Categorie: Abortus

Advies van de JPV over voorstel wetswijziging abortus uit het Strafrecht

Patrick Garré, 16 februari 2024   Hierbij reageert de Juristenvereniging Pro Vita (JPV) op de wetswijziging van oud-Kamerlid Ellemeet van GroenLinks om de strafbaarstelling van abortus (artikel 296) uit het…

Patrick Garré, 16 februari 2024

 

Hierbij reageert de Juristenvereniging Pro Vita (JPV) op de wetswijziging van oud-Kamerlid Ellemeet van GroenLinks om de strafbaarstelling van abortus (artikel 296) uit het Wetboek van Strafrecht (Sr) te halen.

 

De JPV vindt dit geen goede ontwikkeling en legt hieronder uit waarom.

 

Abortus is niet moreel neutraal

De wetgever stelt het doden van menselijk leven strafbaar, omdat wij als samenleving dat menselijk leven waardevol en beschermwaardig achten. Dit geldt ook voor ongeboren mensen. Dit blijkt onder meer uit de balans die is gezocht bij de totstandkoming van de Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ) tussen het ongeboren kind en zijn of haar moeder.

 

De Memorie van Toelichting (MvT) van het wetsvoorstel citeert op pagina 6 de MvT van de WAZ, om te laten zien dat de wetgever met artikel 296 Sr “wilde onderstrepen welke waarde de wetgever toekent aan de bescherming van het ongeboren leven”.

 

De MvT is vervolgens enigszins dubbelzinnig: enerzijds stelt de initiatiefneemster dat dit artikel het ongeboren leven niet beschermt en dat het daarom kan vervallen; anderzijds betoogt zij in paragraaf 4 dat de wetgeving niet mag suggereren dat abortus een moreel negatief karakter heeft, en dat het artikel dáárom voor haar een probleem is.

 

Het is duidelijk dat de wetgever met artikel 296 Sr wilde uitdrukken dat het ongeboren kind bescherming verdient en dat abortus daarom moreel problematisch is. Daarom werd abortus alleen toegestaan in onontkoombare noodsituaties en omgeven met waarborgen daarvoor, en bleef abortus strafbaar voor zover die niet aan de waarborgen uit de WAZ voldoet.

 

Voor de JPV verdient het ongeboren kind meer bescherming. Het gaat namelijk om menselijk leven, met menselijke waardigheid, en is daarom beschermwaardig. Die menselijke waardigheid hangt niet af van iemands zelfbewustzijn of zelfredzaamheid, ook niet van de verwachte ‘kwaliteit’ van iemands leven. Die waardigheid is intrinsiek aan het zijn van een menselijk persoon. Deze opvatting komt ook terug in internationale regelgeving. Onder meer in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten waarin staat: “Ieder heeft het recht op leven.”[1] De Engelse tekst zegt het nog duidelijker met “every human being has the inherent right to life.” De Engelse vertaling noemt het recht op leven een ‘inherent right’, een recht dat dus niet afhangt van omstandigheden zoals leeftijd of ontwikkeling.

 

Het leven (vlak) vóór de geboorte verschilt dan ook niet inherent van het leven ná de geboorte, zodat ook bij een ongeboren mens op zijn minst een strafrechtelijke afbakening noodzakelijk is. Dat is geen louter medisch-technische afweging, maar een ethische afweging over leven en dood.

 

Abortus is dus geen moreel neutrale handeling. De keuze daarvoor is voor veel vrouwen daarom ook een dilemma. Dit blijkt ook uit de WAZ, die aangeeft dat de afbreking van een zwangerschap alleen wordt uitgevoerd “indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt.”[2]

 

De minste bescherming die we vrouwen die hiermee worstelen dan ook moeten bieden, is het erkennen van dit ethisch perspectief. Daarnaast geeft dit uitdrukking aan het feit dat het geen louter individueel menselijke beslissing kan zijn wanneer het menselijk leven beschermwaardig is. Het is van belang dat de wetgeving uitdrukking geeft aan die morele waardering. Dat helpt vrouwen wel degelijk om een moreel doordachte keuze te maken, juist ook als hun omgeving druk uitoefent om voor abortus te kiezen.

 

Als politieke eenheid zijn we immers ook een samenleving die stoelt op rechtsregels. We hebben het recht nodig om bij fundamentele vragen over leven en dood een vooraf gegeven wettelijk kader te scheppen. Het schrappen van abortus uit het strafrecht daarentegen, geeft de boodschap aan vrouwen – samen met hun partners, families en medici, en de samenleving als geheel – dat er op dit punt geen objectief morele grenzen zijn. Dat zou betekenen dat er geen goede reden is om de wensen voor een abortus in de weg te staan.

 

De initiatiefneemster vindt abortus niet moreel verwerpelijk en ziet dat ook niet als een criterium om abortus in het strafrecht te houden. Abortus gaat voor haar alleen om de vrije en zorgvuldige keuze van een vrouw over haar lichaam.[3] Hiermee gaat ze voorbij aan het feit dat keuzevrijheid als zodanig niet als moreel verwerpelijk moet worden beschouwd, maar wel het doden van het ongeboren kind. Voor de JPV is dat het uitgangspunt.

 

Met het wetsvoorstel wordt in de strafwetgeving geen duidelijke uitdrukking meer gegeven aan de strafbaarstelling en moraliteit van het bewust doden van een ongeboren kind. Het zorgvuldig opgestelde evenwicht in de WAZ vervalt. Dit sluit aan bij de tweede evaluatie van de WAZ uit 2020, waarin de opstellers van dat rapport aangeven dat artikel 296 Sr de basis vormt van de abortuswetgeving.[4]

 

Ook zien veel Nederlanders abortus als moreel verwerpelijk of op zijn minst als iets problematisch. Hoewel een ruime meerderheid zich kan vinden in wetgeving die zwangerschapsafbreking legaliseert, bestaat er geen consensus over de uiterste abortustermijn: 55% van de Nederlanders vindt dat de abortusgrens omwille van sociale redenen ruim onder de huidige grens van 24 weken moet liggen.[5]

 

Geen balans tussen zwangere vrouw en ongeboren kind

 

Bij de totstandkoming van de WAZ is gezocht naar een afweging tussen de beschermwaardigheid van het ongeboren kind en de beslissingsvrijheid van de vrouw. Deze balans is nu al scheef en slaat – als dit wetsvoorstel wordt aangenomen – nog verder door in het belang van de vrouw. De afgelopen jaren is in Nederland al de toegang tot abortus vergroot door het invoeren van een flexibele beraadtermijn en het verkrijgen van de abortuspil bij de huisarts. Maar zoals hierboven aangegeven, draait abortus volgens de initiatiefneemster alleen maar om de keuzevrijheid van de vrouw. Als dat zo is, speelt het belang van het ongeboren kind geen rol. En dat staat haaks op de bedoelingen van de huidige wet.

 

Het is ook belangrijk te beseffen dat het bij abortus gaat om een asymmetrische balans van belangen: voor de vrouw is de vraag hóe haar leven eruit komt te zien als ze haar kind geboren laat worden. Maar het belang van het ongeboren kind is of het überhaupt een leven heeft. Het gaat bij het kind om leven en dood. Deze belangen zijn niet in balans, dus dit vraagt om extra bescherming van het ongeboren kind.

 

Geen strafrechtelijke bescherming voor het kind vóór de levensvatbaarheid

 

De initiatiefneemster geeft wel aan dat de bescherming van het ongeboren kind wordt opgevangen met artikel 82 lid 1 Sr en artikel 82a Sr.

 

Artikel 82 lid 1 Sr luidt:

 

‘Onder zwaar lichamelijk letsel worden begrepen … afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw.’

 

Artikel 82a Sr luidt:

 

‘Onder een ander, of een kind bij of kort na de geboorte, van het leven beroven wordt begrepen: het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven.’

 

Het is de vraag of artikel 82 lid 1 Sr dezelfde bescherming biedt als artikel 296 Sr. Door het verwijderen van artikel 296 Sr is er vanuit het strafrecht geen bescherming meer voor een ongeboren kind vóór zijn levensvatbaarheid. Ook vermindert de bescherming van de zwangere vrouw.

 

Artikel 82 lid 1 Sr heeft namelijk alleen betrekking op een situatie van zwaar lichamelijk letsel bij de vrouw. Als de vrouw haar ongeboren kind verliest door toedoen van een ander, wordt deze dader niet vervolgd voor het doden van het kind maar voor het mishandelen van de vrouw. Het artikel geeft daarmee geen uitdrukking aan de beschermwaardigheid van het ongeboren kind.

 

Maar belangrijker nog: artikel 82 lid 1 Sr is kennelijk bedoeld voor situaties van mishandeling van de vrouw waarbij vruchtafdrijving het gevolg is. Het is sterk de vraag of het ook ziet op situaties waarin een vrouw zelf niet mishandeld wordt, maar bijvoorbeeld zonder haar instemming abortusmedicatie toegediend krijgt of een andere een abortieve behandeling ondergaat die niet aan de zorgvuldigheidseisen van de WAZ voldoet. Dit tast de bescherming van de vrouw aan. Er kan dan geen vervolging plaatsvinden omdat ze niet mishandeld is, terwijl ze wel haar kind kwijt is. Er zijn twee zaken bekend [6] waarin vrouwen zonder hun medeweten een aborterend middel kregen toegediend. Daarbij werd de strafmaat voor een belangrijk deel bepaald met behulp van artikel 296 Sr. Artikel 82 lid 1 Sr werd niet gebruikt door de rechter. Het is twijfelachtig of dit laatste artikel voldoende is voor rechters voor een veroordeling.

 

Ook kent artikel 296 Sr een minder zware bewijslast. Artikel 82 Sr suggereert dat ‘afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw …’ vast moet komen te staan. Maar op basis van artikel 296 Sr is het strafbaar als iemand ‘… een behandeling geeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat daardoor zwangerschap kan worden afgebroken, …’.

 

Verder biedt artikel 296 Sr bescherming tegen wanpraktijken. In de Tweede evaluatie van de WAZ werd er bijvoorbeeld op gewezen dat bij de totstandkoming van de WAZ de bepaling noodzakelijk geacht werd voor het geval de zwangerschapsafbreking zou worden verricht door anderen dan artsen.[7]

 

De initiatiefneemster wil verder dat de eisen uit het Besluit afbreking zwangerschap (Bafz) – dat maatregelen ter bescherming van de vrouw bevat – in een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) komen. Maar deze is er nog niet. In de bepalingen van de Bafz staat onder meer het advies aan de vrouw om zich na de behandeling onder controle te stellen van haar huisarts[8], dat er voldoende psychologische en maatschappelijke hulp beschikbaar moet zijn[9] en dat de abortuskliniek ervoor zorgt dat een vrouw na een abortus altijd voor een spoedeisende nabehandeling bij een arts terecht kan.[10] Ook staat in de Bafz expliciet dat abortusklinieken geen financieel belang mogen hebben.[11] Het is dus belangrijk dat het nieuwe AMvB dezelfde inhoud bevat, maar dat is dus nu niet zeker.

 

 

Tuchtrecht

 

De initiatiefneemster stelt voor dat bij misstanden het tuchtrecht van toepassing wordt. Maar het Medisch Tuchtcollege heeft beperkte mogelijkheden, omdat dit orgaan alleen de nalatigheid van zorgprofessionals kan beoordelen, niet de acties van kwaadwillende burgers. Het tuchtrecht heeft niet dezelfde symbolische en ontradende kracht als strafrechtelijke sancties: tuchtstraffen zijn niet bedoeld als bescherming van personen of de samenleving, maar om een correcte uitoefening van het medisch beroep te waarborgen.[12]

 

Geen noodzaak

 

Er is ook geen noodzaak voor het decriminaliseren van abortus. De huidige abortusregelgeving criminaliseert niet. Sowieso stelt artikel 296 Sr de zwangere vrouw niet strafbaar. Lid 5 van dat artikel maakt de hulpverlening door artsen in klinieken of ziekenhuizen met een WAZ-vergunning juist los van de strafrechtelijke context en regelt deze in een afzonderlijke wet die – gelet op de centrale rol van het vergunningsvereiste – eerder bestuursrechtelijk dan strafrechtelijk van aard is. Uit de tweede evaluatie blijkt ook dat strafbaarstelling de toegang tot abortus in de praktijk niet belemmert.[13]

 

Eén van de redenen om abortus uit het strafrecht te halen, is dat de initiatiefneemster zich afvraagt of het wettelijk kader in Nederland wel toekomstbestendig is. Volgens haar wordt het recht op abortus op steeds meer plekken in de wereld ingeperkt.[14] Ze wijst daarvoor naar Polen en de Verenigde Staten. Maar dat de toegang tot abortus onder druk staat in de wereld is pertinent onjuist. Sterker nog, er is juist een wereldwijde trend van een ruimere abortuswetgeving en beleidsontwikkelingen die abortusrechten bevorderen. Zo hebben in de voorbije 30 jaar meer dan 60 landen abortus mogelijk gemaakt of de voorwaarden ervan versoepeld (behalve in Polen, de Verenigde Staten, Nicaragua en El Salvador). Meer nog: sinds 2020 hebben Argentinië en Thailand abortussen gelegaliseerd, heeft Zuid-Korea abortus uit het strafrecht gehaald en heeft Nieuw-Zeeland zijn abortusbeperkingen versoepeld.[15]

 

Daarbij speelt ook dat de wetgeving en de politieke situatie in Polen en de Verenigde Staten niet hetzelfde zijn als in Nederland. De ontwikkelingen daar vormen dus geen gevaar voor de Nederlandse abortuswetgeving. De versoepelingen in de toegang tot abortus in de Nederlandse wetgeving in de afgelopen jaren zijn daar een bewijs van.

