ is een internationale, niet-gouvernementele organisatie die zich inzet voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten in Europa en wereldwijd en waarvan dr. Grégor Puppinck de directeur-generaal is.

Deze 21e maart, op Wereld Down Syndroom Dag, vraagt een groep voormalige rechters van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, van het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens en van VN-experts aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), samen met het ECLJ, om te erkennen dat eugenetische abortus van kinderen met het Down Syndroom verboden kan worden, en zelfs verboden moet worden uit respect voor de rechten van mensen met een handicap.

Ongekende stap in geschiedenis van Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Deze stap is ongekend in de geschiedenis van het Europees Hof. Het is de eerste keer dat voormalige rechters op deze manier voor het Hof optreden en dat de kwestie van eugenetische abortus op zo’n directe manier aan de orde wordt gesteld. Het moet gezegd dat de kwestie van de eugenetica centraal staat in het debat over abortus in de Verenigde Staten, de Verenigde Naties en nu ook in Europa.

In de Verenigde Staten hebben twaalf staten medisch personeel verboden abortussen uit te voeren wanneer op discriminerende wijze om abortus wordt verzocht wegens de diagnose van het syndroom van Down. Sommige staten verbieden ook abortus op grond van het geslacht of het “ras” van het kind.

Stereotypering van handicaps als onverenigbaar met een goed leven

Toen verklaarde het VN-Comité inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD) – bestaande uit een meerderheid van personen met een handicap – dat “wetten die abortus expliciet toestaan op grond van een handicap in strijd zijn met het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap”, met name omdat dergelijke abortus “noties van stereotypering van handicaps als onverenigbaar met een goed leven bestendigt.” (2018). Als het leven van een persoon met een handicap al vóór de geboorte waardeloos is, waarom zou het daarna dan nog waardevol zijn?

Sinds 2011 heeft dit Comité ten aanzien van Spanje, Oostenrijk en Hongarije al geoordeeld dat foetale handicaps niet onder een specifieke abortusregeling mogen vallen. Het Comité heeft het Verenigd Koninkrijk aanbevolen “zijn abortuswetgeving dienovereenkomstig aan te passen”, waarbij het stelt dat “de rechten van vrouwen op reproductieve en seksuele autonomie moeten worden gerespecteerd zonder selectieve abortus op grond van foetale deficiëntie te legaliseren” (2017). Abortuswetten moeten gelijkelijk van toepassing zijn op ongeboren kinderen, ongeacht hun gezondheidstoestand, maar ook ongeacht hun geslacht, zoals het VN-vrouwenrechtencomité (CEDAW) heeft verklaard. Een voormalige voorzitter van het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap behoort tot de ondertekenaars van de opmerkingen van het ECLJ aan het Europese Hof.

Abortus op grond van handicap is schending menselijke waardigheid

Na de Verenigde Staten en een Comité van de Verenigde Naties oordeelde het Poolse Constitutionele Hof op 22 oktober 2020 dat abortus op grond van de handicap van een kind een schending van de menselijke waardigheid is en daarom moet worden afgeschaft. Deze uitspraak werd door sommige Europese instanties scherp veroordeeld en aan de kaak gesteld.

In Polen, net als in de Verenigde Staten, voeren dezelfde pro-abortuslobby’s daarentegen juist juridische actie om een recht op eugenetische abortus te garanderen, soms zelfs tot aan de geboorte, zoals dit in Frankrijk al het geval is. In de Verenigde Staten heeft dit gelobby ertoe geleid dat de toepassing van deze wetten in sommige staten is opgeschort en in andere staten is gehandhaafd, afhankelijk van de vraag of rechters van mening zijn dat de keuze om wettelijke voorwaarden te stellen voor de toegang tot abortus in overeenstemming is met de Amerikaanse grondwet.

