Officieel zijn artsen verplicht om een zwangerschapsafbreking na 24 weken te melden bij een landelijke commissie. Ook een levensbeëindiging bij een pasgeborene moet daar gemeld worden. In de praktijk gebeurt dat nauwelijks, blijkt uit het jaarverslag van deze commissie.

Artsen hebben in de jaren 2013 en 2014 samen vier meldingen van late zwangerschapsafbreking gedaan, en geen enkele melding van levensbeëindiging bij pasgeborenen bij de centrale deskundigencommissie LZA-LP. Van de vier gevallen van late zwangerschapsafbreking die wel zijn gemeld in 2013 en 2014, oordeelde de commissie over één daarvan dat hij niet zorgvuldig was. Sinds de inwerkingtreding in 2007 is slechts één geval van levensbeëindiging gemeld bij pasgeborenen, constateert de commissie in de inleiding van het jaarverslag.

Jaarlijks overlijden ongeveer 650 pasgeborenen, vaak vanwege zeer ernstige aangeboren afwijkingen en ondanks optimale intensivecarebehandeling. De geboorte van een baby met zeer ernstige afwijkingen leidt voor ouders en het medische behandelteam vaak tot ingrijpende dilemma’s rond doorgaan of stoppen met behandelen. De KNMG heeft in 2013 een rapport uitgebracht ‘Medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen met zeer ernstige afwijkingen’. Hierin staat dat een arts het leven van een pasgeborene mag beëindigen in dergelijke omstandigheden.

Dat KNMG-rapport hielp bij de discussie, maar bracht niet de gewenste verheldering rond cruciale begrippen als actueel en ondraaglijk lijden en gaspen, aldus het jaarverslag van de LZA-LP. In januari 2016 treedt er een nieuwe regeling in werking over het melden.