 

Ongeborene is ondergeschoven kindje

 

De initiatiefneemster geeft duidelijk aan dat voor haar abortus draait om de autonomie en keuzevrijheid van de zwangere vrouw. Mede door de verruiming van de toegang de afgelopen jaren in Nederland, komt het belang – en dus ook de bescherming – van het ongeboren kind steeds meer onder druk te staan. De initiatiefneemster stelt wel voor dat de kwaliteits- en zorgvuldigheidseisen uit de WAZ worden ondergebracht in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Maar hoe ziet de bescherming voor het ongeboren kind er in de praktijk uit, als alleen de keuze van de vrouw uiteindelijk telt? Wie erkent dat bij abortus een mens-in-ontwikkeling wordt gedood, beseft dat abortus haar plek in het strafrecht moet behouden.[16]

 

Het is van groot belang te onderkennen dat artikel 296 Sr juist zwangere vrouwen beschermt. Allereerst tegen een ongewenste of onzorgvuldige abortieve behandeling. En daarnaast ook in moreel opzicht, omdat zij hun beslissing bijna nooit in een sociaal vacuüm nemen. Vaak speelt de omgeving – bijvoorbeeld de partner en/of de ouders – een belangrijke rol, waarbij een morele worsteling van de zwangere vrouw nogal eens te weinig begrepen wordt. Deze zwangere vrouwen in een kwetsbare moeilijke situatie zijn gebaat bij een wettelijke erkenning van hun vaak aanwezige intuïtie, dat het aborteren van ongeboren leven allerminst moreel onverschillig is.

 

Advies:

 

Op basis van de hierboven vermelde argumenten vraagt de JPV, als juristenvereniging die opkomt voor het kwetsbare leven vanaf de conceptie tot aan de natuurlijke dood, aan de leden van de Tweede Kamer om dit wetsvoorstel niet te steunen.

 

[1] Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, artikel 6 lid 1, eerste zin

[2] Artikel 5 lid 1 WAZ

[3] Memorie van Toelichting p.10-11

[4] ZonMW: “Tweede Evaluatie Wet afbreking zwangerschap”, p. 32

[5] Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV): “Peiling: Nederlanders sterk verdeeld over abortus”, 23 september 2022, . https://www.npvzorg.nl/nieuws/peiling-nederlanders-sterk-verdeeld-over-abortus/#:~:text=Nederlanders%20verschillen%20sterk%20in%20hun,is%20aan%20feitenkennis%20over%20abortus

[6] Rechtbank Limburg, ECLI:NL:RBLIM:2021:3844; Rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2010:BN4447

[7] Kamerstukken II 1978/79, 15475, nrs. 1-4, p. 21

[8] Artikel 7 lid 1 Besluit Afbreking Zwangerschap

[9] Artikel 2 lid 1 Besluit Afbreking Zwangerschap

[10] Artikel 12 Besluit Afbreking Zwangerschap

[11] Artikel 9 Besluit Afbreking Zwangerschap

[12] Europees Instituut voor Bio-Ethiek: zal het nieuwe Belgische wetsvoorstel dat zwangerschapsafbreking uit de strafwet haalt werkbaar zijn?”, januari 2020

[13] ZonMW; ‘Tweede evaluatie Wet afbreking zwangerschap’, p.45

[14] Memorie van Toelichting, p.11

[15] Council and Foreign Relations: “Abortion Law: Global Comparisons”, Abortion Law: Global Comparisons | Council on Foreign Relations (cfr.org)

[16] Trouw: “Abortus gaat over ongeboren leven en hoort daarom echt in het strafrecht”, Diederik van Dijk, 5 januari 2023

Reacties uitgeschakeld voor Advies van de JPV over voorstel wetswijziging abortus uit het Strafrecht

Persbericht One of Us

Beslissing in de zaak M.L. tegen Polen, gepubliceerd op 14 december 2023: De Europese Federatie One of Us spreekt haar diepe bezorgdheid uit over het feit dat het leven en…

Beslissing in de zaak M.L. tegen Polen, gepubliceerd op 14 december 2023: De Europese Federatie One of Us spreekt haar diepe bezorgdheid uit over het feit dat het leven en de waardigheid van ongeboren kinderen met het syndroom van Down opnieuw over het hoofd zijn gezien door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). xxxx

tussenkop

Polen werd veroordeeld vanwege de twijfelachtige samenstelling van het Constitutionele Hof.

Het EHRM oordeelde niet op basis van artikel 3 (verbod op foltering en onmenselijke behandeling) om Polen te veroordelen en herinnerde eraan dat “er geen recht op abortus is op grond van artikel 8” (recht op privacy).

 

Reacties uitgeschakeld voor Persbericht One of Us

Abortus in de Grondwet bedreigt zowel de gewetensclausule als de vrijheid van meningsuiting

30 oktober 2023 Onderstaand stuk gaat over het opnemen van het recht op abortus in de Franse grondwet en is oorspronkelijk gepubliceerd op Le Figaro Vox op 31 januari 2023….

30 oktober 2023

Onderstaand stuk gaat over het opnemen van het recht op abortus in de Franse grondwet en is oorspronkelijk gepubliceerd op Le Figaro Vox op 31 januari 2023.

Op 1 februari zal de Senaat stemmen over het voorstel om het ‘recht op abortus’ in de Grondwet op te nemen door een nieuw artikel toe te voegen, 66-2, als volgt: “De wet garandeert de effectiviteit van en gelijke toegang tot het recht op vrijwillige zwangerschapsafbreking”. Zelfs als dit voorstel op zich de voorwaarden voor toegang tot abortus niet verandert, zal het als direct gevolg hebben dat de gewetensvrijheid van medisch personeel wordt bedreigd en de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt. Senatoren moeten gewaarschuwd worden voor deze zeer reële bedreiging.

Een voorstel dat de gewetensvrijheid bedreigt

Tot twee keer toe, in 2018 en 2020, hebben socialistische en groene volksvertegenwoordigers en senatoren toegezegd om de gewetensclausule voor abortus te schrappen. Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel uit 2020 was de afschaffing van de clausule nodig om “de stigmatisering [van vrouwen] en de moeilijkheden bij de toegang tot abortus die worden veroorzaakt door deze … gewetensclausule te verlichten”. Deze pogingen stuitten op het verzet van de vakbonden van gynaecologen en verloskundigen, evenals op dat van het Nationaal Raadgevend Comité voor de ethiek (CCNE in het Frans) dat in zijn advies van 8 december 2020 oordeelde dat “de specifieke gewetensclausule het unieke karakter van de medische handeling die abortus vertegenwoordigt onderstreept” en om ethische en praktische redenen moet worden gehandhaafd. Deze twee pogingen om de clausule te schrappen werden dus door de wetgever verworpen.

Deze keer is het op een indirecte en discrete – maar even gevaarlijke – manier dat de voorgestelde grondwetsherziening de gewetensvrijheid bedreigt. Door de staat te verplichten om de “doeltreffendheid” van de toegang tot abortus te garanderen, verplicht het de wetgever en de overheid om de obstakels die abortus belemmeren uit de weg te ruimen. Het gewetensbezwaar wordt door de promotors van abortus voorgesteld als het belangrijkste obstakel voor abortus in Frankrijk.

Als er eenmaal een grondwettelijk recht op effectieve toegang tot abortus wordt erkend, wat zou er dan gebeuren met de gewetensclausule, die alleen juridische waarde heeft? Het zou mogelijk worden om de afschaffing ervan te rechtvaardigen in naam van de grondwettelijke doelstelling van effectieve toegang tot abortus. Dat zou kunnen gebeuren door het Parlement, door de clausule in te trekken, of door een prioritaire grondwettigheidsvraag aan de Grondwettelijke Raad voor te leggen naar aanleiding van een zaak tegen een arts die bezwaar maakt.

Toegegeven, de garantie van de gewetensclausule was een essentiële voorwaarde voor de depenalisering van abortus en de Grondwettelijke Raad erkende in zijn beslissing van januari 1975 de grondwettelijke waarde van “de vrijheid van personen die worden opgeroepen om hun toevlucht te nemen tot of deel te nemen aan een abortus”. Maar als het recht op daadwerkelijke toegang tot abortus in de Grondwet is vastgelegd, moet de Constitutionele Raad dit misschien afwegen tegen de gewetensvrijheid. Hij zou dan kunnen oordelen dat dit voldoende gewaarborgd wordt door het ethische recht dat aan alle artsen, vroedvrouwen en verpleegkundigen wordt toegekend “om zorg te weigeren om professionele of persoonlijke redenen”, “behalve in noodgevallen of gevallen waarin ze een humanitaire plicht hebben”, of door de mogelijkheid om van beroep of specialiteit te veranderen. Dus geen enkele arts, verloskundige of verpleegkundige zou materieel verplicht zijn om een abortus uit te voeren of voor te schrijven; maar uiteindelijk zou zijn bezwaar ten koste gaan van zijn ontslag, of de keuze voor een ander beroep.

Het werkmodel van deze beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg zou dus verlaagd worden en op één lijn gebracht worden met dat van apothekers die, hoewel ze pillen voor medische abortussen leveren, geen gewetensclausule hebben. Het schrappen van de clausule zou het mogelijk maken om de toegang tot het medisch beroep geheel of gedeeltelijk afhankelijk te maken van de acceptatie om chirurgische of medische abortus uit te voeren en zou het ontslag van bezwaarmakers rechtvaardigen, zoals nu al het geval is voor apothekers. De Franse justitie heeft het ontslag van apothekers die bezwaar maken al bekrachtigd (Hof van Beroep van Parijs, 18 september 2018). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat discriminatie bij het aannemen van een verloskundige vanwege haar weigering om abortus uit te voeren, haar gewetensvrijheid niet schendt (Grimmark en Steén tegen Zweden, 12 maart 2020).

Wat betreft het ethische recht van artsen, verloskundigen en verpleegkundigen om zorg te weigeren, zou het waarschijnlijk niet effectiever zijn dan het recht van apothekers om “te weigeren een geneesmiddel af te leveren” dat wordt gewaarborgd in artikel R. 4235-61 van de code voor de volksgezondheid. Meer in het algemeen, als de wettelijke gewetensclausule wordt geschrapt, zien we niet in waarom de ethische clausule zou worden gerespecteerd. Dit ethische recht is minder een recht dan een uitzondering op een zorgplicht, omdat het alleen mogelijk is in aanwezigheid van “een essentiële en bepalende persoonlijke of professionele vereiste van de kwaliteit, veiligheid of doeltreffendheid van de zorg” (artikel L.1110-3 van de code de la santé publique). Indien dit niet het geval is, kan de beoefenaar veroordeeld worden voor “discriminatie bij de toegang tot preventie of verzorging”. Diegenen die een bezwaar aantekenen zouden zich dus geval per geval moeten verantwoorden en zich blootstellen aan disciplinaire en gerechtelijke procedures, waarvan de voorwaarden al zijn vergemakkelijkt door de wet van 26 januari 2016. Het volstaat te zeggen dat  beoefenaars die bezwaar maken een groot risico lopen op pesterijen.

Dit is dus zeker geen fictief gevaar.

Vandaag blijft abortus in de wet een uitzondering, met respect voor het leven als principe. Dit blijkt duidelijk uit artikel 16 van het Burgerlijk Wetboek: “De wet waarborgt het primaat van de persoon, verbiedt elke aantasting van zijn waardigheid en waarborgt het respect voor de mens vanaf het begin van zijn leven”. De herinnering aan dit principe vormt de inleiding van het boek van de Code de la santé publique gewijd aan abortus (artikelen L. 2211-1 tot L. 2223-2).

Als abortus wordt vastgelegd als een grondwettelijk recht, dan zou alle wetgeving met betrekking tot abortus en prenataal leven moeten worden gereorganiseerd rond dit principe. Van een uitzondering zou abortus een principe worden, terwijl het principe van gewetensvrijheid daarentegen in het beste geval een uitzondering zou worden. De CCNE lijkt dit te bevestigen wanneer ze in 2020 schrijft: “Het kan moeilijk zijn om het [de specifieke gewetensclausule] te verwijderen zolang een recht op abortus niet wordt erkend. ”

Deze reorganisatie rond het grondwettelijk recht op abortus zou andere essentiële wettelijke bepalingen aantasten, in het bijzonder artikel 16 van het Burgerlijk Wetboek, dat in tegenspraak zou zijn met de Grondwet. Het zou ook andere vrijheden aantasten, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting.