Over deze kwestie zal binnenkort op federaal niveau worden beslist door het Amerikaanse Hooggerechtshof in de zaak Dobbs v. Mississippi. De uitkomst van deze zaak zou de beroemde Roe v. Wade-beslissing uit 1973, die abortus – onvoorwaardelijk tot 24 weken – tot een grondwettelijk recht maakte, op losse schroeven kunnen zetten.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en verbod op eugenetische abortus

Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens behandelen de rechters een zaak (M. L. tegen Polen, nr. 40119/21) die is aangespannen door een vrouw die klaagt dat zij in Polen geen abortus kon laten uitvoeren omdat zij in verwachting was van een kind met het syndroom van Down. Zij vordert een schadevergoeding voor het ongemak dat zij heeft geleden en voor de 1220 euro die zij heeft uitgegeven om naar Nederland te gaan voor een abortus. Afgezien van deze specifieke eis, is de echte vraag of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens lidstaten toestaat eugenetische abortus te verbieden, en meer nog of dit verbod een schending van de mensenrechten inhoudt.

Voorvechters voor het leven van personen met een handicap kunnen zich niet alleen beroepen op het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, maar ook op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waarop het Europees Verdrag is gebaseerd. De opstellers van de Universele Verklaring hebben namelijk geweigerd een uitzondering op de eerbiediging van het recht op leven op te nemen om “het voorkomen van de geboorte van geestelijk gehandicapte kinderen” en van kinderen “geboren uit ouders die aan een geestesziekte lijden” mogelijk te maken. De reden voor deze weigering was de gelijkenis van deze bepaling met de circulaire van 13 september 1934, waarin het naziregime heimelijk abortus toestond bij vrouwen die “erfelijk zieke nakomelingen” zouden kunnen voortbrengen.

Twee cruciale vragen…

Meer in het algemeen werpt deze zaak van eugenetische abortus twee cruciale vragen op.

Ten eerste roept het de belangrijke vraag op naar de aanvaarding van de eugenetica in onze samenleving, die wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van de biotechnologieën. Twee opvattingen over de mens en zijn grondrechten staan tegenover elkaar: zijn de mensenrechten voor of tegen eugenetica? Moeten zij ons ertegen beschermen om onze menselijkheid te bewaren, of moeten zij er juist toegang toe verschaffen in naam van de vooruitgang van de menselijke conditie? Als het onderdrukken van een kind in de baarmoeder, omdat het genetisch onvolmaakt is, een mensenrecht is, wat is dan ons concept van mens-zijn?

Ten tweede is de kwestie van eugenetische, racistische of seksistische abortussen radicaal in tegenspraak met het “recht” op abortus, omdat het de twee grondslagen ervan ondermijnt, namelijk de miskenning van de menselijkheid van de foetus en de waardering van de wil van de vrouw. Rekening houden met het eugenetische, seksistische of racistische karakter van abortus herinnert ons er immers aan dat de foetus menselijke kenmerken heeft – een geslacht, een ras, een gezondheidstoestand – die hij deelt met geboren mensen. De erkenning van deze kenmerken in de foetus is de impliciete erkenning van hun menselijkheid. Evenzo laten eugenetische, seksistische of racistische abortussen zien dat de wil van een vrouw kan worden gedreven door discriminerende bedoelingen, bedoelingen die in het algemeen verboden zijn door de rechten van de mens.

Dus, zodra kritisch gekeken wordt naar de waarde van de wil van de vrouw en rekening wordt gehouden met de menselijkheid van de foetus, wordt de logica van een algemeen recht op abortus aan het wankelen gebracht. Dan komen de tegenstrijdigheden van het “recht” op abortus aan het licht, waaruit men zich slechts kan bevrijden door het te verabsoluteren – zoals de tendens is in West-Europa – of, integendeel, door het te relativeren, zoals de tendens is in de Verenigde Staten en bij de verdedigers van de rechten van de personen met een handicap.

Ten slotte stellen deze gevallen van eugenetische abortus ons vragen over onze eigen menselijkheid

Reacties uitgeschakeld voor Down Syndroom: is abortus een mensenrecht?

Afschaffing beraadtermijn bij abortus: onwenselijk voor vrouw en kind

9 februari 2022 Donderdag 10 februari vindt de stemming in de Tweede Kamer plaats over het wetsvoorstel waarmee de verplichte minimale beraadtermijn voor een abortus moet worden afgeschaft. In plaats…

9 februari 2022

Donderdag 10 februari vindt de stemming in de Tweede Kamer plaats over het wetsvoorstel waarmee de verplichte minimale beraadtermijn voor een abortus moet worden afgeschaft. In plaats daarvan willen de indieners een flexibele beraadtermijn: de bedenktijd hangt dan af van de wensen van de vrouw. Juristenvereniging Pro Vita (JPV) vindt een afschaffing van de beraadtermijn echter onwenselijk voor vrouw én kind.

