Een euthanasie aanvraag door een derde. Een scenario waarbij je nogal wat moreel ethische dilemma’s kan verwachten. Desalniettemin is dit nu mogelijk op grond van een uitspraak (i)  van het Europees Hof van Justitie van de Rechten van de Mens (EHRM) van deze zomer. Hieronder zal ik kort deze zaak bespreken en vragen stellen die opkomen bij deze uitspraak.

De Feiten

De zaak speelt zich af in Duitsland waar een vrouw (mevrouw Koch) bijna volledig verlamd raakt. Ze wordt kunstmatig beademd en heeft constante verzorging nodig van verpleegsters. Ze wil niet langer een leven dat in haar ogen onwaardig was en wil er een einde aan maken met de hulp van haar man. Ze vragen gezamenlijk aan het Federaal Instituut voor Medicijnen en Medische Hulpmiddelen (BundesinstitutfürArzneimittelundMedizinprodukte) om een medicatie waarmee het leven van mevr. Koch beëindigd kan worden. Deze aanvraag wordt afgewezen. Dit gebeurt ook in het hoger beroep bij het Federaal Instituut. Tevens wordt daar gezegd dat de verzoeker geen procesbevoegdheid (legal standing) heeft. Dit laatste wordt bevestigd door de bestuursrechtbank in Keulen (Verwaltungsgericht). Ook daar word de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Het proces eindigt bij het Federaal Constitutioneel Hof (Bundesverfassungsgericht), dat de verzoeker eveneens niet-ontvankelijk verklaart en verder aangeeft dat dhr. Koch (mevr. Koch is inmiddels overleden) zich niet kan beroepen op een postuum recht van zijn vrouw.

De verzoeker stelt bij het EHRM dat deze beslissingen door de instanties in zijn land een schending zijn van  artikel 8 (het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven) van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Het EHRM geeft hem daarin gelijk; zowel de afwijzing van de medicatie door het Federaal Instituut als het niet behandelen van de aanvraag door de nationale rechtelijke instanties zijn een schending van het recht op eerbiediging van privéleven van de verzoeker (ii).

In de Koch zaak doet de verzoeker dus strikt genomen geen aanvraag voor euthanasie, maar vraagt medicijnen aan waarmee hij en zijn vrouw euthanasie kunnen plegen. Toch is dat indirect wel een verzoek om euthanasie. Het is daarmee zelfs zo nauw verbonden, dat het in de praktijk als zodanig kan worden beschouwd.

(Morele) consequenties

Het hof heeft vooral het belang van de verzoeker in acht genomen. Het heeft niet zozeer rekening gehouden met mogelijke gevolgen van het gelijk geven van de verzoeker. Terwijl het inmiddels duidelijk is dat het toestaan van bepaalde praktijken – hoe goed bedoeld ook – het bekende proces van de glijdende schaal in werking stellen.

Dat zien we ook bij het legaliseren van euthanasie. Aanvankelijk had men bij het toestaan van euthanasie alleen aan lichamelijk lijden voor ogen. Echter, later werd het ook geaccepteerd bij psychisch lijden (iii).  En inmiddels wordt door sommigen bepleit dat mensen die ‘hun leven voltooid achten’ na hun 70e moeten kunnen kiezen voor de dood (iv).

Echter, waar in deze situaties tot nu toe de keuze en beschikking lag bij de lijdende persoon zelf,lijkt de Koch zaak deze uit te breiden naar een derde persoon;een ander persoon dan de lijdende persoon kan zich nu op artikel 8 beroepen en aangeven dat hij het recht heeft dodelijke medicijnen aan te vragen voor een ander persoon. Deze derde persoon moet overigens wel aan bepaalde eisen voldoen (v):

  • Er moet sprake zijn van een hechte familieband
  • De verzoeker moet voldoende persoonlijk of juridisch belang hebben in de zaak
  • De verzoeker heeft in het verleden aangetoond dat er een belang in de zaak aanwezig is

Rijzende vragen

De uitspraak roept diverse vragen op. Vragen die het vermoeden geven dat de mogelijkheden om te euthanaseren alleen maar uitbreiden.