Een voorstel dat de vrijheid van meningsuiting bedreigt

Al in 2014 heeft de wetgever de strafbaarstelling van het belemmeren van abortus uitgebreid om websites en pro-life activisten te bestrijden die ervan beschuldigd worden druk uit te oefenen op zwangere vrouwen in nood. Sindsdien kunnen mensen die “de praktijk” van een abortus proberen te verhinderen, in het bijzonder “door morele en psychologische druk uit te oefenen”, twee jaar gevangenisstraf en een boete van 30.000 euro krijgen (art. L. 2223-2 van de Volksgezondheidscode).

De voorgestelde grondwetswijziging zou de vrijheid van meningsuiting verder beperken, omdat het “vastleggen” van abortus in de grondwet het tot een waarde maakt, een “dogma” dat het boven twijfel en democratische discussie plaatst. Kritiek leveren op abortus zou dan neerkomen op verzet tegen een waarde van de Republiek. De vrijheid van meningsuiting en het politieke debat zouden aanzienlijk worden beperkt. Abortus mag echter geen taboe blijven.

Dit grondwetsherzieningsproject is niet defensief, maar offensief

De paradox van dit parlementaire initiatief is dat de toegang tot abortus in Frankrijk sinds de Wet Veil (de Franse abortuswet ingevoerd door Simone Veil, red.) niet bedreigd wordt en ook nooit bedreigd is geweest. Het is waar dat er een groeiend aantal gewetensbezwaarden tegen abortus bestaat. Maar de schaarste aan gynaecologen en verloskundigen die bereid zijn om abortus uit te voeren, is grotendeels gecompenseerd door de verspreiding van de gemedicaliseerde abortus, die 70% van de abortussen in 2019 uitmaakt (volgens DRESS) en die door elke arts of verloskundige kan worden voorgeschreven, zelfs via videoconsultatie, en door de toestemming die aan verloskundigen is verleend om chirurgische abortussen uit te voeren. Bovendien heeft de prijsstijging van abortus sinds 2022 deze praktijk financieel aantrekkelijk gemaakt. Geen enkele vrouw in Frankrijk wordt dus verhinderd om een abortus te ondergaan en de toegang tot abortus wordt op geen enkele manier bedreigd. Als bewijs: het aantal abortussen is nog nooit zo hoog geweest in Frankrijk, met 223.000 in 2021, in tegenstelling tot onze Europese buren waar het minder dan de helft van dat aantal is en blijft dalen.

Wat betreft de dreiging van de afschaffing van abortus door een hypothetische parlementaire meerderheid die tegen abortus is, die is al geneutraliseerd door de beslissing van de Constitutionele Raad van 27 juni 2001 om abortus te beschouwen als rechtstreeks voortvloeiend uit het grondwettelijke principe van individuele vrijheid.

Het lijkt er daarom op dat het doel van dit grondwetsherzieningsproject niet defensief, maar offensief is. Het doel is niet zozeer om abortus te beschermen, maar om het te bevrijden van zijn status als een uitzondering op het respect voor het leven om er een recht op zich van te maken, een organiserend principe. Dit zou niet alleen een enorme symbolische kracht hebben, maar ook verwoestende gevolgen voor de rechten en vrijheden die gebaseerd zijn op het voorgaande principe van respect voor menselijk leven, in het bijzonder voor de vrijheden van geweten en meningsuiting.

Zelfs Simone Veil zou zich omdraaien in haar graf. Zij is het die voor de Vergadering verklaarde: “Ik zeg het met volle overtuiging: abortus moet de uitzondering blijven, het laatste redmiddel voor situaties waarin geen andere oplossing voorhanden is”, en over de abortuswetgeving zei ze “dat zelfs als deze abortus niet langer verbiedt, ze er nog steeds geen recht op mag creëren”. Wat de gewetensclausule betreft, gaf ze de verzekering dat “het vanzelfsprekend is dat geen enkele arts of paramedicus ooit verplicht zal worden om hieraan mee te werken”.

Laten we hopen dat de Senaat haar ongelijk niet zal bewijzen.

Reacties uitgeschakeld voor Abortus in de Grondwet bedreigt zowel de gewetensclausule als de vrijheid van meningsuiting

Wijzigingen in de Belgische abortuswetgeving?

10 juli 2023 In oktober 2021 hebben de fractieleiders van de meerderheidspartijen van het Belgisch parlement een studie en evaluatie gevraagd aan de Belgische universiteiten over de praktijk en de…

10 juli 2023

In oktober 2021 hebben de fractieleiders van de meerderheidspartijen van het Belgisch parlement een studie en evaluatie gevraagd aan de Belgische universiteiten over de praktijk en de wetgeving van de vrijwillige zwangerschapsafbreking. Daarvoor werd een wetenschappelijk comité opgericht dat in april haar aanbevelingen en conclusies publiceerde.

De oorspronkelijke abortuswetgeving zocht een evenwicht tussen de bescherming van het ongeboren leven en de noodsituatie van de vrouw. De beschermwaardigheid vergroot naarmate de zwangerschap vordert: na 12 weken is abortus enkel mogelijk om medische redenen. Die uitgangspunten blijven actueel, al trachten voorstanders van een ongelimiteerd abortusrecht die principes weg te zetten als achterhaald. In 2018 was er een eerste aanpassing waarbij de noodsituatie werd geschrapt, het verhinderen van abortus als een misdrijf werd bestempeld, een verwijzingsplicht voor de arts werd ingevoerd en de bedenktermijn in geval van hoge spoed werd afgeschaft.

De verlenging van de abortustermijn

Jaarlijks trekken tussen de 330 en 800 Belgische vrouwen naar Nederland voor een zwangerschapsafbreking. Daarom pleit het comité in België voor een abortustermijn tot 18 weken zwangerschap, enkele weken onder de levensvatbaarheidsgrens.

Tijdens de werkzaamheden van het comité in 2022 en 2023 was er een debat over de pijnbeleving van de foetus: de wetenschap is daarover niet eenduidig. Sommige studies wijzen erop dat de foetus vanaf 12 weken pijn zou kunnen voelen, maar dit is voor het comité geen reden om een veiligheidsmarge te hanteren. Zij legt de grens tussen 22 en 26 weken na de conceptie.

Het beleven van pijn als voorwaarde om een abortus uit te voeren, is merkwaardig: als iemand geen pijn voelt, dan is er blijkbaar geen beletsel om het leven te beëindigen.

Na de periode van 12 weken zwangerschap blijft abortus tot aan de geboorte mogelijk omwille van ernstige medische redenen bij zowel het kind als de vrouw. De voorwaarden worden wel versoepeld. Nu moet er sprake zijn van “zekerheid” van een bijzonder ernstige en ongeneeslijke aandoening bij het ongeboren kind. In de toekomst zou het gaan om een ernstig risico, wat minder rechtszekerheid aan het ongeboren kind biedt. Ook zou de vrouw haar zwangerschap tijdens de hele duur kunnen afbreken als zij ernstige mentale problemen ondervindt.

De afschaffing van de bedenktijd

Het comité stelt voor om de huidige bedenktijd te vervangen door een flexibele termijn. De bedenktijd is echter nodig om na te gaan of alternatieven zoals adoptie, tijdelijke opvang via pleegouderschap of toch zelf ouder worden geen oplossing kunnen bieden. Jammer genoeg worden die opties en de bedenktijd gestigmatiseerd als ouderwets, vrouwonvriendelijk of een aantasting van het zelfbeschikkingsrecht. Alleen als alle andere opties effectief ter sprake komen, kan de vrouw een doordachte en geïnformeerde keuze maken die zowel de vrouw als haar ongeboren kind en de samenleving ten goede komt.

Abortus als onderdeel van de gezondheidszorg

Voor het comité maakt abortus deel uit van de gezondheidszorg. Daardoor zouden de rechten van de patiënten beter beschermd zijn op het vlak van informatie met garanties op een kwaliteitsvolle praktijkuitvoering in de gezondheidszorg. De erkenning van abortus als een volwaardig gezondheidsrecht zorgt ervoor dat deze handeling als een gewone ingreep wordt beschouwd waarbij het voor gezondheidswerkers moeilijker wordt om zich te beroepen op het gewetensbezwaar.

De uitbreiding naar 18 weken vraagt nieuwe faciliteiten waar deze ingrepen kunnen plaatsvinden. Abortussen in de tweede trimester worden uitgevoerd door middel van de medicamenteuze abortus waarbij de bevalling wordt ingeleid of door chirurgische abortus. Deze laatste methode werd door een lid van het comité bestempeld als gewelddadig, anachronistisch en incoherent als er een andere techniek beschikbaar is.

Uit het strafrecht?

Vrouwen die buiten de wettelijke voorwaarden een abortus laten uitvoeren, zouden niet meer worden bestraft. Alleen artsen of andere zorgverstrekkers zouden nog kunnen worden gesanctioneerd, met als hallucinant gevolg dat in die situatie elke zwangerschap kan worden onderbroken tot vóór het geboortemoment zonder strafrechtelijke gevolgen voor de vrouw.

Als enkel het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw telt zonder rekening te houden met het belang van het ongeboren kind, dan is zelfs de keuze voor een abortus tijdens de hele zwangerschap ideologisch te verantwoorden.

Conclusie

Alhoewel het comité het evenwicht tussen de bescherming van het ongeboren kind en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw benadrukt, zal de goedkeuring van de voorstellen die bescherming uithollen.

Een samenleving mag het abortusdebat voeren met wijzigingen aan de wetgeving, maar dan wel één waarbij eveneens het ongeboren leven, in welk stadium het zich ook bevindt, onze bescherming geniet. Ook die rechten verdienen een plaats in de Belgische grondwet.

Dit artikel verscheen eerder in het magazine Leef, nummer 3, juni 2023

Reacties uitgeschakeld voor Wijzigingen in de Belgische abortuswetgeving?

Bufferzones in strijd met het demonstratierecht?

5 juli 2023 In Nederland groeide de afgelopen jaren het aantal bufferzones bij abortusklinieken. Bij een bufferzone moeten wakers op een afstand staan van de abortuskliniek, wat het lastiger maakt…

5 juli 2023

In Nederland groeide de afgelopen jaren het aantal bufferzones bij abortusklinieken. Bij een bufferzone moeten wakers op een afstand staan van de abortuskliniek, wat het lastiger maakt om mensen aan te spreken. Ook beperkt dit het demonstratierecht van de wakers. Maar het demonstratierecht is een mensenrecht, een gemeente mag dit recht dus niet zomaar beperken.

Het demonstratierecht is vastgelegd in onze Grondwet. Maar het staat ook onder meer in het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Demonstreren is dus een mensenrecht. Burgermeesters moeten demonstraties faciliteren en de demonstranten beschermen. Ook behoort een demonstratie plaats te vinden binnen het zicht- en hoorafstand van het doel.

Een burgermeester moet bij elke aanmelding van een demonstratie opnieuw kijken of hij beperkingen nodig vindt. Een burgermeester mag een demonstratie alleen beperken ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Dat staat in de Wet openbare manifestatie (WOM).

Meer beperkingen

Wakers kregen de afgelopen jaren vaker te maken met beperkingen. Abortusvoorstanders vinden het demonstratierecht wel waardevol. Maar ze zien het waken en aanspreken als een inbreuk op het grondrecht

op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de kliniekbezoekers. Zij zetten zich daarom in voor een bufferzone bij elke abortuskliniek. Zo riep het Humanistisch Verbond het publiek een aantal jaren terug op om burgermeesters een brief te schrijven met het verzoek om (ruimere) bufferzones in te stellen. Naar aanleiding daarvan organiseerde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2021 een bijeenkomst waarin besproken werd hoe gemeenten moesten omgaan met abortusdemonstraties.

Janneke Anker, coördinator waker bij Schreeuw om Leven, zag hoe ook de coronamaatregelen gebruikt werden om beperkingen op te leggen. “Vóór de coronapandemie was er al veel weerstand, zowel door voorbijgangers als vanuit gemeenten. Maar tijdens de pandemie gebruikten gemeenten de afstandsregel van 1,5 meter om afstand te creëren tussen de wakers en de bezoekers van de abortuskliniek.” Max Vermeij, advocaat van Schreeuw om Leven, noemt dit “gelegenheidsargumenten”. Maar andere gemeenten volgden deze redenering en langzamerhand ontstonden er bufferzones. “Na de afschaffing van de coronamaatregelen kon dit niet worden teruggedraaid”, vertelt Anker. Vervolgens werden nieuwe argumenten aangevoerd om bufferzones in stand te houden. Het ging dan bijvoorbeeld om de verkeersveiligheid of het gevaar voor de geestelijke gezondheid van de vrouwen die de kliniek bezochten.