De indieners van het wetsvoorstel[1] willen met de afschaffing van een vaste beraadtermijn[2] meer autonomie voor zwangere vrouwen die een abortus willen. Ze noemen de vaste termijn “evident paternalistisch”[3], omdat volgens hen veel vrouwen het beste zelf kunnen bepalen hoeveel tijd ze nodig hebben. JPV beseft dat niet elke situatie hetzelfde is en dat er vrouwen zijn die prima zelf deze beslissing kunnen nemen. Dat zij geen vijf dagen nodig hebben, is begrijpelijk. Maar de beraadtermijn is niet tot stand gekomen vanuit paternalistische overwegingen. Deze procedurele én inhoudelijke voorwaarde biedt bescherming aan het ongeboren mensenleven dat wordt beëindigd bij abortus. Bij een eventuele aanpassing van de beraadtermijn moet ook deze waarde meewegen.

Wetsvoorstel is gevaar voor delicaat evenwicht

Verder meent de JPV dat het wetsvoorstel in strijd is met het delicate evenwicht in de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) tussen het belang van de zwangere vrouw en die van het ongeboren leven. In hun wetsvoorstel hebben de indieners namelijk vooral de autonomie van de vrouw voor ogen en is er geen aandacht voor het waarborgen van de belangen van het ongeboren leven. De balans slaat daarmee door naar de autonomie van de zwangere vrouw. Ook de Raad van State stelde in zijn advies dat de Memorie van Toelichting “de nadruk legt op het belang van de autonomie van de vrouw” en adviseerde de indieners meer aandacht te besteden aan het belang van het beschermen van het ongeboren leven.[4]

Beraadtermijn is onderdeel van zorgvuldige besluitvorming

De JPV vreest ook dat de zorgvuldige besluitvorming die moet plaatsvinden op grond van de Wafz onder druk komt te staan. Juist de minimale beraadtermijn is een onderdeel van deze zorgvuldigheid. Dit criterium valt met name weg voor kwetsbare vrouwen die bijvoorbeeld onder druk ‘kiezen’ voor abortus. Zelfs een aantal abortusklinieken spraken zich uit tegen een flexibele beraadtermijn. Zo maken ze het in de abortuskliniek Stimezo in Zwolle met “enige regelmaat” mee dat vrouwen baat hebben bij de wettelijke bedenktijd. “Er zijn veel mondige vrouwen die in de kliniek komen en exact denken te weten wat ze willen. En vervolgens hebben ze spijt omdat ze te snel hebben gehandeld,” aldus een bestuurslid.[5]

Stap richting decriminalisering abortus

In het wetsvoorstel ziet de JPV ook een stap in de richting van decriminalisering van abortus. Nu is een abortusarts strafbaar als hij de zwangerschapsafbreking uitvoert binnen de beraadtermijn van vijf dagen. Deze strafbaarheid vervalt in het wetsvoorstel. De initiatiefnemers willen de wet zo veranderen dat de strafbaarstelling “geen functie meer vervult”. Wel blijven de bestaande mogelijkheden van toezicht op het zorgvuldig handelen van artsen bestaan, net als de eventuele disciplinaire vervolgstappen.[6] De JVP ziet dit als een kwalijke ontwikkeling. Abortus is en blijft het beëindigen van menselijk leven, daarom staat abortus strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht onder de titel ‘Misdrijven tegen het leven gericht’.[7]

Verzwakte positie van abortusarts

Tevens rijst de vraag wat een arts doet als een vrouw nog vóór het verlopen de afgesproken beraadtermijn terugkeert voor een abortus. In de Nota naar aanleiding van het Verslag staat dat de arts zich ervan dient te vergewissen dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd in vrijwilligheid.[8] Maar tijdens het plenair debat op 27 januari zegt Tweede Kamerlid Ploumen: “Uiteindelijk is de vrouw degene die het besluit neemt”. De JPV ziet hierin een verzwakking van de positie van de arts en vreest dat kwetsbare vrouwen die onder druk staan en niet autonoom deze beslissing kunnen nemen, voor een abortus kiezen waar ze dat anders misschien niet zouden doen.

