Mensenrechten en het belang ervan

De rechten van de mens, of kortweg de mensenrechten, zijn rechten die ieder mens toekomen, waar ook ter wereld. Mensenrechten zijn er om mensen te beschermen tegen de macht van de staat en moeten ervoor zorgen dat iedereen kan leven in menselijke waardigheid.

Mensenrechten leggen aan de overheden ‘negatieve verplichtingen’ op. Dat zijn verplichtingen om bepaalde handelingen niet te doen en daardoor geen mensenrechten te schenden. Daarnaast leggen mensenrechten ook ‘positieve verplichtingen’ op die staten opdragen om zich juist in te spannen en actief bepaalde maatregelen te treffen.

Levensbegin

In onze visie begint het menselijk leven bij de conceptie.

Vanaf de conceptie dient het embryo als mens beschouwd en behandeld te worden. In het embryo gaat het om een mens die in iedere fase van zijn ontwikkeling, bepaalde menselijke eigenschappen vertoont. In de verdere ontwikkeling zullen andere menselijke eigenschappen in meerdere of mindere mate tot uitdrukking komen. Er is logisch gezien geen reden om een menselijk organisme pas als mens te zien, wanneer het bepaalde, voor de volwassen mens kenmerkende eigenschappen vertoont. De mens is in alle fasen van zijn bestaan een geestelijk-lichamelijke eenheid. Dat betekent dat vanaf het begin van het lichamelijk bestaan van de mens ook diens geestelijke zijde reeds aanwezig is. Dat wil niet zeggen dat de diverse ontwikkelingsfasen geen verschil in concrete benadering met zich mee kunnen brengen, zoals ook een zuigeling anders benaderd wordt dan een volwassene.

Levenseinde

Maatschappelijke en politieke discussie levensbeëindiging

Het onderwerp euthanasie c.q. levensbeëindiging en hulp bij zelfdoding is nog even omstreden als toen de discussie in Nederland op gang kwam. Aan actualiteit heeft dit onderwerp niet ingeboet. De ontwikkelingen op dit gebied doen de maatschappelijke discussie erover telkens opnieuw oplaaien.

In de jaren tachtig richtte de euthanasiediscussie zich op de legalisering van levensbeëindigend handelen bij mensen die aan een ongeneeslijke lichamelijke aandoening leden, op hun uitdrukkelijk verzoek. In de latere jaren is de vraag opgeworpen of dat ook niet bij mensen met een onbehandelbare psychiatrische aandoening moet worden toegestaan. Alsook levensbeëindiging bij mensen die lijden aan de ziekte van Alzheimer (dementie); levensbeëindiging bij gehandicapte pasgeboren kinderen onder bepaalde voorwaarden en ouderen die ‘klaar met leven” zijn. Hierdoor is wat betreft het motief -het accent- verschoven van het verzoek van de betrokkenen, naar de ondraaglijkheid van het leven.