Vermeij: “Er lopen nu een aantal rechtszaken van Schreeuw om Leven tegen onder meer Groningen, Arnhem en Eindhoven. De intensiteit verschilt per zaak. Maar ze gaan allemaal over wakers die bij de ingang van een abortuskliniek willen staan om een gesprek te kunnen beginnen. Maar wakers moeten van de gemeente naar de overkant van de kliniek, of 100 of 200 meter verderop staan. Daar procederen we tegen.”

Ondanks de weerstand heeft Anker wel goede ervaring met de uitvoerende kant van de overheid: “Het contact met gemeentelijke handhavers die komen observeren, is plezierig. Als er iets is, kun je dat zeggen. Ze houden alle belangen in beeld, ook de veiligheid van de wakers. Ook het contact met de gemeente als ik een demonstratie aanmeld, is goed”. Ook de politie handelt prima, vindt Anker. De weerstand komt vooral vanuit de burgermeesters die een politiek belang hebben en worden aangeschreven door pro-choice organisaties.”

Wat is een wanordelijkheid?

Burgermeesters stellen meestal beperkingen aan het waken ter voorkoming van wanordelijkheden. Er is echter geen definitie van het begrip wanordelijkheid. Ook is er geen consensus over wat een wanordelijkheid inhoudt. Amnesty International schreef in haar rapport dat eind 2022 uitkwam dat er pas sprake is van wanordelijkheid bij ‘grootschalige onlusten en rellen waarbij een groot aantal personen over de schreef gaat’. Ook moet er volgens de organisatie sprake zijn van bestuurlijke overmacht; de situatie is zelfs met voldoende politie-inzet niet te beteugelen.

Vermeij nuanceert dit: “Uit de Nederlandse rechtspraak blijkt dat het niet zo ver hoeft te komen. Maar het moet wel meer zijn dan een verstoring van de openbare orde.” Maar niet alle burgermeesters weten dit, lijkt het. Zo wijzen zij soms naar de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Daarin kan staan dat het aanspreken of achternalopen van iemand strafbaar is. Maar de APV gaat over de openbare orde. En omdat wanordelijkheid over meer gaat dan de openbare orde, kan een burgermeester zich niet alleen beroepen op de APV.

Verder hangt het gevaar voor wanordelijkheden af van de omstandigheden in een bepaalde situatie. Het maakt ook niet direct uit wie verantwoordelijk zijn voor de wanordelijkheden. “Wel wordt vaak gezegd dat de wakers agressie veroorzaken”, vertelt Anker. De wakers hebben namelijk soms te maken met (voornamelijk verbale) agressie van voorbijgangers. Ook ziet men het aanspreken als een wanordelijkheid omdat het hinderlijk of zelfs intimiderend zou zijn. Anker: “Maar we benaderen mensen juist met veel respect en geven alleen een folder. We praten alleen met iemand als die dat wil. Maar mensen zien dat vaak als hinderen en als iets dat leidt tot wanordelijkheden.” Opvallend genoeg lieten de burgermeesters in hun reactie op de eerder genoemde brievenactie van het Humanistische Verbond weten dat ze geen klachten hadden ontvangen over de wakers. Anker denkt dat de weerstand vooral komt door het onderwerp.

Naar Raad van State

In juli 2020 leek er duidelijkheid te zijn over het begrip wanordelijkheid. Een rechter oordeelde in een zaak tussen de pro-life organisatie Stichting Donum Domini en gemeente Heemstede dat het aanspreken van mensen onder wanordelijkheid viel. Volgens de rechter ging het bij het aanspreken niet meer om het uitdragen van een maatschappelijk probleem, maar om het aankaarten van een individuele zaak bij een individueel persoon. Hiervoor was het recht op demonstratie niet bedoeld, vond hij. Vermeij: “Diverse burgermeesters gebruikten de uitspraak als argument om beperkingen op te leggen aan wakers.”

Maar eind 2022 oordeelde een rechter in twee andere zaken over demonstraties bij dezelfde abortuskliniek –tussen Donum Domini en Pro-Life Heemstede tegen de gemeente Haarlem – dat het aanspreken geen wanordelijkheid was. Ook mochten de wakers van Pro-Life Heemstede bij de ingang van de abortuskliniek staan. En niet op 25 meter afstand zoals de gemeente graag wilde. In de zaak van Donum Domini oordeelde de rechter wel dat de wakers op 25 meter van de kliniek moesten staan. Maar niet in een demonstratievak aan de overkant van de kliniek met een drukke weg tussen de wakers en de kliniek, zoals de gemeente wilde. Dat vond de rechter een te grote inbreuk op het demonstratierecht.

De gemeente Haarlem ging daarna in beroep bij de Raad van State. Ze wil duidelijkheid over wat een wanordelijkheid is. De uitspraak – belangrijk voor het demonstratierecht in Nederland in het algemeen – wordt in de loop van 2023 verwacht. Volgens Vermeij is het Europees recht in het voordeel van de wakers: het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde namelijk in 2017 dat de keuze voor de manier van demonstreren een belangrijk onderdeel is van het demonstratierecht. Als de uitspraak van de Raad van State in het nadeel van de wakers uitvalt, stapt Vermeij naar het EHRM.

Dit artikel verscheen eerder in het magazine Leef, nummer 2, April 2023

Reacties uitgeschakeld voor Bufferzones in strijd met het demonstratierecht?

Voorbij het individualisme

5 juli 2023 Hoe kunnen we de nieuw opgelaaide discussies over abortus, ethisch gezien, beter begrijpen? De Dobbs vs. Jackson-uitspraak van het hoogste Gerechtshof van de Verenigde Staten (24 juni…

5 juli 2023

Hoe kunnen we de nieuw opgelaaide discussies over abortus, ethisch gezien, beter begrijpen? De Dobbs vs. Jackson-uitspraak van het hoogste Gerechtshof van de Verenigde Staten (24 juni 2022) helpt ons daarbij. Dit arrest heeft ook in Nederland veel losgemaakt. Zoals het burgerinitiatief om abortus ‘uit het strafrecht’ te halen. Een vergelijking van de onderliggende denklijnen die bij dit arrest en bij genoemd burgerinitiatief naar voren komen, legt wat mij betreft de zwakke plek bloot van het betoog voor abortus(verruiming) in onze tijd.

Verenigde Staten

De uitspraak in “Dobbs” weerlegt de stelling dat abortus een constitutioneel recht, of een fundamenteel mensenrecht is. Daarvoor weegt het Hof de argumenten uit de oudere uitspraken (1973 en 1995) waarin dit standpunt wel was ingenomen. Daarin was een recht op abortus afgeleid uit het privacyrecht, en uit de menselijke waardigheid en autonomie. Dit omdat hieruit zou voortvloeien dat iemand zijn eigen leven zelf moet kunnen bepalen.

Het Hof relativeert vervolgens deze redenering door duidelijk te maken dat “vrijheid” geen onbeperkt recht kan zijn, maar dat in de staat een “geordende vrijheid” bestaat en dan is vrijheid dus altijd beperkt doordat in de wetgeving belangen moeten worden afgewogen. Het Hof constateert vervolgens dat ook de eerdere arresten uit 1973 en 1995 een afweging inhielden tussen “potentieel leven” (zoals in die uitspraken zo genoemd), en de belangen van een vrouw die abortus wenst. Daarbij stelt het Hof nu nadrukkelijk vast dat die afweging een “diepe morele vraag” inhoudt. En daarom, aldus het Hof, is abortus geen fundamenteel recht maar moet elke wetgever die morele afweging maken. Hoe die afweging uitvalt hangt vooral af van hoe de wetgever de waarde van het ongeboren leven ziet.

In dit arrest zien we dus twee perspectieven op abortus tegenover elkaar:

  1. Het gaat hier (mogelijk) over menselijk leven, in elk geval over een diepe morele vraag.
  2. Het gaat hier alleen maar over de keuzevrijheid van de vrouw. Die beslist of het een ethisch vraagstuk is en wat de uitkomst daarvan is.

Abortus uit het strafrecht?

In het recente Nederlandse debat zien we precies dezelfde twee perspectieven tegenover elkaar staan. Volgens het eerste perspectief is een afbakening van belang binnen het Wetboek van Strafrecht. Immers, voor zover abortus niet is toegestaan, is dit omdat menselijk leven wordt beschermd door het strafrecht, omdat mensen dit behoren te eerbiedigen. Niet een louter medisch-technische afweging, maar een ethische afweging over leven en dood ligt ten grondslag aan de abortusgrens. En het leven (vlak) voor de geboorte verschilt niet wezenlijk van het leven na de geboorte, zodat ook bij ongeboren leven op zijn minst een strafrechtelijke afbakening noodzakelijk is.

Voorstanders van het burgerinitiatief echter ontkennen elke publiek-ethische dimensie bij abortus. Zij stellen dat alléén de vrouw zelf eventueel die ethische vraag naar het levensbegin eventueel kan stellen, en beantwoorden. Die redenering past in een consequent individualistisch autonomieliberalisme, omdat het uitgaat van de fictie dat de vrouw dit zelfstandig autonoom bepaalt.

Niet zelfstandig autonoom

Nu is de laatste jaren de trend zichtbaar dat dit liberalisme terrein verliest. Steeds meer mensen zien dat met name die eerstgenoemde fictie onrealistisch is. Omdat iedereen elkaar nodig heeft in het leven en elkaar beïnvloedt. Gemeenschapsdenken is meer invloedrijk geworden, getuige de belangstelling voor boeken als Morality van Jonathan Sachs. Bovendien zien we overal, bij liberalen en populisten, een verlangen naar nationale morele consensus over basiswaarden. We hebben het recht nodig om bij fundamentele vragen over leven en dood een voorafgegeven kader te scheppen.

Daarentegen, het schrappen van abortus uit het strafrecht, betekent de boodschap aan vrouwen – samen met hun mannen, families en medici – dat er geen objectieve morele grenzen zijn. En daarmee zouden we tegen die vrouwen eigenlijk zeggen: luister maar naar die bezwaren tegen je zwangerschap, er is toch geen echte morele reden tegen abortus.

Maar: we kunnen er niet omheen dat een beslissing over abortus onvermijdelijk wel degelijk een ethische afweging over menselijk leven is. De minste bescherming die we vrouwen, die hiermee worstelen, dan ook moeten bieden, is het erkennen van die “diepe morele vraag”. Daarvoor is van belang dat door abortus in het strafrecht benoemd blijft. Daarnaast geeft dit uitdrukking aan het feit: het kan niet subjectief-individueel menselijk bepaald worden wanneer het menselijk leven beschermwaardig is.

Dit artikel verscheen eerder in het magazine Leef, nummer 2, April 2023

Reacties uitgeschakeld voor Voorbij het individualisme

Ongeboren leven verdient bescherming

Naar aanleiding van een rapport over de uitbreiding van de abortustermijn (met ook de afschaffing van de bedenktijd en het wegvallen van het vermelden van alternatieven), werd onderstaand opiniestuk gepubliceerd…

Naar aanleiding van een rapport over de uitbreiding van de abortustermijn (met ook de afschaffing van de bedenktijd en het wegvallen van het vermelden van alternatieven), werd onderstaand opiniestuk gepubliceerd in het tijdschrift voor Belgische huisartsen, “de Artsenkrant” op 20 april 2023.  Patrick Garré is kritisch over de voorstellen van het Wetenschappelijk Comité tot hervorming van de Belgische abortuswetgeving.   

Inleiding

In oktober 2021 hebben de fractieleiders van de meerderheidspartijen van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (het equivalent van de Nederlandse Tweede Kamer) een studie en evaluatie gevraagd aan de Belgische universiteiten over de praktijk en de wetgeving van de vrijwillige zwangerschapsafbreking. Daarvoor werd een wetenschappelijk comité opgericht dat in april van dit jaar haar aanbevelingen en conclusies publiceerde.[1]

De opstellers van de Belgische abortuswetgeving uit 1990 zochten een evenwicht tussen de bescherming van het ongeboren leven en de nood waarin een vrouw zich kan bevinden. Enkel als er sprake was van een noodsituatie, kon de zwangerschap worden afgebroken. De beschermwaardigheid werd ook groter naarmate de zwangerschap vordert: na 12 weken is een abortus enkel mogelijk om medische redenen. In 2018 was er een eerste aanpassing, met onder andere het schrappen van de voorwaarde van de noodsituatie, de bestraffing van het verhinderen van een vrouw tot een zorginstelling, de verplichting van de arts die niet aan deze ingreep wil meewerken om door te verwijzen en het afschaffen van de bedenktermijn in geval van een dringende medische reden.[2]

Het onderstaande opiniestuk verscheen in de Artsenkrant (20 april 2023), een Belgisch weekblad voor huisartsen dat uitgegeven wordt door Roularta HealthCare.