Vraag om afschaffing beraadtermijn bij vrouwen is niet bekend

Ten slotte is het onduidelijk hoe groot de vraag werkelijk is naar de afschaffing van de beraadtermijn. In de Memorie van Toelichting wordt onder meer verwezen naar de Tweede Evaluatie van de Wafz. Maar die biedt geenszins een representatief beeld van de ervaringen met en gevoelens over de beraadtermijn van vrouwen die een abortus hebben gehad. Iets dat de onderzoekers zelf toegeven in het rapport! De zorgverleners maakten namelijk zelf een selectie van de vrouwen die meededen aan het onderzoek. Maar slechts 57 vrouwen vulden de vragenlijst in en daarvan vond met slechts zes vrouwen een verdiepend interview plaats. De uitkomsten noemen de onderzoekers zelf ‘onbruikbaar’. Toch gebruiken de indieners de evaluatie als bron. Al halen ze in de Memorie van Toelichting alleen zorgverleners en maatschappelijke organisaties aan die voor afschaffing van een vaste beraadtermijn zijn.

Conclusie

De JPV kant zich tegen de afschaffing van de beraadtermijn. De huidige vijf dagen bedenktijd biedt zowel aan de vrouw als aan de arts de nodige waarborgen dat de beslissing vrijwillig en overwogen wordt genomen. Deze voorwaarde is één van de fundamentele voorwaarden die de doelstelling van de Wafz, namelijk de bescherming van het ongeboren leven en hulp bieden aan een zwangere vrouw in nood, garandeert. Tevens ziet de JPV in het wetsvoorstel ook een stap in de richting van decriminalisering van abortus, omdat de strafbaarheid vervalt voor de abortusarts die handelt binnen een afgesproken beraadtermijn. Maar abortus is en blijft het beëindigen van menselijk leven en is daarom strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Ten slotte is het onduidelijk hoe groot de vraag onder vrouwen werkelijk is naar de afschaffing van de beraadtermijn. Zo biedt de Tweede evaluatie van de Wafz geen representatief beeld van de wensen en ervaringen van vrouwen zelf.

De auteur: mevrouw Marie-Thérèse Hengst is jurist en bestuurslid van Juristenvereniging Pro Vita.

Voetnoten

[1] Initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen

[2] Artikel 3 lid 1 Wet afbreking zwangerschap

[3] Memorie van Toelichting bij Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen, Vergaderjaar 2020–2021, 35 737, nr. 3.

[4] Advies van de Raad van State, 31 maart 2021, Kamerstukken II 2020/21, 35737, nr. 5 https://www.raadvanstate.nl/@124486/w13-21-0045-iii/ (laatste bezocht: 9 februari 2022)

[5] https://www.rtvoost.nl/nieuws/2056292/Overijsselse-abortusklinieken-tegen-mogelijke-afschaffing-van-verplichte-bedenktijd (laatste bezocht: 9 februari 2022)

[6] Memorie van Toelichting bij Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen, Vergaderjaar 2020–2021, 35 737, nr. 3, p. 12

[7] Artikel 296 Wetboek van Strafrecht

[8] Voorstel van wet van het Tweede Kamerlid Jetten tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen, 35 737, nr. 8, p.28

Reacties uitgeschakeld voor Afschaffing beraadtermijn bij abortus: onwenselijk voor vrouw en kind

De strijd voor een internationaal recht op abortus: is die al gewonnen?

18 juni 2021 De verdragsorganen van de Verenigde Naties (VN), zoals het Mensenrechtencomité en het Bevolkingsfonds, werken al jaren hard aan een internationaal recht op abortus. Het legt ze geen…

18 juni 2021

De verdragsorganen van de Verenigde Naties (VN), zoals het Mensenrechtencomité en het Bevolkingsfonds, werken al jaren hard aan een internationaal recht op abortus. Het legt ze geen windeieren: hun interpretatie dat het internationale mensenrechtenrecht een recht op abortus bevat is inmiddels overgenomen door diverse grote mensenrechtenorganisaties. En in steeds meer landen worden abortuswetten versoepeld. Het afgelopen jaar vonden er ook weer diverse ontwikkelingen plaats in de strijd voor meer toegang tot abortus. Maar is daarmee een internationaal recht op abortus in zicht?