Een belangrijke vraag is of dit recht eveneens opgaat als de lijdende persoon niet bij kennis is. In de onderhavige zaak verzocht de vrouw van de verzoeker zelf om euthanasie. Maar wat betekent het nu toegekende recht  als iemand niet te kennen kon of kan geven geëuthanaseerd te willen worden. Stel dat de lijdende persoon familie heeft die voldoet aan de eerder genoemde voorwaarden. Dan heeft deze familie strikt genomen het recht de medicijnen aan te vragen. Op zijn minst moet deze aanvraag serieus genomen worden. Loopt de zieke dan kans om tegen zijn wil geëuthanaseerd te worden? Hoewel het Hof niet een over dergelijke scenario heeft besproken, zal de wetgeving hier waarborgen moeten stellen.

Een andere vraag is wiens recht voor gaat in het geval van conflicterende rechten, nu zowel de lijdende persoon als een familielid  een recht hebben. Zijn deze cumulatief? Bestaat het recht van het familielid ook als de lijdende persoon geen euthanasie wil?

Daar komt bij dat het bericht deze zomer dat CVZ wilde stoppen met vergoeden van bepaalde dure medicijnen (vi), al aangeeft dat in onze samenleving de zorg steeds meer gekoppeld wordt aan financiële belangen. Voegen we daar aan toe dat onze samenleving steeds individualistischer wordt, dan wordt het vooruitzicht op het toegekende recht in de Koch zaak niet rooskleuriger.

Tenslotte zijn er de criteria waar een familielid aan moet voldoen om medicijnen voor euthanasie aan te vragen; deze zijn voor interpretatie vatbaar en kunnen daardoor breed worden opgevat.  Zo vraagt de eerste om een “hechte familieband”.  Wat is “hecht”? En wanneer is een band hecht genoeg om op dit recht te beroepen? Het tweede criteria vraag om “voldoende persoonlijk of juridisch belang”. Wellicht dat juridisch belang nog wel kan worden aangetoond. Maar bij afwezigheid daarvan, zal de rechter het subjectieve “persoonlijk belang” moeten beoordelen. Deze criteria zullen arbitrair moeten worden beoordeeld in elke zaak. Dit zet de weg open om de groep die zich kan beroepen op artikel 8 bij een euthanasie aanvraag uit te breiden. 

Conclusie

De glijdende schaal. Een term die vaak wordt genoemd in discussie rond ethische thema’s. We willen dan wel het lijden graag voorkomen en het is te begrijpen dat mensen hun eigen lijden willen beëindigen. Toch zien we dat bepaalde beslissingen met betrekking tot deze materie, zoals het legaliseren van euthanasie grote gevolgen heeft voor hoe de samenleving tegen het menselijk leven aankijkt. Dat is iets waar ook de rechter en de wetgever bewust van zouden moeten zijn.

Nu is er dan een uitspraak die er op neerkomt dat een derde euthanasie kan aanvragen voor de lijdende persoon. Een uitspraak die ook vooral vragen oproept. Vragen die onbeantwoord zijn gebleven door de Europese rechter, maar die naar verwachting zullen opkomen in soortgelijke situaties. Vragen die zullen moeten worden beantwoord door de wetgever, zodat deze ons tegen een verder glijden op de schaal kan beschermen.

Referenties

i Koch vs Germany, no. 497/09
ii Para. 54, Koch vs Germany, no. 497/09
iii Euthanasie bij psychisch lijden mag wel degelijk, maandag, 04 juli 2011, Human.nl http://www.human.nl/index.phpoption=com_resource&view=article&article=41541&Itemid=79
iv http://sparta.projectie.com/~uitvrije/
v Para 44, Koch vs Duitsland
vi http://nos.nl/artikel/400207-advies-stop-met-dure-medicijnen.html