Wetenschappelijk Comité ter evaluatie van de abortuswet- en praktijk in België

Op vraag van de Belgische regering heeft, in het artikel “Wetenschappelijk comité adviseert bijsturing abortuswetgeving”, Artsenkrant 30 maart 2022 “pleit het wetenschappelijk comité onder co-voorzitterschap van mevrouw Kristien Roelens, om in België de wachttijd van 6 dagen af te schaffen en de uiterste limiet om abortus toe te passen, zonder opgave van reden, op te trekken tot 18 en zelfs 20 weken zwangerschap. Over het lot van het ongeboren kind wordt er door deze groep nergens melding gemaakt: blijkbaar heeft de mens in wording geen enkel recht. Nochtans zochten de opstellers van de Belgische abortuswetgeving uit 1990 een evenwicht tussen de bescherming van het ongeboren leven en de terechte nood waarin een vrouw zich kan bevinden. Enkel als er sprake was van de intussen afgeschafte noodsituatie, kon de zwangerschap worden afgebroken. De beschermwaardigheid wordt ook groter naarmate de zwangerschap vordert: na 12 weken is een abortus enkel mogelijk om medische redenen. Deze uitgangspunten blijven actueel, ook al trachten voorstanders van een ongelimiteerd abortusrecht deze principes weg te zetten als achterhaald en reactionair.

Wachttijd

In die context – waarbij die bescherming trouwens heel relatief bleek en de voorbije decennia abortus meer en meer als een recht werd voorgesteld – is er een wachttijd voorzien van 6 dagen om na te gaan of alternatieven zoals adoptie, tijdelijke opvang via pleegouderschap of toch zelf ouder worden geen oplossing kunnen bieden. Jammer genoeg worden deze opties en daarbij ook die wachttijd dermate gestigmatiseerd en als ouderwets, vrouwonvriendelijk of een aantasting van het zelfbeschikkingsrecht voorgesteld. Al wie mogelijke alternatieven verdedigt, krijgt een zelfde etiket krijgt opgepakt. Nochtans moeten zij wel degelijk een kans krijgen en komen die zowel het ongeboren kind als de vrouw ten goede.

Levensvatbaarheidsgrens

De levensvatbaarheidsgrens, die wordt gebruikt om de abortusgrens te bepalen en al dan niet bescherming blijft een zeer arbitraire scheidingslijn. In de praktijk blijkt dat die kunstmatige grens, het moment waarop de baby in principe buiten de moederschoot zou kunnen overleven, nauwelijks strookt met de harde werkelijkheid voor veel extreem premature baby’s die veel te vroeg het levenslicht zien. Deze pasgeborenen hebben zoveel medische zorg, begeleiding, warmte en liefde nodig dat je die scheidingslijn nooit als een objectief criterium kan gebruiken om over dood of leven te kunnen beslissen.

De voorgestelde 20 weken heeft een artificieel karakter, je kan dan evengoed pleiten om de grens te leggen tot aan de geboorte, zoals ook de Groene partij in Duitsland ooit heeft voorgesteld. Als alleen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw primeert zonder effectief rekening te houden met het belang van het ongeboren kind, dan is zelfs de keuzevrijheid voor een abortus tijdens de hele zwangerschap ideologisch te verantwoorden.

Conclusie

Een samenleving mag zeker het abortusdebat voeren met mogelijke wijzigingen aan de wetgeving, maar dan wel één waarbij eveneens het ongeboren leven, in welk stadium het zich ook bevindt, onze bescherming geniet. Ook deze rechten verdienen een plaats in onze grondwet.

Auteur: Patrick Garré, jurist en bestuurslid van de Nederlandse Juristenvereniging Pro Vita (niet te verwarren met de Belgische organisatie Pro Vita).

Noten

[1] Wetenschappelijk Comité ter evaluatie van de abortuswet- en praktijk in België. Studie en evaluatie van de abortuswet- en praktijk in België. April 2023: https://vlir.be/wp-content/uploads/2023/03/230411-Abortion-law-and-practice-in-Belgium-uitgebreid-rapport_NL.pdf

[2] Mr. P.L. Garré: “Kan de aangepaste Belgische abortuswet ook Nederland inspireren?”, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, aflevering 4, 2019.

 

 

Reacties uitgeschakeld voor Ongeboren leven verdient bescherming

Het formuleren van een interpretatieve verklaring van het recht op leven voor de geboorte

2 april 2023 Samenvatting In het artikel Formulating an “interpretative declaration” on the application of the right to life from before birth van Grégor Puppinck uit hoe de comités van…

2 april 2023

Samenvatting

In het artikel Formulating an “interpretative declaration” on the application of the right to life from before birth van Grégor Puppinck uit hoe de comités van de Verenigde Naties (VN) en internationale gerechtshoven proberen om lidstaten van de VN te verplichten om abortus te legaliseren in bepaalde omstandigheden. Dit gebeurt via een restrictieve interpretatie van het recht op het leven, al dan niet gecombineerd met een extensieve interpretatie van het recht op privacy. Een dergelijke uitgebreide interpretatie strookt echter niet met wat de International Law Commission verstaat onder een ’interpretatieve verklaring‘ zoals uitgelegd in de Guide to Practice on Reservations to Treaties. Een interpretatieve verklaring mag niet worden verward met een voorbehoud: zij herziet het verdrag immers niet.

Een interpretatieve verklaring dient ervoor om – als dit mogelijk is – de bedoeling van een Staat die partij is bij een verdrag te verduidelijken, te zorgen voor de juiste uitleg van dat verdrag, zonder dat dit het bindende karakter van een voorbehoud heeft. Staten kunnen individueel of gezamenlijk zo’n interpretatieve verklaring opstellen, maar de uitlegging ervan mag er niet toe leiden dat de inhoud van een verplichting wordt gewijzigd.

Met de interpretatieve verklaring laten de ondertekenaars de andere verdragsluitende staten en de internationale organisaties weten dat zij de begrippen “persoon” of “menselijk leven” dat recht heeft op leven, zo interpreteren dat het van toepassing is op de persoon vanaf de geboorte. Dit verplicht een staat echter niet om de bescherming die zij aan het prenatale leven verleent, te verminderen. Een interpretatieve verklaring van een staat wijzigt zijn nationaal recht niet en ook de derde staten die partij zijn bij mensenrechtenverdragen zijn er niet door gebonden.

Voor mensenrechtenorganen is een interpretatieve verklaring ook niet bindend, maar ze moeten het wel in aanmerking nemen om de omvang van de verbintenis van de staat te kennen. Toch is een rechterlijke of quasi-rechterlijke uitlegging van het recht op leven waarbij de prenatale periode van de werkingssfeer wordt uitgesloten, uitgesloten: dit is immers in strijd zijn met het algemene beginsel van het mensenrechtenrecht volgens hetwelk geen enkele bepaling van een verdrag mag worden “opgevat als een beperking of afwijking van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden die kunnen worden gewaarborgd krachtens de wetten van een Hoge Verdragsluitende Partij of krachtens enige andere overeenkomst waarbij zij partij is.”

De verschillende mensenrechtenverdragen sluiten bovendien niet uit dat ook het menselijk leven vóór de geboorte onder de werkingssfeer van het recht op leven valt. Voorbeelden hiervan zijn het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Amerikaanse Verdrag inzake de rechten van de mens.

Het recht op leven kan dus niet zo worden uitgelegd dat staten verplicht zouden zijn om vrijwillige zwangerschapsafbreking, dat dit leven juist beëindigt, op te nemen als een recht in hun nationale wetgeving of grondwet.

—-

Bij meerdere gelegenheden hebben VN-comités en internationale rechtbanken de verplichting van staten bevestigd om abortus in bepaalde omstandigheden te legaliseren. Om dit te doen, hebben deze instanties verschillende benaderingen gevolgd om het prenatale leven van zijn bescherming te beroven.

Het Mensenrechtencomité heeft in zijn laatste herziening van Algemeen Commentaar nr. 36 over het recht op leven in 2018 voor een radicale aanpak gekozen door alle bestaande verwijzingen in de oorspronkelijke tekst naar het ongeboren kind te schrappen, zodat ook de kwestie van zijn rechten zou verdwijnen [1].

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevestigt dat “artikel 2 van het Verdrag [met betrekking tot het recht op leven] zwijgt over de temporele beperkingen van het recht op leven”[2]. Bijgevolg erkent het Hof dat staten binnen hun beoordelingsmarge “het beginpunt van het recht op leven”[3] en dus van de bescherming ervan kunnen bepalen.

Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens verklaart dat “de bescherming van het recht op leven niet absoluut is, maar veeleer geleidelijk en progressief naar gelang van zijn ontwikkeling”[4].

Het vermogen van deze instanties om de praktijk van abortus te gedogen of zelfs de legalisering ervan op te leggen, is dus gebaseerd op een restrictieve interpretatie van het recht op leven, die ertoe neigt het prenatale leven uit te sluiten, waaraan doorgaans een extensieve interpretatie van het recht op privacy wordt toegevoegd, die ertoe neigt abortus op te nemen. Deze interpretaties wijken radicaal af van de oorspronkelijke bedoeling van de opstellers van de grote internationale verklaringen van de rechten van de mens, die niet voor ogen hadden dat hun teksten zouden kunnen worden gebruikt om een subjectief recht op abortus te ondersteunen. Dit is des te duidelijker doordat abortus destijds in de meeste landen strafbaar was. Het is dus via een uitgebreide interpretatie van de verdragen dat dergelijke uitspraken of beslissingen aan staten worden opgelegd.

Om zich tegen deze onrechtmatige interpretaties te verzetten, ondertekenden een aanzienlijk aantal staten (37 staten in oktober 2022) de Geneva Consensus Declaration on the Promotion of Women’s Health and the Strengthening of the Family, waarvan de Verenigde Staten in een brief van 2 december 2020 een kopie hebben overhandigd aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. [5] Met deze verklaring “bevestigen de staten opnieuw dat er geen internationaal recht op abortus bestaat, noch een internationale verplichting van staten om abortus te financieren of te faciliteren, in overeenstemming met de reeds lang bestaande internationale consensus dat elke natie het soevereine recht heeft om programma’s en activiteiten uit te voeren die in overeenstemming zijn met haar wetten en beleid”.”

Deze verklaring is belangrijk. Zij is echter niet gericht tot een bepaald internationaal instrument en kan worden genegeerd door rechters en deskundigen die zitting hebben in internationale rechtbanken en rechtsprekende instanties . Het doel van deze nota is een techniek van internationaal recht te laten zien waarmee dezelfde boodschap op een formele manier kan worden uitgedrukt: door deze formeel te richten tot de bewaarder van de betrokken internationale verdragen, waardoor de rechters en deskundigen die belast zijn met de toepassing ervan verplicht worden er kennis van te nemen en er rekening mee te houden. Dit is de techniek van de “interpretatieve verklaring”.”

I. Voorstelling van de procedure voor de interpretatieve verklaring

1. Definitie

Volgens de Guide to Practice on Reservations to Treaties,[6] aangenomen door de International Law Commission tijdens haar drieënzestigste zitting (2011), betekent “interpretatieve verklaring” ”een eenzijdige verklaring, ongeacht de formulering of benaming, van een Staat of een internationale organisatie, waarmee die Staat of die organisatie beoogt de betekenis of de reikwijdte van een verdrag of van sommige bepalingen ervan te preciseren of te verduidelijken.” (Richtsnoer 1.2).

Een interpretatieve verklaring verschilt van een voorbehoud omdat zij niet tot doel heeft de rechtsgevolgen van een verdrag te wijzigen of sommige bepalingen ervan uit te sluiten in hun toepassing op de auteur van het voorbehoud, maar de betekenis ervan te “preciseren” of “verduidelijken”. Zoals de Guide to Practice on Reservations to Treaties ons eraan herinnert, “Het essentiële punt is dat interpreteren niet gelijk is aan herzien”(7).

De International Law Commission bepaalt dat een interpretatieve verklaring kan worden geformuleerd met betrekking tot elk verdrag, met inbegrip van verdragen die de mogelijkheid tot het maken van voorbehoud uitsluiten, “tenzij de interpretatieve verklaring door het verdrag wordt verboden.”(richtlijn 3.5). “Voor de goedkeuring, het verzet tegen of de herkwalificatie van een interpretatieve verklaring gelden geen toelaatbaarheidsvoorwaarden.” ( richtlijn 3.6).

2. Gevolgen

Een interpretatieve verklaring dient, voor zover zij het mogelijk maakt de bedoeling van een Staat die partij is bij een verdrag te verduidelijken, de juiste uitlegging van dat verdrag, zonder het bindende karakter van een voorbehoud te hebben. Dit mechanisme is dus nuttig aangezien het doel van interpretatie is de “betekenis” ” en de “draagwijdte” ” van een verbintenis van een Staat te kennen. Volgens het Verdrag van Wenen “moet een verdrag te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis die moet worden gegeven aan de termen van het verdrag in hun context en in het licht van het voorwerp en het doel ervan”.”(art. 31, lid 1). Een uitlegging mag niet tot gevolg hebben dat de inhoud van een verplichting wordt gewijzigd.