De VN-Verdragsorganen beschouwen al sinds de jaren negentig seksuele en reproductieve rechten, waaronder zij veilige abortus scharen, een onderdeel van het mensenrechtenrecht. [i] In 2018 liet het VN-Mensenrechtencomité in zijn General Comment – een document waarmee het lidstaten adviseert over de interpretatie van een mensenrecht – zelfs weten dat de toegang tot abortus valt onder het recht op leven.[ii] En het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties, de United Nations Population Funds (UNFPA), gaf in december 2020 te kennen achter een recht op abortus te staan. In de Guidance Note van de organisatie staat dat een land de plicht heeft te zorgen voor een veilige toegang tot abortus.[iii] Hoewel deze organisatie eerder in dat jaar nog liet weten dat ze abortus niet promoten of financieel steunen,[iv] blijkt uit een evaluatie uit 2016 dat de UNFPA wel degelijk bijdraagt aan de toegang tot abortus. In de evaluatie wordt de organisatie namelijk geprezen om haar “discreet leadership” door ervoor te zorgen dat het abortus veroorzakende middel Misoprostol op een lijst met essentiële medicijnen kwam te staan en dat dit een revolutie was voor een veilige toegang tot abortus.[v] En dit voorjaar hamerde de Commissie voor de Status van de Vrouw tijdens haar 65e sessie in haar Agreed Conclusions opnieuw op de universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en reproductieve rechten.[vi]

Diverse mensenrechtenorganisaties hebben inmiddels de interpretatie overgenomen dat de toegang tot abortus een mensenrecht is. Zo legde directeur Kenneth Roth van Human Rights Watch begin 2020 in zijn toespraak aan de Commission on Unalienable Rights van de Verenigde Staten van Amerika uit, waarom er een recht bestaat op abortus binnen het internationaal mensenrechtenrecht.[vii] En in september van dat jaar maakte Amnesty International haar nieuwe beleid bekend ten aanzien van abortus.[viii] Amnesty International bepleit nu een universele toegang tot abortus gedurende de gehele zwangerschap. De organisatie roept landen dan ook op om abortus te decriminaliseren. Een oproep die gehoor lijkt te vinden. Zo werd in Argentinië eind 2020 abortus mogelijk tot de veertiende week na de bevruchting. Eerder was in het land vrijwillige zwangerschapsafbreking alleen mogelijk in gevallen van verkrachting, incest of om het leven van de moeder te redden.[ix] Verder oordeelde in april 2021 het Constitutioneel Hof van Ecuador dat abortus moest worden toegestaan na elke verkrachting. Nu is dat alleen mogelijk bij een verkrachting van een vrouw met een geestelijke handicap of als de gezondheid of het leven van de vrouw in gevaar is. [x] Ook in Europa vindt er een strijd plaats voor een abortusrecht. In maart 2021 presenteerde de Kroatische Europarlementariër Perdrag Matic een conceptresolutie ten aanzien van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Daarin staat dat abortus een “reeds verworven wettelijk recht” is en dat het beroep op gewetensbezwaren afgeschaft moet worden als een zorgverlener daarom geen abortus willen uitvoeren. [xi]

Pro-choice standpunt niet vanzelfsprekend

Toch bleek het afgelopen jaar ook dat een onbelemmerde toegang tot abortus niet altijd als vanzelfsprekend wordt geaccepteerd. Zo zei minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in oktober 2020 naar aanleiding van de tweede evaluatie van de Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ) dat de bedenktijd voor een abortus van vijf dagen niet ter discussie staat.[xii] En later die maand ondertekenden maar liefst 34 landen de Geneva Consensus Declaration.[xiii] [xiv] Tot de 34 landen behoorden de Verenigde Staten van Amerika, Polen en Hongarije. Met het document kwamen de landen op voor vrouwenrechten, maar benadrukten ook dat er geen internationaal recht op abortus bestaat, noch dat landen een plicht hebben om dit mogelijk te maken of te financieren.[xv] Verder in 2020 oordeelde het Constitutioneel Hof van Polen dat abortus van een foetus met een aangeboren afwijking in strijd is met de Poolse grondwet,[xvi] paste Honduras begin 2021 de grondwet aan om abortus te verbieden[xvii] en voerden steeds meer staten van de Verenigde Staten van Amerika het afgelopen jaar strengere abortuswetten in.[xviii]

