Openbaar Ministerie, 26 oktober 2018

Het College van procureurs-generaal heeft besloten een arts die euthanasie uitvoerde bij een 72-jarige vrouw in april 2017 niet te vervolgen en de zaak onvoorwaardelijk te seponeren. Een officier van parket Oost-Nederland deed op verzoek van het College strafrechtelijk onderzoek naar mogelijk strafbare euthanasie door de arts. Op basis van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek kan de arts geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt. De arts heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidsnormen gehandeld.

De patiënte leed aan uitgezaaide kanker, was uitbehandeld en ervoer haar lijden als ondraaglijk door de snelle verslechtering van haar lichamelijke situatie. Twee dagen voor de levensbeëindiging raakte de vrouw in coma als gevolg van een hersenbloeding, waardoor er sprake was van ernstige afasie en een wisselend verlaagd bewustzijn.

Het Openbaar Ministerie komt tot het oordeel dat de arts voldoende heeft kunnen vaststellen dat de beslissing van de vrouw tot euthanasie vrijwillig en weloverwogen was. Hoewel er na de hersenbloeding sprake was van een verlaagd bewustzijn, was die niet zodanig dat de patiënte niet meer kon communiceren. Zij was in staat haar wil te uiten en haar euthanasiewens te bevestigen door met haar hoofd te knikken en in handen te knijpen. Dit maakte dat een schriftelijke wilsverklaring niet nodig was. Verder is uit het strafrechtelijk onderzoek naar voren gekomen dat de patiënte voorafgaand aan haar hersenbloeding meerdere malen haar euthanasiewens had geuit tegenover de arts.

Daarnaast is volgens het College van procureurs-generaal voldoende aangetoond dat de vrouw ondraaglijk leed in de periode kort voor haar euthanasie. Er waren bij de patiënte duidelijke tekenen van lijden aanwezig en zij had zichtbaar pijn. Reeds voor de hersenbloeding was de gezondheidssituatie van de patiënte uitzichtloos en ondraaglijk en was genezing of behandeling niet meer mogelijk.

De zaak was vorig jaar door de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie voor een strafrechtelijke beoordeling. Dat gebeurt bij elk onderzoek waarin de RTE heeft geconcludeerd dat een arts niet overeenkomstig de zorgvuldigheidsnormen van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding heeft gehandeld.

Het oordeel van de RTE in bovengenoemde zaak is te vinden op de site van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie, onder nummer: 2017 – 73.

Het College verwacht binnen enkele weken uitsluitsel te kunnen geven over andere strafrechtelijke onderzoeken naar mogelijk strafbare euthanasie. Op dit moment lopen er nog vier strafrechtelijke onderzoeken: twee zaken bij het parket Noord-Holland en twee zaken bij het parket Den Haag.