De Commissie voor Internationaal Recht stelt in richtlijn 4.7.1 “Verduidelijking van de termen van het verdrag door een interpretatieve verklaring” het volgende:

  1. Een interpretatieve verklaring wijzigt verdragsverplichtingen niet. Zij kan slechts de betekenis of de draagwijdte die de auteur aan een verdrag of aan sommige bepalingen ervan toekent, specificeren of verduidelijken en kan, in voorkomend geval, een element vormen waarmee rekening moet worden gehouden bij de uitlegging van het verdrag overeenkomstig de algemene regel voor de uitlegging van verdragen.
  2. Bij de interpretatie van het verdrag wordt in voorkomend geval ook rekening gehouden met de goedkeuring van of het verzet tegen de interpretatieve verklaring door andere verdragsluitende Staten of verdragsluitende organisaties.

3. Modaliteiten

Volgens de Commissie voor Internationaal Recht “wordt een interpretatieve verklaring bij voorkeur schriftelijk opgesteld” door een persoon “die geacht wordt een Staat te vertegenwoordigen” en wordt gericht aan de bewaarder van het betrokken verdrag, die de Staten en internationale organisaties waarvoor zij bestemd is of, bij gebreke daarvan, de verdragsluitende Staten, hiervan onverwijld in kennis stelt.

Een interpretatieve verklaring kan “ten allen tijde worden opgesteld” ( richtlijn 2.4.4), niet alleen bij de onderhandelingen over of de bekrachtiging van het verdrag. Zij kan ook te allen tijde worden ingetrokken.

Meerdere staten kunnen gezamenlijk een interpretatieve verklaring afleggen, zonder afbreuk te doen aan het unilaterale karakter van de interpretatieve verklaring en zonder het recht te verliezen deze te allen tijde in te trekken.

4. Mogelijke reacties van andere staten op interpretatieve verklaringen

Elke verdragsluitende Staat kan zijn instemming met de in de betrokken verklaring geformuleerde interpretatie tot uitdrukking brengen door middel van een “goedkeuring” of integendeel, zijn “verzet” tegen de interpretatieve verklaring door middel van een unilaterale verklaring. Elke Staat of internationale organisatie kan ook verklaren dat hij de interpretatieve verklaring als een voorbehoud herkwalificeert. Goedkeuring, verzet en herkwalificatie van een interpretatieve verklaring moeten “bij voorkeur schriftelijk worden geformuleerd” en “moeten, voor zover mogelijk, de redenen aangeven waarom zij worden geformuleerd”.

Verzet is gerechtvaardigd indien de interpretatieve verklaring in strijd is met de bedoeling van de auteurs van het referentie-instrument, indien de tekst de mogelijkheid van een dergelijke verklaring uitdrukkelijk uitsluit of indien de verklaring wordt afgelegd buiten de eventueel in het referentie-instrument voorgeschreven termijn. Herkwalificatie als voorbehoud zou gerechtvaardigd zijn indien de betrokken verklaring tot gevolg had dat de reikwijdte van de verplichtingen van de Staat werd gewijzigd.

II Toepassing op het recht op leven

De voorgestelde interpretatieve verklaring heeft tot doel duidelijkheid te brengen in de in het internationale recht vaak besproken kwestie van de toepassing, vanaf de geboorte, van het recht op eerbiediging van het leven van elke persoon. Zij heeft dus niet rechtstreeks betrekking op abortus, maar op een voorafgaande kwestie die de praktijk ervan bepaalt.

Met deze interpretatieve verklaring laten de staten de andere verdragsluitende staten en internationale organisaties weten dat zij het begrip “persoon” of “menselijk wezen” dat recht heeft op leven, zo interpreteren dat het van toepassing is op de persoon vanaf de geboorte.

De staten en internationale organisaties zouden de volgende interpretatieve verklaring kunnen opstellen:

“Staat ABC interpreteert de bescherming van het recht op eerbiediging van het menselijk leven, gewaarborgd door Verdrag XYZ, als zijnde van toepassing op alle personen vanaf de geboorte.”

  1. De geldigheid van de interpretatieve verklaring

Deze verklaring is niet in strijd met de internationale instrumenten ter bescherming van de mensenrechten, wijzigt deze niet en is in overeenstemming met het eerdere standpunt van de staten.

Deze verklaring is niet in strijd met internationale mensenrechteninstrumenten

De internationale mensenrechteninstrumenten sluiten, expliciet noch impliciet, de prenatale periode van het menselijk leven uit van de werkingssfeer van het recht op leven, en verwijzen er zelfs expliciet naar om het in verschillende mate te beschermen.

Zonder volledig te zijn, kunnen de volgende instrumenten worden genoemd:

  • Tijdens de opstelling van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd gedebatteerd over de vaststelling van het begin van het recht op leven. Uiteindelijk werd in de tekst bewust gezwegen over dit punt,[8] waarbij de staten de mogelijkheid werd gelaten abortus toe te staan; maar in geen geval was het de bedoeling – of zelfs maar overwogen – het bestaan te bevestigen van een verplichting voor staten om abortus te legaliseren.
  • Het op 22 november 1969 aangenomen Amerikaanse verdrag inzake de rechten van de mens stelt uitdrukkelijk: “Een ieder heeft recht op eerbiediging van zijn leven. Dit recht wordt wettelijk beschermd en in het algemeen vanaf het moment van de conceptie. Niemand mag willekeurig van zijn leven worden beroofd”. (Art. 4.1).
  • Het Verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen op 20 november 1989, erkent, in aansluiting op de Verklaring van de rechten van het kind, dat “het kind op grond van zijn lichamelijke en geestelijke onrijpheid bijzondere bescherming en zorg nodig heeft, met inbegrip van passende rechtsbescherming, zowel vóór als na de geboorte” (preambule van het IVRK).
  • Het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten bepaalt dat “aan moeders gedurende een redelijke periode voor en na de bevalling bijzondere bescherming dient te worden verleend“. (Art. 10.2).
  • Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is aangenomen toen de staten die het hebben opgesteld het menselijk leven vóór de geboorte beschermden door middel van het strafrechtelijk verbod op abortus, en is sindsdien consequent uitgelegd als zou het geen recht op abortus bevatten,[9] waarbij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat “het even legitiem zou zijn voor een staat om ervoor te kiezen de ongeborene als een dergelijk persoon te beschouwen [in de zin van het Verdrag] en te streven naar de bescherming van dat leven”[10].

De interpretatieve verklaring is dus niet in strijd met internationale mensenrechteninstrumenten.

Deze interpretatieve verklaring is geen voorbehoud

Deze verklaring heeft niet tot gevolg dat de draagwijdte van het recht op leven, en dus van de verbintenis van de staten die partij zijn, wordt beperkt, maar verduidelijkt slechts de draagwijdte ervan ten opzichte van de opsteller ervan. Zij impliceert geen vermindering van de bescherming van het leven van derden, met name zwangere vrouwen.

Deze verklaring is voorts in overeenstemming met het beginsel dat een internationaal mensenrechteninstrument slechts een minimumniveau van garantie van rechten en vrijheden biedt, en de staten niet verbiedt om in hun nationale rechtsorde een hoger beschermingsniveau te bieden.

Antwoord op mogelijke bezwaren

Aan de staten die bezwaar zouden kunnen maken tegen deze verklaring, kan het volgende antwoord worden gegeven:

Er zijn geen juridische gronden voor eventueel verzet tegen de interpretatieve verklaring, mits deze niet in strijd is met de letter of de bedoeling van de auteurs van het internationale mensenrechteninstrument; voorts is zij in overeenstemming met de praktijk van de auteurs en te goeder trouw afgelegd.

Het bestaan van een tendens, na de aanneming van een verdrag, ten gunste van een vermindering van de bescherming van het menselijk leven die ertoe leidt dat het prenatale leven van de werkingssfeer van het verdrag wordt uitgesloten, verplicht een staat er niet toe de bescherming die hij daaraan verleent, te verminderen. Een verwijzing naar een dergelijke tendens, zelfs door een meerderheid, kan alleen dienen om het algemene niveau van bescherming van de rechten te verhogen, niet om het te verlagen.[11]

  1. De gevolgen van een interpretatieve verklaring

  • Voor de staat die de verklaring aflegt

Deze verklaring wijzigt het nationale recht niet.

  • Voor derde staten

Derde staten die partij zijn bij de betrokken instrumenten worden door de interpretatieve verklaring alleen geïnformeerd, maar er niet aan gebonden.

  • Voor mensenrechtenorganen

Een interpretatieve verklaring is niet bindend, maar moet in aanmerking worden genomen door mensenrechtenorganen en jurisdicties om de omvang van de verbintenis van de staat te kennen.

Wegens de specifieke inhoud van de voorgestelde interpretatieve verklaring zou niet-naleving ervan door de internationale mensenrechtenorganen echter tot gevolg hebben dat de reikwijdte van het in de nationale rechtsorde gewaarborgde recht op leven wordt beperkt, hetgeen in strijd is met het internationale recht. Een rechterlijke of quasi-rechterlijke uitlegging van het recht op leven waarbij de prenatale periode van de werkingssfeer wordt uitgesloten, zou immers in strijd zijn met het algemene beginsel van het internationale recht inzake mensenrechten volgens hetwelk geen enkele bepaling van een verdrag mag worden “opgevat als een beperking of afwijking van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden die kunnen worden gewaarborgd krachtens de wetten van een Hoge Verdragsluitende Partij of krachtens enige andere overeenkomst waarbij zij partij is. “[12] Dit beginsel is verwoord in verschillende internationale mensenrechteninstrumenten, waaronder artikel 53 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en artikel 27 van het Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde (Oviedo, 1997). Dit laatste bepaalt dat geen van de bepalingen van het verdrag mag worden geïnterpreteerd “als een beperking of een andere aantasting van de mogelijkheid voor een partij om met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde een ruimere bescherming te verlenen dan in dit verdrag is bepaald”. Volgens dit beginsel kan een staat die de doodstraf in het nationale recht verbiedt, niet worden gedwongen deze straf krachtens het internationale recht te legaliseren.

Voorts zou de uitdrukkelijke erkenning van de toepassing van het recht op leven op elke persoon, vanaf de geboorte, tot gevolg moeten hebben dat de erkenning van een “recht” op abortus wordt verhinderd, aangezien niemand een recht kan hebben op het bestaan van een persoon. Deze interpretatieve verklaring plaatst abortus in het register van uitzonderingen en schendingen van het recht op leven. Een persoon die zich op de mensenrechten zou beroepen om een recht op toegang tot abortus te vragen, buiten het geval van gevaar voor het leven van de moeder, zou misbruik van recht plegen, omdat dit verzoek tot doel zou hebben de bescherming en de rechten van ongeboren kinderen te verminderen. Een dergelijk misbruik van recht is bijvoorbeeld verboden bij artikel 17 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, aangezien het gericht is op “de vernietiging van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld of op een verdergaande beperking daarvan dan in dit Verdrag is voorzien.

Noten

[1] Observation générale sur le droit à la vie : Des mois de gestation pour aboutir à l’avortement, Compte rendu annoté de la 2e lecture des paragraphes 8 et 9 de l’Observation générale n° 36 du Comité des droits de l’homme. http://media.aclj.org/pdf/Compte-rendu-annot%C3%A9-de-l’Observation-g%C3%A9n%C3%A9rale-sur-le-droit-%C3%A0-la-vie-n%C2%B036-du-Comit%C3%A9-des-droits-de-l’homme,-ECLJ.pdf

[2] Vo v. France, [GC], No. 53924/00, 8 July 2004, (hereinafter Vo v. France) para. 75.

[3] Vo v. France, [GC], N°53924/00, 8 July 2004, paragraph 82.

[4] Inter-American Court of Human Rights, Artavia Murillo and Others v. Costa Rica. 28 November 2012. Séries C No. 257, § 264.

[5] United Nations, document A/75/626, General assembly, Seventy-fifth session, Letter dated 2 December 2020 from the Permanent Representative of the United States of America to the United Nations addressed to the Secretary-General.

[6] https://legal.un.org/ilc/reports/2011/english/addendum.pdf

[7] ICJ, Advisory Opinion of 18 July 1950, Interpretation of Peace Treaties with Bulgaria, Hungary and Romania, I.C.J. Reports 1950, p. 229, or Judgment of 27 August 1952, Rights of United States Nationals in Morocco, I.C.J. Reports 1952, p. 196.

[8] Travaux préparatoires, E/CN.6/SR.28, p. 1355.

[9] See in particular G. Puppinck, “Abortion and the European Court of Human Rights”, Law and Prevention of Abortion in Europe, Sallux, 2018.

[10] A. B. C., v. Ireland, GC, no. 25579/05, 16 Dec. 2010, § 222, upholding Vo v. France, GC, no. 53924/00, 8 July 2004.