Interpretaties zijn juridisch niet bindend

Uit de bovengenoemde ontwikkelingen kan worden afgeleid dat, ondanks de boodschap van de VN-verdragsorganen, er geen wereldwijde consensus bestaat over een internationaal recht op abortus. Belangrijk daarbij is het feit dat de interpretaties van verdragsorganen ook juist dát zijn, interpretaties. Ze zijn niet juridisch bindend, maar de organen hebben uiteraard wel veel gezag. Vanwege dat gezag en de status van de verdragsorganen worden de interpretaties ook wel aangeduid als ‘authoritative interpretations’.
Daarentegen bestaan er wél bindende internationale regels die juist bepalen dat landen zelf over hun abortusregelgeving mogen beslissen. In de Programme of Action[xix] en de Beijing Declaration Platform for Action[xx] is namelijk afgesproken dat abortusregelgeving “can only be determined at the national or local level according to the national legislative process”. [xxi] Desondanks gebruiken onder meer het VN-Mensenrechtencomité en Amnesty International in hun documenten over seksuele rechten en seksuele gezondheid vaak gebiedend taalgebruik (“states must”) om landen op te roepen veilige abortus zo toegankelijk mogelijk te maken. Maar daarbij negeren ze de internationale regels die landen de juridische soevereiniteit geven om zelf te beslissen over hun abortuswetgeving.

Internationaal recht erkent menselijkheid ongeboren leven

Voor het vraagstuk van een internationaal abortusrecht mag ook niet uit het oog worden verloren dat het ongeboren kind een bepaalde mate van erkenning, dan wel rechtsbescherming geniet binnen het internationaal publiekrecht. Zo erkent het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) het belang van de ongeborene, doordat het zwangere vrouwen uitsluit van de doodstraf.[xxii] Een keuze die was “inspired by humanitarian considerations and by consideration for the interest of the unborn child”.[xxiii] Verder erkennen ook het Verdrag inzake de rechten van het kind[xxiv] en het Oviedo Biogeneeskundeverdrag[xxv] de menselijkheid van de ongeborene. En de Verdragen van Genève bieden op basis van diverse artikelen een bijzondere bescherming aan zwangere vrouwen en hun ongeboren kind.[xxvi]

Ook op Europees niveau is de menselijkheid van de ongeborene erkend door onder meer zowel het Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) als het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU). Een belangrijke zaak van het EHRM is Vo. vs France.[xxvii] Het Hof oordeelde in deze zaak dat de embryo en foetus behoren tot het menselijk ras en ze bescherming verdienen uit naam van de menselijke waardigheid.[xxviii] Later in Oliver Brüstle vs. Greenpeace eV.[xxix] erkende het HvJEU de menselijkheid en de waardigheid van de ongeborene vanaf het moment van conceptie. Het Hof gaf een juridische interpretatie van het concept ‘menselijk embryo’[xxx] en oordeelde dat elke menselijke eicel, zodra het is bevrucht, beschouwt moet worden als een menselijk embryo.[xxxi]

Samenvatting

De strijd voor een internationaal recht op abortus ging ook het afgelopen jaar onverminderd door. De opvatting dat een recht op abortus valt onder het mensenrechtenrecht wordt door veel organisaties ondersteund, met de VN-Verdragsorganen voorop. Deze interpretatie is echter niet bindend. Ook blijkt uit diverse ontwikkelingen van het afgelopen jaar dat over deze interpretatie geen consensus bestaat. Tevens geniet het ongeboren menselijk leven binnen het internationaal en Europees recht een bepaalde mate van bescherming. Maar bij de huidige roep om een recht op abortus als mensenrecht worden de juridische bescherming en de belangen van het ongeboren kind volledig genegeerd.

Auteur: mevrouw mr. Marie-Thérèse Hengst is jurist en bestuurslid Juristenvereniging Pro Vita

Voetnoten

[i] Rights by Stealth, The Role of UN Human Rights Treaty Bodies in the Campaign for an International Right to Abortion, Susan Yoshihara and Douglas Sylva, p.3.

[ii] General comment No. 36 (2018) on article 6 of the International Covenant on Civil and Political Rights, on the right to life, aangenomen door het Comité tijdens de 124e sessie (8 oktober tot 2 November 2018), paragraaf 8

[iii] Elevating Rights and Choices for All: Guidance Note for Applying a Human Rights Based Approach to Programming, December 2020, p.20

[iv] Statement on the United States Decision to Again Withhold Critical Funding for UNFPA, amid Global Pandemic, 1 juli 2020,  paragraph 6

[v] Evaluation of the UNFPA Support to Family Planning (2008-2013), Volume 1, juli 2016, paragraaf 3.8.2.