[11] Bayev and others v. Russia, no. 67667/09, 20 June 2017, § 70.

[12] European Convention on Human Rights, Art. 53, “Nothing in this Convention shall be construed as limiting or derogating from any of the human rights and fundamental freedoms which may be ensured under the laws of any High Contracting Party or under any other agreement to which it is a party.”

Reacties uitgeschakeld voor Het formuleren van een interpretatieve verklaring van het recht op leven voor de geboorte

Killing Grga: een late abortus-zaak die Kroatië schokte

2 april 2023 April 2022 kreeg Mirela, een 39-jarige yoga-instructrice uit  Kroatië, te horen dat haar ongeboren kind Grga een hersentumor had bij zes maanden zwangerschap. Mirela besloot om Grga,…

2 april 2023

April 2022 kreeg Mirela, een 39-jarige yoga-instructrice uit  Kroatië, te horen dat haar ongeboren kind Grga een hersentumor had bij zes maanden zwangerschap. Mirela besloot om Grga, die ze tijdens de zwangerschap zo noemde, te aborteren. Ze vroeg een late abortus aan bij vier grote Kroatische ziekenhuizen. Nadat ze niet het gehoopte antwoord kreeg, nam ze een advocaat in de arm en maakte ze haar verhaal openbaar. Toen brak de hel los.(1).

Kroatië staat abortus toe tot 10 weken na de bevruchting en alleen in gevallen van verkrachting, foetale handicap of bij levensgevaar voor de moeder (2). Late abortussen moeten worden goedgekeurd door ziekenhuiscomités, een eerste en een tweede comité.  Als een late abortus door het eerste comité wordt geweigerd, kan de betrokkene in beroep gaan bij het tweede comité, waarvan de beslissing definitief is. Veel landen in de regio, zoals Slovenië en Servië, hebben zeer vergelijkbare wetgevingen, die voortkomen uit de abortuswet van de oude Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Dit is belangrijk omdat Grga’s verhaal de hele regio omspant.

Opgewekte vroegtijdige bevalling of feticide

In tegenstelling tot wat wordt beweerd, werd Mirela de afbreking van haar zwangerschap niet geweigerd. Als het gaat om zwangerschappen na de levensvatbaarheid, laat de wettelijke uitdrukking “zwangerschapsafbreking” in de praktijk twee opties toe: opgewekte vroegtijdige bevalling of feticide. Zoals is gebleken, was geen enkele Kroatische arts bereid om na 22 weken zwangerschap feticide te plegen. In feite bestaat er een landelijk medisch protocol voor het behoud van het leven van de baby wanneer deze buiten de baarmoeder kan overleven.  Mirela kreeg een meer ethische vorm van zwangerschapsafbreking aangeboden, waarna Grga relevante zorg zou krijgen. Maar Mirela wilde Grga dood, en volgens de wet had ze dat recht ook.

Beroep op gewetensbezwaar

De media hebben de zaak vertroebeld door Mirela’s zaak ten onrechte in verband te brengen met het medisch gewetensbezwaar. Het idee dat mensen niet mogen worden aangenomen als gynaecoloog als ze van plan zijn zich te beroepen op gewetensbezwaar tegen abortus werd van de ene op de andere dag een sensatie.

Hoewel gebonden aan een bijna identieke abortuswet, hebben gynaecologen uit buurland Slovenië geen verschillende medische protocollen met betrekking tot abortus vóór en na levensvatbaarheid van de foetus. In een interview (3) prees Mirela de Sloveense artsen omdat zij “ouders niet dwingen de rest van hun leven voor een geestelijk gehandicapt kind te zorgen”. Mirela was was zeven maanden zwanger van Grga toen zij in Slovenië om abortus verzocht. Zes fragmenten van de gebeurtenissen die volgden:

Een. Verschillende Kroatische niet-gouvernementele organisaties  zamelden (4) de 3.000 euro  (ongeveer 3.050 USD) in voor het doden van Grga in Slovenië. Het bedrag dat in de eerste 48 uur werd ingezameld was tien keer het streefbedrag.(5).

Twee. Sloveense abortusartsen beschimpten hun Kroatische  collega’s omdat ze “niet wisten hoe ze feticide moesten uitvoeren”(6). Servische collega’s pochten hoe “effectief” hun ziekenhuis ethische commissies zijn als het gaat om abortus, vooral in gevallen van ernstige foetale handicaps (7).

Drie. De uitdrukking “te leven als een plant” werd een modewoord voor Grga: door Mirela zelf, door pro-choice artsen, juristen, abortus-activisten en plaatselijke theoretici.  De mainstream media mijmerden over het nut van het bieden van medische zorg aan een “leven zonder enige menselijke waardigheid”(8).

Vier.   Mirela publiceerde een brief aan Grga, waarin ze schreef over hoe Grga haar in een droom influisterde: “We doen het juiste”.(9).

Vijf. In tien Kroatische steden ontstonden pro-abortus protesten, (10) ter ondersteuning van Mirela’s recht om te kiezen wie zij levend ter wereld wil brengen en om vrijheid van godsdienst en gewetensvrijheid te eisen. Ook werden er marsen voor het leven in elf steden gehouden (11), waarbij ouders van medisch complexe kinderen in het openbaar spraken over de inherente waarde en waarde van hun kinderen.

Zes. Toegevend aan de wettelijkheid van Mirela’s keuze, kondigde het Kroatische ministerie van Volksgezondheid dat het staatsziekenfonds alle kosten van Mirela’s abortus in Slovenië zou dekken. De niet-gouvernementele organisaties die het Grga-dodende fonds bijeenbrachten zeiden dat het geld “bestemd zou zijn voor vrouwen die geen toegang hebben tot wettelijk gegarandeerde reproductieve zorg”(12). Deze affaire houdt geen regelrechte ontmenselijking in. Dit is een verwrongen humanisering; Grga is tegelijkertijd afgeschilderd als volledig menselijk en volledig mensonwaardig. De grens tussen een kind (dat zijn instemming met de dood fluistert) en een plant (die zinloos bestaat) is grondig vervaagd als het nieuwe normaal van “reproductieve rechten”. Dit is ook geen gewoon verhaal over een individu dat vecht tegen een bekwaam systeem.  Het is andersom.  Kroatië is het enige land in de regio met een aanzienlijk aantal pro-life gynaecologen. Het was deze medische gemeenschap die vocht tegen de idee om zorg te weigeren aan baby’s met een slechte prognose. Onder druk van het publiek organiseerden de belangrijkste medische verenigingen van Kroatië een forum waar zij het beleid van behoud van leven en geweten verdedigden.  De vice-voorzitter voor ethiek van de nationale artsenvereniging zei: “We moeten ons bewust zijn van de politiek die streeft naar het elimineren van mensen wiens leven de staat als kostbaar beschouwt, en alleen al het feit dat we dit erkennen betekent dat we ons ervan bewust zijn dat het niveau van beschaving wordt afgemeten aan de manier waarop we omgaan met mensen die zwak, gehandicapt en kwetsbaar zijn.”(13).

Register voor gewetensbezwaarden

Intussen heeft de Kroatische minister van Volksgezondheid een register opgesteld van alle artsen die zich beroepen op gewetensbezwaren tegen abortus. Pro-choice groepen hebben opgeroepen tot een referendum om het recht op abortus weer in de grondwet op te nemen; dit alles in perfecte overeenstemming met “abortus als een mensenrecht”, voorgeschreven door het beruchte “Matić-rapport” van de EU – genoemd naar het Kroatische parlementslid dat dit rapport schreef.(14) Grga is nu vrijwel zeker dood, gedood door een injectie met kaliumchloride rechtstreeks in het hart.  Het medische protocol staat niets anders toe dan zijn kleine lichaam in een biologische afvalbak te gooien. De ware aard van zijn toestand zal nooit  bekend zijn.

Het ziekenhuis dat Mirela aanvankelijk afwees voor een abortus zal waarschijnlijk worden beboet. Een gezondheidsinspectie van de overheid ontdekte dat de eerste commissie van het ziekenhuis verzuimde Mirela te informeren dat ze het recht had in beroep te gaan bij de tweede commissie.

Spektakel van ontmoederen

Het eugenetische spektakel van ontmoederen heeft alles gewonnen: de harten, de geesten en het systeem. Kroatische pro-life artsen zullen voortaan aan een kortere leiband worden gehouden. Het publiek is eerst getraind om ziekte en invaliditeit te verwerken als een ontkenning van de menselijke waarde, en dan om een late abortus uitsluitend te verwerken door de blik van ouderlijk lijden en het recht van de vrouw op een dood kind.

Rust in vrede, kleine Grga. Wat betreft de pro-lifers van de regio, gaat de strijd door.

Bron: Life Matters Journal V.10 Issue augustus 2022

Reactie: overweging Patrick Garré

In bovenstaand artikel uit het digitale tijdschrift “Life Matters” van de Amerikaanse pro-life beweging Rehumanize International, vindt u het verhaal van een Kroatische vrouw die omwille van medische redenen een late abortus wou laten doorvoeren. De ziekenhuizen van dat land die deze vrijwillige zwangerschapsafbreking niet wilden doorvoeren, ontlokten heel wat verontwaardiging en protest van de publieke opinie. Dat het hier ging om een kind met een zware handicap dat net als ieder mens recht heeft op bescherming en liefde, kwam nauwelijks aan bod tijdens het maatschappelijk debat in Kroatië en Slovenië. Maar hoe zit het in België en Nederland? Wat voorzien de Belgische en Nederlandse abortuswetgevingen als het gaat om vrijwillige laattijdige zwangerschapsafbrekingen?

Zowel in Nederland als België bestaat er de mogelijkheid om een laattijdige abortus te laten uitvoeren, maar zijn de voorwaarden anders.

De Belgische wetgever maakt sinds de gedeeltelijke depenalisering van abortus in 1990[1], en ook bij de aanpassing van de abortuswet in 2018, een duidelijk onderscheid tussen een zwangerschap vóór en na 12 weken. Tot 12 weken kan een abortus op eenvoudig verzoek van de vrouw (de voorwaarde van de noodsituatie werd enkele jaren geleden geschrapt) en mits de ingreep wordt uitgevoerd onder medisch verantwoorde omstandigheden en door een arts. Na 12 weken kan de zwangerschap slechts vrijwillig worden afgebroken, als het voltooien van de zwangerschap een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van de vrouw of als vaststaat dat het kind zal lijden aan een uiterst zware kwaal die als ongeneeslijk wordt erkend op het ogenblik van de diagnose. In dat geval moet de arts tot wie de vrouw zich heeft gewend, de medewerking vragen van een tweede arts, wiens advies bij het dossier wordt gevoegd.[2]

Begrippen zoals “een ernstige kwaal” bij het kind of “ een ernstig gevaar voor de vrouw” moeten worden ingevuld door de betrokken artsen of, wat meestal het geval is, door de ethische comités van de ziekenhuizen. Uit het meest recente verslag van de Nationale Commissie voor de evaluatie van de abortuswet in 2018 blijkt dat vooral in “het belang van het kind” een laattijdige abortus plaatsvindt, terwijl de reden omwille van een ernstig gevaar voor de vrouw nauwelijks voorkomt.[3]

De Nederlandse wetgever laat abortus toe tot aan de levensvatbaarheid van het kind buiten de baarmoeder.  Dit betekent dat tot 24 weken de zwangerschap – in de praktijk op 22 weken – kan worden afgebroken op basis van haar toestemming, bij een noodsituatie, onder verantwoorde medische omstandigheden en door een arts. Nadien is een abortus strafbaar, ook om medische redenen.[4] Omdat er  een schemerzone bestond tussen de periode na 24 weken tot aan de geboorte en er een nood zou bestaan aan een regeling voor ongeborenen na 24 weken en pasgeborenen tot één jaar met een zware medische problematiek, werd een specifieke regeling uitgewerkt.[5] Voor het uitvoeren van deze late zwangerschapsafbrekingen (categorie 2[6]) gelden een aantal voorwaarden. Zo moet de arts de overtuiging hebben gekregen dat de ongeborene een aandoening of een combinatie van aandoeningen heeft die van zodanige aard is dat na de geboorte zou worden afgezien van een medische behandeling, omdat ingrijpen naar heersend medisch inzicht zinloos zou zijn en naar heersend medisch inzicht geen redelijke twijfel bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. [7] De arts moet ook overtuigd zijn van het feit dat er bij de ongeborene sprake is van actueel of te voorzien uitzichtloos lijden.[8] Ook het lichamelijk en psychisch lijden van de moeder onder de situatie wordt in rekening gebracht, wat enigszins kan vergeleken worden met de voorwaarde van een noodsituatie in de Nederlandse abortuswet.[9] Toch gaan heel wat Nederlandse vrouwen naar België voor een late zwangerschapsafbreking: uit de praktijk blijkt dat vrouwen niet altijd worden ingelicht over het bestaan van de uitzonderingsregeling.[10]

Hoe verder de zwangerschap is gevorderd, hoe tastbaarder en hoe reëler het ongeboren kind een plaats inneemt in het leven van de moeder (en de vader). De beschermwaardigheid van het ongeboren leven wordt in de Belgische als Nederlandse wetgeving hoger geschat naarmate de vrouw zich in een verder stadium van de zwangerschap bevindt. Toch blijven de gehanteerde voorwaarden (zoals ernst en zwaarte van de handicap en het lijden in zowel de Belgische wetgeving als in de Nederlandse regeling, afhankelijk van de wijze waarop ouders, artsen en bij uitbreiding de hele samenleving kijken naar de zinvolheid van leven dat kwetsbaar is en niet voldoet aan onze maatschappelijke verwachtingen. De mens heeft echter een inherente waardigheid, die de mens toekomt, onafhankelijk van zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid.[11] Is er daarom voor deze mensen nog een zorgzame en warme plaats in onze samenleving ? Dit zijn fundamentele vragen die de kern van ons mens-zijn raken.

Noten Killing Grga: Een late abortus-zaak die Kroatië schokte

  1. “Thousands Rally in Croatia After Woman Denied Abortion.” The Associated Press.

https://abcnews.go.com/Health/wireStory/thousands-rally-croatia-woman-denied-abortion-84679046

  1. Abortion Policy,  Croatia.

https://web.archive.org/web/20110514055117/

http://www.un.org/esa/population/publications/abortion/doc/croati1.doc

  1. Dauenhauer, Nenad  Jarić.  ”  “Beba  mi  ima  golemi  tumor,  umrijet  će  ili živjeti kao biljka. Ne daju mi da pobacim.” Index.hr.

https://www.index.hr/vijesti/clanak/beba-mi-ima-golemi-tumor-umrijet-ce-ili-zivjeti-kao-biljka-ne-daju-mi-da-pobacim/2361526.aspx

  1. “Poziv na hitnu donatorsku akciju ‘PODRŽIMO MIRELU!'” Udruga PaRiter.

https://pariter.hr/poziv-na-hitnu-donatorsku-akciju-podrzimo-mirelu/

  1. “U 48 sati prikupljeno 220.687,31 HRK za Mirelu!” Udruga PaRiter.

https://pariter.hr/u-48-sati-prikupljeno-220-68731-hrk-za-mirelu/

  1. Godeč, Željka. “Slovenski ekspert: ‘Tvrdnje vaših liječnika zvuče kao izgovor, postupak feticida  brzo  se  nauči‘.”  Jutarnji  list.

https://www.jutarnji.hr/vijesti/hrvatska/slovenski-ekspert-tvrdnje-vasih-lijecnika-zvuce-kao-izgov-or-postupak-feticida-brzo-se-nauci-15194195

  1. “URANAK Odobren  abortus  Mireli  Čavajdi  u  Hrvatskoj  |  Dr  Snežana Rakić, dr Ivan Bojović, Bruno Šimleša.”

https://youtu.be/jksKkt5HUnY

  1. Toma, Ivanka. “Kakvog smisla ima borba za goli život ako je on lišen ljudskog dostojanstva?” Jutarnji   list.   https://www.jutarnji.hr/vijesti/hrvatska/kakvog-smisla-ima-borba-za-goli-zivot-ako-je-on-lisen-ljudskog-dostojanstva-15195359
  2. “Objavljujemo potresno  pismo  Mirele  Čavajde.”  Index.hr.

https://www.index.hr/amp/vijesti/clanak/objavljujemo-potresno-pismo-mirele-cavajde/2363747.aspx

  1. ” Thousands Rally in Croatia After Woman Denied Abortion.” The Associated Press.

https://abcnews.go.com/Health/wireStory/thousands-rally-croatia-woman-denied-abortion-84679046

  1. “Thousands attend March for Life in Croatia” Right to Life News. https://righttolife.org.uk/news/thousands-attend-march-for-life-in-croatia
  1. Solidarna – zaklada za ljudska prava i solidarnost. https://www.facebook.com/1613596262283008/posts/pfbid0kTCCw2Fa5a9wrkJiHPtqr4t49HrgQzVMhTTNBdKesPSRGrskdAzrF7zYvtZM7ZuTl/?d=n
  1. Palatinuš, Vlatka Polšak. “U totalnoj ofanzivi na priziv savjesti stručnjaci stali  u  obranu  ovog  instituta:  ‘Nitko  nas  nema  pravo  prozivati  i  osuđivati.’”

Narod.hr. https://narod.hr/hrvatska/u-totalnoj-ofanzivi-na-priziv-savjesti-strucnjaci-stali-u-obranu-ovog-instituta-nitko-nas-nema-pravo-prozivati-i-osudivati

  1. “REPORT on the situation of sexual and reproductive health and rights in the EU, in the frame of women’s health.” European Parliament.

https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-9-2021-0169_EN.html

Noten overweging Patrick Garré

[1] De Wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking.

[2] Artikel 2, 5° van de Wet van 15 oktober 2018 betreffende de vrijwillige zwangerschapsafbreking, tot opheffing van de artikelen 350 en 351 van het Strafwetboek, tot wijziging van de artikelen 352 en 383 van hetzelfde Wetboek en tot wijziging van diverse wetsbepalingen (1)

[3] Nationale Commissie voor de evaluatie van de wet van 15 oktober 2018 betreffende de zwangerschapsafbreking, Verslag ten behoeve van het parlement (1/1/2018-31/12/2019), pp. 54-56.

[4] Artikelen 82a, 289 en 296 van het Wetboek van Strafrecht.

[5] Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 december 2015, kenmerk 885614-145412-PG, houdende instelling van een commissie voor de beoordeling van gemelde gevallen van late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (hierna “Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen” genaamd).

[6] Categorie 2: De afbreking van een late zwangerschap in geval van een aandoening waarbij bij de ongeborene sprake is van één of meer aandoeningen die tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen leidt of leiden die of omdat voor de ongeborene naar redelijke verwachting een beperkte kans op overleven bestaat:    https://www.om.nl/onderwerpen/late-zwangerschapsafbreking

[7] Artikel 6. a. van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen

[8] Artikel 6. b. Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen

[9] Artikel 5, 2 b. van de Wet van 1 mei 1981 houdende regelen met betrekking tot het afbreken van de zwangerschap.

[10] De Morgen, 5 juni 2021: Waarom Nederlandse vrouwen voor een late abortus naar België komen: ‘Artsen hebben angst voor justitie’ (demorgen.be)

[11] Zorgnet Icuro, Ethisch Advies 13: het zorgproces inzake zwangerschapsafbreking na prenatale diagnostiek, 24 april 2008, https://www.zorgneticuro.be/publicaties/ethisch-advies-13-het-zorgproces-inzake-zwangerschapsafbreking-na-prenatale-diagnostiek

Reacties uitgeschakeld voor Killing Grga: een late abortus-zaak die Kroatië schokte

Doden van een mens als mensenrecht?

27 februari 2023 Dinsdag 6 december ging de Eerste Kamer akkoord met de verstrekking van de abortuspil bij de huisarts. Het is niet de eerste versoepeling van de toegang tot…

27 februari 2023

Dinsdag 6 december ging de Eerste Kamer akkoord met de verstrekking van de abortuspil bij de huisarts. Het is niet de eerste versoepeling van de toegang tot abortus in Nederland. Eerder dit jaar werd de vaste beraadtermijn afgeschaft. In november dienden D66-Kamerleden Sjoerd Sjoerdsma en Wieke Paulusma namelijk een initiatiefmotie in waarmee ze het kabinet opriepen de toegang tot abortus te verheffen tot een mensenrecht. Ze riepen daarbij het kabinet op om met gelijkgestemde landen gezamenlijk te pleiten voor het vastleggen van een recht op abortus in zowel het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU Handvest) als het Internationaal Verdrag voor burgerrechten en politieke rechten. De twee Kamerleden streven zo naar een Europa met abortuszorg, zonder begrenzingen.

Internationale roep om abortus als mensenrecht

Het idee is niet nieuw: begin dit jaar stelde president Macron dit al voor bij de start van het voorzitterschap van Frankijk van de Europese Unie. En later dit jaar nam het Europees Parlement – naar aanleiding van de uitspraak van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten die een einde maakte aan het constitutioneel abortusrecht – een resolutie aan waarin het ook opriep om abortus als mensenrecht op te nemen in het EU Handvest.

Ook vanuit de Verenigde Naties poogt men belemmeringen tot de toegang tot abortus weg te nemen en abortus tot aan het einde van de zwangerschap mogelijk te maken om elke reden. Zo adviseerde het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties (VN) in 2018 dat zwangerschapsafbreking viel onder het recht op leven. En uit de Richtlijnen voor abortuszorg van de WHO die dit jaar verschenen, bleek dat ook deze organisatie streeft naar een onbelemmerde toegang tot abortus.

Een mensenrecht op abortus is een volgende stap in deze ontwikkeling. Maar deze pogingen – en dus ook de initiatiefmotie – tonen een gebrek aan kennis van het internationaal recht en mensenrechten, en is vanuit menselijk perspectief betreurenswaardig.

Strijd met doel mensenrechten: beschermen van menselijke waardigheid

Het doel van mensenrechten is tenslotte het beschermen van de menselijke waardigheid. Zo noemt het EU Handvest in het eerste artikel de menselijke waardigheid “onschendbaar” en iets dat “geëerbiedigd en beschermd” moet worden. Ook bepaalt het Handvest dat “eenieder” recht op leven heeft. Abortus als mensenrecht opnemen in nota bene datzelfde document, is daarmee in strijd: er is niets waardigs aan het doden van een ander kwetsbaar mens dat zichzelf niet kan verdedigen.

En dan kunnen we wel naar onze ongeboren medemens verwijzen met benamingen als ‘foetus’, ‘klompje cellen’ of zelfs ‘parasiet’ – benamen die in wezen de ongeborene ontmenselijkt – maar dat doet niets af aan de wetenschappelijke realiteit: het is menselijk leven. En als een ongeborene deel uitmaakt van de menselijke soort heeft het ook een waardigheid die bescherming verdient. Daardoor kan men in de geest van het mensenrechtenrecht de ongeborene hiervan ook niet volledig uitsluiten. Laat staan een mensenrecht creëren gericht op het doden ervan.

Ongeborene kent vindt beschermwaardigheid in internationaal en Europees recht

Deze erkenning van de menselijkheid en de beschermwaardigheid van de ongeborene is ook terug te vinden in het internationaal en Europees recht. Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt bijvoorbeeld dat de doodstraf niet mag worden uitgevoerd op zwangere vrouwen, juist vanuit humanitaire overwegingen en met oog voor het belang van het ongeboren kind. Ook het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Oviedo Biogeneeskundeverdrag erkennen de menselijkheid van de ongeborene. Verder bieden de Verdragen van Genève een bijzondere bescherming aan zwangere vrouwen en oordeelde het Europees Hof voor de rechten van de Mens dat de embryo en foetus behoren tot het menselijk ras en ze bescherming verdienen uit naam van de menselijke waardigheid. Ook erkende het Hof van Justitie van de Europese Unie de menselijkheid en de waardigheid van de ongeborene vanaf het moment van conceptie.

Geen consensus in internationale gemeenschap

Maar de Kamerleden Sjoerdsma en Paulusma gaan met hun motie ook volledig voorbij aan het feit dat er binnen de internationale gemeenschap geen consensus is over het bestaan van een recht op abortus. Dit blijkt onder meer uit de Geneva Consensus Declaration die inmiddels door 36 landen is ondertekend. De ondertekenaars verklaren vóór vrouwenrechten te zijn, maar bevestigen dat er geen internationaal recht op abortus bestaat. En onlangs stemde zelfs het normaal gesproken pro abortus gestemde Frankrijk tegen een constitutioneel recht op abortus. Ook negeert de motie het feit dat landen zelf hun abortuswetgeving mogen bepalen. Die afspraak staat in twee belangrijke documenten voor vrouwenrechten, de Programme of Action en de Beijing Declaration and Platform for Action. De indieners van de motie verwijzen ook naar de VN-verdragsorganen die een relatie zien tussen abortus en mensenrechten. Maar deze vermeende relatie is slechts een interpretatie. Daarbij ontberen deze organen juridische bindende kracht. Landen zijn dus niet gehouden om de uitingen van de verdragsorganen te volgen.

Tot slot: abortus is geen louter juridisch vraagstuk. Het is vooral een ethisch en menselijk vraagstuk dat zowel de vrouw als het kind raakt. En of we de ongeborene een persoon noemen of niet, of rechten toekennen of niet, we mogen de wetenschap niet negeren dat het altijd gaat om een mens met waardigheid. En vanuit dat uitgangspunt dienen we het (internationaal) recht toe te passen.

Dit artikel verscheen eerder als opiniestuk in het ND.

Reacties uitgeschakeld voor Doden van een mens als mensenrecht?

Type uw zoekwoord in onderstaand veld. Druk hierna op enter/return om te zoeken

Spring naar toolbar