[vi] Agreed conclusions van de 65e sessie van de Commission on the Status of Women, 30 maart 2021

[vii] Testimony of Kenneth Roth, Executive Director, Human Rights Watch, 10 januari 2020 bij de Commission on Unalienable Rights

[viii] Amnesty International releases updated policy on abortion, 28 september 2021

[ix] https://stirezo.nl/artikelen/argentini%C3%AB-neemt-vergaande-abortuswet-aan

[x] https://www.aljazeera.com/news/2021/5/7/ecuador-abortion-rights-victory-hailed-as-latest-in-tidal-wave;

[xi] Ontwerpverslag, over de situatie op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in de EU, in verband met de gezondheid van vrouwen (2020/2215(INI))

[xii] Algemeen overleg vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over Medische Ethiek, 15 oktober 2020

[xiii] Geneva Consensus Declaration on Promoting Women’s Health and Strengthening the Family, 22 oktober 2020 (Geneva Consensus Declaration)

[xiv] Begin februari 2021 heeft de Verenigde Staten zich weer teruggetrokken uit het verdrag, Center for Family & Human Rights

[xv] Geneva Consensus Declaration on Promoting Women’s Health and Strengthening the Family, 22 oktober 2020 (Geneva Consensus Declaration), pagina 2, tweede vinkje

[xvi] https://www.amnesty.nl/actueel/constitutioneel-hof-polen-perkt-recht-op-abortus-verder-in, 22 oktober 2020

[xvii] https://c-fam.org/friday_fax/honduras-bans-abortion-and-same-sex-marriage-over-objections-of-un-experts/

[xviii] Pro-life win: South Carolina lawmakers pass ‘heartbeat bill,’ expect governor to sign, 28 januari 2021, Louisiana’s Democrat governor signs ‘heartbeat bill’ into law, 30 mei 2019, Ohio Gov. DeWine signs ‘heartbeat bill’ as abortion groups plan lawsuit, 10 april 2019

[xix] Programme of Action adopted at the International Conference on Population and Development Cairo, 5–13 September 1994 (Programme of Action)

[xx] Beijing Declaration and Platform for Action, Adopted at the 16th plenary meeting, op de The Fourth World Conference on Women, 15 September 1995

[xxi] Programme of Action, adopted at the International Conference on Population and Development Cairo, September 1994, paragraph 8.25; Beijing Declaration and Platform for Action, September 1995, article 106 sub k

[xxii] Artikel 6 (5)

[xxiii] Draft International Covenants on Human Rights, A/2929, 1 juli 1955, par. 10, p. 85.

[xxiv] Paragraaf 9, preambule van het Verdrag inzake de rechten van het kind, 20 November 1989

[xxv]  Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde: Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde.

[xxvi] Artikel 14(1), 16, 23 en 38 (5), 50 (alinea 5), 89 (alinea 5) en 132 (alinea 2) Verdrag (IV) van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, 12 August 1949, en 70(1), 76 (1) en (2) van Aanvullend Protocol (I) bij de Verdragen van Genève, 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten van 8 juni 1977, en artikel 6 (4) Aanvullend Protocol (II) bij de Verdragen van Genève van 12 August 1949  betreffende de bescherming van slachtoffers van niet-internationale gewapende conflicten van 8 juni 1977

[xxvii] EHRCt, No. 53924/00, Vo. vs France, 2004

[xxviii] Vo. vs France,  para. 84

[xxix] C-34/10, Oliver Brüstle vs Greenpeace eV, [2011]

[xxx] Zoals bedoeld in artikel 6(2)(c) Richtlijn 98/44/EC van  6  juli  1998 betreffende  de  rechtsbescherming  van  biotechnologische  uitvindingen.

[xxxi] C-34/10, Oliver Brüstle vs Greenpeace eV., para. 35

Reacties uitgeschakeld voor De strijd voor een internationaal recht op abortus: is die al gewonnen?

Type uw zoekwoord in onderstaand veld. Druk hierna op enter/return om te zoeken

Spring naar toolbar